30 523 Bepalingen met betrekking tot de veilige vaart op de binnenwateren (Binnenvaartwet)

Nr. 77 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2013

Naar aanleiding van het verzoek van het lid Bashir in het ordedebat op 23 mei jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 86, Regeling van Werkzaamheden), ga ik hierna achtereenvolgens in op:

  • de voortgang van het Transitiecomité Binnenvaart;

  • de voortgang van het (inter)nationale overleg over de aanpak van de crisis in de binnenvaart.

Tevens ga ik in op de vraag van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van 29 mei jl. inzake het Tijdelijk besluit laden en lossen binnenvaart.

Voortgang Transitiecomité Binnenvaart

Van de voorzitter van het Centraal Bureau voor de Rijn- & Binnenvaart (CBRB) heb ik op 22 mei een brief ontvangen waarin deze meldt op korte termijn een voorstel aan het bestuur voor te leggen om de deelname aan het Transitiecomité te beëindigen. Reden hiervan is dat CBRB op dit moment onvoldoende perspectief meer ziet in de totstandkoming van één ketenbrede binnenvaartorganisatie. Ik heb kennis genomen van de overwegingen van de voorzitter van CBRB.

In het rapport van de Binnenvaartambassadeur uit 2010 werd bepleit om te komen tot een sterke en eenduidige binnenvaartorganisatie in ons land. Gedachte hierachter was dat een dergelijke organisatie vanuit het bedrijfsleven het beste invulling zou kunnen geven aan noodzakelijke activiteiten gericht op structuurversterking van de sector zoals voorgesteld door de Binnenvaartambassadeur. Via onder meer de aanstelling van de heer A. Kraaijeveld als voorzitter van het Transitiecomité heb ik mij ingespannen om de totstandkoming van een dergelijke brede binnenvaartorganisatie te bevorderen. Tegen deze achtergrond betreur ik het door de voorzitter van CBRB aangekondigde besluit. Tegelijk benadruk ik dat de organisatie van de sector uiteindelijk een eigen verantwoordelijkheid is van betrokken partijen.

De opstelling van CBRB laat onverlet dat afgelopen week een belangrijke stap gezet is in de richting van één organisatie van varende ondernemers in de binnenvaart. Op 29 mei hebben Binnenvaart Branche Unie (BBU), de Groep Varende Ondernemers uit CBRB en Koninklijke Schuttevaer een intentieverklaring ondertekend voor de oprichting van Binnenvaart Logistiek Nederland (BLN), waarin circa 1.400 binnenvaartondernemers verenigd zijn.

Ik vind het spijtig dat hiermee nog geen sprake is van één ketenbrede binnenvaartorganisatie, maar ik juich de bundeling van varende ondernemers in BLN als betekenisvolle stap in deze richting toe. BLN blijft streven naar verdere verbreding en zal, naar ik begrepen heb, ook de eigen organisatie hierop inrichten.

Zowel BLN als CBRB hebben aangegeven zich te blijven inzetten voor de realisatie van de overige punten uit de agenda van de Binnenvaartambassadeur, zoals verduurzaming, versterking van de logistieke positie van de binnenvaart en verbetering van scholing en opleiding. Hiertoe zullen zij ook waar nodig de samenwerking met elkaar en andere partijen, waaronder mijn ministerie, blijven zoeken.

Voortgang (inter)nationaal overleg over aanpak crisis binnenvaart

In mijn brief aan uw Kamer d.d. 13 mei jl. (Kamerstuk 30 523, nr. 76) over de stand van zaken in de binnenvaart, gaf ik al aan dat naar mijn overtuiging overleg op Europees niveau de aangewezen plek is om maatregelen te overwegen die de huidige overcapaciteit in de droge ladingvaart kunnen aanpakken. Maatregelen gericht op capaciteitsbeheersing raken immers al snel aan de beginselen van vrije marktwerking en prijsvorming en kunnen van invloed zijn op markt- en concurrentieverhoudingen. Bovendien is de binnenvaart een bij uitstek internationaal opererende sector.

In aanvulling op mijn brief aan uw Kamer d.d. 13 mei jl. kan ik melden dat de Europese Commissie op verzoek van België op 27 mei jl. een vergadering van het binnenvaartcomité conform Richtlijn 91/672/EG heeft samengeroepen. Deze bijeenkomst had een verkennend karakter, waarbij aan de aanwezige lidstaten gevraagd werd hun zienswijze te geven op de huidige situatie in de binnenvaart. Nederland heeft met België in deze bijeenkomst haar zorgen geuit over met name de gevolgen van de huidige overcapaciteit in de droge ladingvaart. Over mogelijke maatregelen is nog niet gesproken. De Commissie heeft aangegeven van plan te zijn om op korte termijn een hoorzitting te organiseren met de Europese binnenvaartorganisaties en direct hierna het overleg met de lidstaten te vervolgen.

Een formeel verzoek van België aan de Commissie om de crisis in de binnenvaart uit te roepen is nog niet uitgegaan omdat nog gewerkt wordt aan de cijfermatige onderbouwing hiervan. Een dergelijk verzoek wordt wel op korte termijn verwacht. Na ontvangst van een formeel verzoek dient de Commissie volgens Richtlijn 96/75/EG binnen drie maanden een besluit te nemen.

In de genoemde Kamerbrief heb ik gemeld het Belgische initiatief te ondersteunen. Van de BBU ontvangen informatie over de marktsituatie in het segment droge lading en grotere schepen (meer dan 2.000 ton) heb ik inmiddels aangeleverd aan België. Ter voorbereiding van de Nederlandse inbreng in het overleg in EU-verband over mogelijke maatregelen, voer ik thans overleg met sectororganisaties BBU, CBRB, Algemeene Schippers Vereeniging (ASV), verladersorganisatie EVO en de Vereniging van Waterbouwers NWB over de mogelijke aanpak van de crisis op korte termijn. Uitkomsten van de in de afgelopen maanden gevoerde gesprekken van het Transitiecomité Binnenvaart met de banken worden hierin meegenomen.

Het overleg nationaal voer ik met organisaties gezamenlijk omdat voorstellen – willen deze kans van slagen hebben – moeten kunnen rekenen op een breed draagvlak in de sector. Daarnaast dienen voorstellen uitzicht te bieden op effecten op korte termijn en te passen binnen mededingingsrechtelijke kaders.

Op de uitkomsten van het overleg op nationaal en internationaal niveau kan ik niet vooruitlopen. In mijn brief van 13 mei jl. heb ik het voornemen geuit om uw Kamer direct na het zomerreces opnieuw te informeren over de stand van zaken in de binnenvaartsector, in de verwachting dat het overleg op Europees niveau alsdan tot voldoende conclusies geleid heeft.

Besluit laden en lossen binnenvaart

In de procedurevergadering van de vaste commissie van Infrastructuur en Milieu van 29 mei jl. is het verzoek gedaan om reactie te geven op het verzoek in de brief van de Binnenvaart Branche Unie en de Algemeene Schippers Vereeniging d.d. 28 mei 2013 om het Tijdelijk besluit laden en lossen binnenvaart te handhaven. Het Tijdelijk besluit loopt op 6 juli 2013 af. Aangezien het besluit valt onder de bevoegdheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, dien ik mijn reactie op uw verzoek met hem af te stemmen. Ik zal uw Kamer spoedig in een afzonderlijke brief van onze gezamenlijke reactie op de hoogte stellen, opdat uw Kamer deze reactie nog kan betrekken bij het nog vóór het zomerreces aangekondigde Algemeen Overleg Scheepvaart.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven