30 432
Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld

nr. 24
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2007

In het wetgevingsoverleg van de Vaste Commissie voor Financiën van maandag 2 juli jl. is het initiatiefwetsvoorstel Depla/Blok inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld behandeld.

In dit overleg is een tweetal zaken in het kader van toezicht door de overheid op financiële producten aan de orde gekomen, waarbij de staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd dat ik daar nog voor de plenaire behandeling in uw Kamer op donderdag 5 juli a.s. aanvullend op zal reageren.

Allereerst is in het wetgevingsoverleg een motie ingediend door de leden Omtzigt en Tang. Hierin wordt de regering gevraagd om binnen zes maanden met een voorstel te komen, waarmee wordt bewerkstelligd dat de kosten van hypotheken en individuele pensioenen (lijfrenten) in één oogopslag duidelijk zijn voor de consument. Het betreft volgens de op deze motie gegeven toelichting zowel de kosten die de afnemer moet betalen voor het afsluiten van het product, als de kosten die gedurende de gehele looptijd van het product in rekening worden gebracht.

Ik ben uiteraard voorstander van inzichtelijkheid in kosten van financiële producten zoals door de leden Omtzigt en Tang wordt nagestreefd. De huidige en momenteel in ontwikkeling zijnde wettelijke bepalingen leiden mijns inziens reeds tot hetgeen wordt beoogd met de motie.

Ten eerste wil ik daarvoor ingaan op de financiële bijsluiter. Ten tweede wil ik ingaan op overige vereisten ten aanzien van precontractuele informatie en ten slotte wil ik ingaan op de regelgeving die in voorbereiding is op het gebied van beleggingsverzekeringen.

Allereerst de financiële bijsluiter; het gevraagde overzicht waarmee de kosten van hypotheken en individuele pensioenen in één oogopslag duidelijk worden, wordt geboden door de financiële bijsluiter. De kostenweergave van de financiële bijsluiter wordt opgesteld volgens een voorgeschreven format waaruit duidelijk blijkt welke kosten in rekening worden gebracht. Niet alleen wordt in de financiële bijsluiter ingegaan op de kosten over de hele looptijd van de overeenkomst maar ook op de kosten gedurende de looptijd.

Ik wil hierbij overigens nog een opmerking plaatsen ten aanzien van het al dan niet verplicht bijvoegen van een financiële bijsluiter bij producten die betrekking hebben op banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld. Een financiële bijsluiter is ingevolge de Wet op het financieel toezicht (Wft) verplicht indien er sprake is van een complex product in de zin van de wet. Op dit moment valt het met het initiatiefwetsvoorstel te introduceren spaarproduct voor pensioenopbouw daar nog niet onder. Het eveneens met initiatiefwetsvoorstel te introduceren spaarproduct voor de aflossing van de eigenwoningschuld valt daar wel onder voorzover dit product is gekoppeld aan een hypotheek. Ook voor de met het initiatiefwetsvoorstel te introduceren beleggingsproducten geldt de eis van een financiële bijsluiter. Verder bestaat de mogelijkheid om bepaalde producten aan te wijzen voor zover deze vergelijkbaar zijn met rechtstreeks onder de verplichting tot het verstrekken van een financiële bijsluiter vallende producten. Gelet op de vergelijkbaarheid van de eerstgenoemde spaarproducten met de op dat terrein bestaande verzekeringsproducten, ben ik voornemens de met het initiatiefwetsvoorstel te introduceren spaarproducten aan te wijzen als complexe producten (producten waarvoor een financiële bijsluiter moet worden verstrekt).

Daarnaast geldt op grond van de Wet op het financieel toezicht dat wanneer een financiële onderneming, anders dan in reclame, voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een complex product informatie verstrekt over historische of toekomstige rendementen van dat product, de financiële onderneming daarbij tevens voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst informatie moet verstrekken over de risico’s en over de kosten van dat product. Onder deze norm vallen bijvoorbeeld offertes inzake complexe financiële producten. In de Nadere Regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft van de Autoriteit Financiële Markten wordt voorgeschreven dat de bovenbedoelde informatie over de kosten op duidelijke en herkenbare wijze in onmiddellijke nabijheid van de informatie over rendementen moet worden verstrekt.

Ten slotte is regelgeving in voorbereiding naar aanleiding van de discussie over beleggingsverzekeringen. Deze nieuwe regelgeving heeft tot doel de transparantie ten aanzien van beleggingsverzekeringen te verbeteren. Onder andere zullen verzekeraars meer en duidelijker inzicht moeten bieden in de verschillende kosten die op de brutopremie worden ingehouden of ten laste van de beleggingen worden gebracht. Ook zal meer informatie moeten worden verschaft over de gevolgen van afkoop en andere polismutaties, zowel bij het afsluiten van de overeenkomst, als op het moment waarop de polishouder overweegt daadwerkelijk tot afkoop over te gaan. Laatstgenoemde regels zullen niet alleen gelden voor beleggingsverzekeringen, maar ook voor andere levensverzekeringen met afkoopwaarde.

Het conceptbesluit waarin de voorgestelde aanscherpingen zijn opgenomen is voor consultatie uitgezet bij organisaties van marktpartijen en zal volgens planning op 1 januari a.s. in werking treden, tegelijk met de door verzekeraars, op basis de aanbevelingen van de commissie De Ruiter, ontwikkelde informatiemodellen.

De motie van de leden Omtzigt en Tang (kamerstuk 30 432, nr. 18) roept de regering eveneens op om in samenwerking met de branche de kosten van hypotheken en individuele pensioenen (lijfrenten) vijfjaarlijks te monitoren. Zoals uit het bovenstaande blijkt, adresseert de bestaande en in ontwikkeling zijnde regelgeving de door de leden Omtzigt en Tang problematiek naar mijn mening voldoende. Uiteraard is het te allen tijde zaak de effectiviteit van regelgeving te monitoren, zeker in geval van productvernieuwingen waartoe het onderhavige wetsvoorstel naar verwachting aanleiding zal geven. Indien zou blijken dat de regelgeving daarop onvoldoende is toegesneden zullen aanpassingen nodig zijn. Ook ontwikkelingen in de markt kunnen aanleiding vormen voor aanpassingen in de regelgeving. Ik zie dat als een continu proces, dat zich niet hoeft te beperken tot een vijfjaarlijkse evaluatie.

Tijdens het wetgevingsoverleg is daarnaast het voorstel aan de orde gekomen om een delegatiebepaling in de Wft op te nemen, op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de kosten die maximaal in rekening mogen worden gebracht bij de omzetting van een financieel product in een (al dan niet bij een andere aanbieder af te sluiten) ander financieel product. Doel van deze bepaling zou zijn om te voorkomen dat het gebruik van de fiscale mogelijkheid om te switchen van het ene product naar het andere product de facto onmogelijk zou worden gemaakt door de hoge kosten die aan een dergelijke omzetting zouden zijn verbonden.

De zorg van de Kamer is begrijpelijk. Als het overstappen van het ene product op het andere wordt belemmerd door hoge kosten zou dat afbreuk doen aan de doelstellingen van het onderhavige wetsvoorstel. Maximeren van de kosten acht ik evenwel niet de geëigende aanpak.

De regels voor het gedragstoezicht op financiële ondernemingen, zoals neergelegd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), bevatten een veelheid aan regels over de transparantie van financiële producten en diensten, maar geen regels om kosten te maximeren. Het is niet aan de overheid vast te stellen wanneer zulke kosten te hoog zijn. Belangrijk is wel dat de hoogte van de kosten bekend is. De consument kan dan een weloverwogen keuze maken en omzien naar een andere aanbieder als hij de kosten te hoog vindt. Dit bevordert tevens de concurrentie tussen aanbieders en zal langs die weg een matigend effect op de kosten hebben. Belangrijk is dat overstapkosten al transparant zijn vóór de totstandkoming van een overeenkomst en niet alleen of pas op het moment dat iemand daadwerkelijk zo’n overstap overweegt.

Voor de goede orde merk ik op dat het formuleren van regels om overstapkosten te maximeren, nog afgezien van de (on)wenselijkheid ervan, zeer complex is. Dat is enerzijds het gevolg van de vele en uiteenlopende situaties die gereguleerd zouden moeten worden en anderzijds van de fundamentele moeilijkheid vast te stellen welk kostenniveau nog wel en welk niet meer acceptabel is.

Overigens kan ik hierbij opmerken dat het aannemelijk is dat de regelgeving met betrekking tot provisiebetaling voor complexe producten de kosten van het overstappen zal verlagen. Een belangrijk aspect van de kosten die met overstappen gepaard gaan zijn de kosten die wel reeds gemaakt zijn maar nog niet ten laste van de inleg of het belegde vermogen zijn gebracht op het moment van overstappen. Hierbij moet met name gedacht worden aan provisiekosten voor het intermediair. De provisie werd door de aanbieder van het financiele product als afsluitprovisie in één keer uitbetaald aan het intermediair. De kosten daarvoor worden door de aanbieder gedurende een bepaalde periode daarvoor onttrokken uit de premie of uit het belegde vermogen van de consument. Doordat er nu wettelijk een balans is opgelegd tussen afsluitprovisie en doorlopende provisie is het aannemelijk dat de hoogte van het nog in te houden deel van de afsluitprovisie op het moment van overstappen, lager is dan voorheen. Daarmee kunnen overstapkosten ook lager zijn.

Het voorgaande laat onverlet dat er reden is nog eens goed na te gaan of de transparantieregels in alle gevallen afdoende zijn om consumenten inzicht te geven in de verschillende kostenposten en om zeker te zijn dat er voldoende kostenconcurrentie plaatsvindt. Ik ben voornemens daar nader onderzoek naar te doen en uw Kamer daarover te informeren. Dit is tevens in lijn met hetgeen ik hierboven heb opgemerkt naar aanleiding van de motie van de leden Omtzigt en Tang.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven