Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2013
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
naar aanleiding van het verzoek van de griffier van de vaste commissie voor Sociale
Zaken en Werkgelegenheid op 6 maart jl., mijn reactie op de berichtgeving van het
NIBUD over de problemen ten aanzien van sociaal leven met een bijstandsuitkering.
Het NIBUD heeft op 5 maart jl. een persbericht uitgebracht om aandacht te vragen voor
de nieuwe editie van het Budgethandboek. De titel van het persbericht luidde «Een
sociaal leven in bijstand vrijwel onmogelijk». In het persbericht is met name beschreven
hoe, bij gezinnen met kinderen waar beide volwassenen geen werk hebben, inkomsten
en uitgaven zich met elkaar verhouden. Dit gezin houdt volgens het NIBUD 5 euro per
maand over voor sociale participatie. Een alleenstaande bijstandsgerechtigde houdt
50 euro per maand over voor sociale participatie en een alleenstaande ouder met een
kind 245 euro per maand.
Het is een feit dat mensen in de bijstand, net zoals veel andere groepen in de samenleving,
hun koopkracht de afgelopen jaren hebben zien afnemen. Helaas voelen steeds meer mensen de financiële gevolgen van de economische recessie.
Meer dan ooit moeten mensen letten op hoe zij met hun geld omgaan en moeten zij streven
naar een goede balans tussen inkomsten en uitgaven. Ik realiseer mij dat dit veel
van mensen vraagt. Vooral mensen met lage inkomens zullen soms moeilijke beslissingen
moeten nemen. Die zijn echter wel nodig om (financiële) problemen te voorkomen.
Voor mensen die aangewezen zijn op het vangnet van de Wet Werk en Bijstand geldt dat
de hoogte van de bijstandsuitkering gekoppeld is aan het referentie minimumloon. Voor
paren komt dit bijvoorbeeld neer op een koppeling van 100% aan het netto minimumloon.
In het regeerakkoord is afgesproken dat de afbouw van de dubbele heffingskorting in
het referentieminimumloon in de jaren 2014 tot en met 2017 wordt getemporiseerd, zodat
per jaar 2,5 procentpunt wordt afgebouwd in plaats van 5 procentpunt per jaar. Hierdoor
gaan mensen met een uitkering er minder op achteruit dan eerder was afgesproken. Daarnaast
zijn in het regeerakkoord middelen gereserveerd voor een intensivering van het armoedebeleid
ten behoeve van de meest kwetsbaren.
Gemeentelijke regelingen zoals kwijtschelding van lokale belastingen, een stadspas
en de bijzondere bijstand kunnen ervoor zorgen dat het besteedbaar inkomen aanzienlijk
toeneemt. De NIBUD systematiek houdt geen rekening met de stadspassen en bijzondere
bijstand. Deze regelingen zijn dus niet in de cijfers terug te zien. Wél verwijst het NIBUD mensen door
naar de gemeenten, zodat zij bij hun eigen gemeente een beroep kunnen doen op deze
regeling(en).
Ook ik raad mensen die in de knel komen aan om bij hun gemeente na te gaan welke mogelijkheden
er voor hen zijn. De ervaring leert dat het zoeken van hulp vaak veel te laat gebeurt
waardoor het vinden van een oplossing steeds moeilijker wordt. Het is echter belangrijk
dat mensen met betalingsproblemen snel hulp zoeken, om erger te voorkomen. Bij deze
zoektocht zijn hulpmiddelen beschikbaar, bijvoorbeeld de «Bereken uw recht» webpagina
van Stimulansz. Veel gemeenten werken hierin samen zodat hun burgers na kunnen gaan
hoe ze een probleem kunnen oplossen en welke ondersteuning beschikbaar is.
Daarnaast zetten gemeenten in op uitstroom uit de bijstand. Werk is de beste remedie
tegen armoede. De Nederlandse armoededoelstelling in het kader van de Europa 2020
strategie is mede daarop gericht: het aantal mensen in een huishouden met een lage
werkintensiteit terugbrengen. Het beleid van het kabinet is sterk gericht op meer
mensen actief bij de samenleving betrekken. Dit is onder meer doel van de voorgenomen
Participatiewet.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma