30 420 Emancipatiebeleid

27 017 Homo-emancipatiebeleid

Nr. 177 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2012

Tijdens het Algemeen Overleg op 8 juni 2011 over de voortgang van het emancipatiebeleid is toegezegd uw Kamer jaarlijks te informeren over de uitvoering van de Hoofdlijnenbrief Emancipatie 2011–2015. Op 25 november 2011 hebt u een eerste rapportage (Kamerstuk 347797) ontvangen. Hierbij bied ik uw Kamer, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van OCW, de tweede voortgangsrapportage aan. In maart 2013 ontvangt uw Kamer een beleidsbrief met mijn visie op het emancipatiebeleid voor de komende vier jaar. De hoofdlijnen uit deze voortgangsrapportage zult u terugvinden in die beleidsbrief, maar met andere accenten op bepaalde onderdelen.

Over de eerste voortgangsrapportage heeft op 15 maart 2012 een Algemeen Overleg plaatsgevonden. In de nu voorliggende tweede voortgangsrapportage ga ik in op de toezeggingen die uw Kamer tijdens dat overleg zijn gedaan. Daarnaast geef ik een overzicht van de stand van zaken van de projecten die onder de verantwoordelijkheid van het kabinet Rutte I zijn uitgevoerd. Voorafgaand aan dat overzicht vindt u eerst een terugblik op de doelen van het emancipatiebeleid.

1. De doelen van het emancipatiebeleid

1.1. Doelen ten aanzien van LHBT-emancipatie

Ten aanzien van LHBT’S streeft het kabinet naar:

  • een percentage van 91% of hoger in 2014 wat betreft de sociale acceptatie;

  • het wegnemen van resterende juridische ongelijkheden (zie hieronder 2.1);

  • het verbeteren van de veiligheid door een mix van maatregelen gericht op opsporing en strafbaarstelling, zoals het verhogen van de strafmaat bij geweldsmisdrijven met een discriminatoir motief en het verhogen van de aangiftebereidheid en preventieve maatregelen;

  • De verdubbeling van het aantal actieve LHBT-gemeenten (van 18 naar 36);

  • De verdubbeling van het aantal leerling-Gay Straight Allianties (GSA’s) op scholen in het voortgezet onderwijs(van 150 naar 300).

1.2. Doelen ten aanzien van emancipatie van vrouwen

Wat betreft de emancipatie van vrouwen zet het kabinet in op een cultuurverandering en streeft het naar:

  • het vergroten van de veiligheid van vrouwen;

  • het bevorderen van de participatie van vrouwen in alle lagen van de arbeidsmarkt;

  • het bevorderen van de participatie van vrouwen in alle sectoren van de arbeidsmarkt.

2. Voortgang van het LHBT-emancipatiebeleid

2.1. Gelijke rechten

Er is vooruitgang geboekt met betrekking tot wetgeving rond gelijkberechtiging van LHBT’s:

  • eind augustus 2012 heeft staatssecretaris Teeven het wetsvoorstel in verband met het wijzigen van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (Wet erkenning genderidentiteit) aan uw Kamer aangeboden.

  • het voorstel in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie (Wet Lesbisch ouderschap) is op 30 oktober aangenomen door uw Kamer.

  • met ingang van 1 oktober 2012 zijn de voorwaarden voor gezinsmigratie gewijzigd. Voortaan is gezinsmigratie voorbehouden aan gehuwde partners en partners die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Dit zorgt ervoor dat vreemdelingen die niet in het land van herkomst kunnen trouwen voorafgaande aan de komst naar Nederland, een verblijfsvergunning voor Nederland kunnen krijgen zodat men in Nederland kan trouwen of zich kan laten registreren. Daarna kan deze vergunning worden omgezet in een verblijfsvergunning. Het kabinet voorkomt hiermee dat partners van gelijk geslacht worden benadeeld.

Naast deze afgeronde trajecten loopt nog de toezegging van het kabinet Rutte I u te informeren over de mogelijkheid om het donorselectiebeleid met betrekking tot bloeddonatie door mannen die seks hebben gehad met andere mannen (MSM) te wijzigen, nadat de Raad van Europa hierover een resolutie heeft aangenomen. De besluitvorming van de Raad van Europa over deze resolutie is in volle gang. Daarnaast is onlangs opnieuw overleg gevoerd met Sanquin om de mogelijkheden te verkennen om onder bepaalde voorwaarden MSM bloed te laten doneren zonder dat de veiligheid van ontvangers van bloedproducten in het geding komt. Over de resultaten van dit overleg wordt uw Kamer door de minister van VWS separaat geïnformeerd.

2.2. Veiligheid in wijken en op school en suïcide onder LHBT-jongeren

Uit de ITS-studie naar onveiligheid van en geweld tegen LHBT’s op scholen is gebleken dat de geweldservaring en onveiligheid(sgevoelens) onder LHBT-jongeren op vo-scholen sinds 2006 is toegenomen. De resultaten van dit onderzoek ondersteunen de noodzaak tot beleid. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer dit rapport op 2 oktober 2011 aangeboden en enkele dagen daarvoor (op 28 september) hebt u de AMvB tot wijziging van de kerndoelen voor het primair, voortgezet en speciaal onderwijs op het gebied van seksuele diversiteit en seksualiteit ontvangen.

Bovendien zijn in het schooljaar 2012–2013 140 scholen in het po, vo en (v)so gestart met het experiment «Sociale veiligheid LHBT jongeren op school». Dit experiment is door het ministerie van OCW opgezet om scholen de gelegenheid te bieden te experimenteren met verschillende interventies waarmee aandacht kan worden besteed aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid, om zodoende een bijdrage te leveren aan een veilig schoolklimaat voor jongeren. Bij dezen kom ik tegemoet aan de toezegging u hierover te informeren. De scholen zijn aan de slag gegaan met externe voorlichting, omgangsvormen, aandacht voor LHBT’s in het bestaande lesprogramma, nazorg op school en ouderbetrokkenheid.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau gaat de effectiviteit van deze schoolprojecten onderzoeken met als doel scholen een praktische handreiking te bieden met daarin effectieve, werkbare interventies gericht op de sociale veiligheid van LHBT- jongeren. Scholen zijn vrij om naar eigen inzicht en schoolidentiteit, invulling te geven aan de interventies die in het project worden aangeboden. De uitkomsten van dit onderzoek worden aan alle scholen beschikbaar gesteld.

Daarnaast is dit jaar begonnen met de uitvoering van het plan «I’m gay and okay» van MOVISIE en COC om de weerbaarheid van LHBT-jongeren te vergroten en suïcidaal gedrag te voorkomen. Op 10 oktober 2012, de «Landelijke Dag van de Psychische Gezondheid» is de website Iedereenisanders.nl gelanceerd. Deze site bevat onder meer een zelftest, ervaringsverhalen en een verwijzing naar professionele hulpverlening. Het project wordt in de tweede helft van 2013 afgerond.

Om de veiligheid van LHBT’s in hun woonomgeving te verbeteren ondersteunt het kabinet de komende 3 jaar de Gay Straight Alliantie Natuurlijk Samen. Deze GSA, met als trekker Art1/Radar en als samenwerkingspartner onder meer Roze in Blauw (Landelijke Homonetwerk Politie) gaat bevorderen dat incidenten eerder worden gesignaleerd, de meldingsbereidheid omhoog gaat en dat de verschillende betrokken partijen in gemeenten (zoals politie, antidiscriminatievoorzieningen en woningcorporaties) hun verantwoordelijkheid waarmaken en beter samenwerken, zodat de ketenaanpak verbetert. Hiervoor worden goede praktijkvoorbeelden verzameld voor professionals en LHBT’s en worden sociaal calamiteitenplannen opgesteld of verbeterd. Bovendien wordt toegewerkt naar een nationaal convenant. Dit project wordt vanaf de start op effectiviteit gemonitord.

Met betrekking tot de aanpak van discriminatie en geweld tegen LHBT’s zal het kabinet de Kamer de jaarlijkse discriminatiebrief aanbieden. Daarin zal onder meer aandacht worden besteed aan de discriminatie van LHBT’s.

2.3. Sociale acceptatie

Hoewel uit steekproeven blijkt dat de sociale acceptatie van LHBT’s onveranderd hoog is, blijft aandacht hiervoor nodig. Er blijken grenzen aan deze tolerantie te zijn en er zijn groepen die duidelijk meer moeite hebben met homoseksualiteit (Zie bijlage: Niet te ver uit de kast, SCP, maart 2012) *). Daarom is het kabinet Rutte I zichtbaar aanwezig geweest bij verschillende bijeenkomsten waar gelijke rechten voor LHBT’s centraal staan. Zo is door verschillende bewindslieden deelgenomen aan bijeenkomsten van biseksuelen, bijeenkomsten van het Inspraak Orgaan Turken in Nederland en het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders over homoseksualiteit, de Roze Zaterdag Haarlem, een internationaal symposium over transgenders en werk, de kranslegging bij het Amsterdamse homomonument op 4 mei 2012 en de Canal Parade.

Voor de komende drie jaar is de steun aan de Gay Straight Allianties op de terreinen van werk onderwijs, ouderenzorg en sport toegezegd. Zichtbaarheid, verbreding, verdieping en verankering van de GSA-aanpak krijgen dan meer accent. Dit jaar start tevens een onderzoek naar de overdraagbaarheid van de GSA-aanpak.

Op het gebied van de werkvloer en arbeid zijn aan uw Kamer de SCP-onderzoeken aangeboden over de situatie van LHBT’s. De werkvloeralliantie heeft zelf ook – naast allerlei praktische instrumenten voor werkgevers en werknemers om de sociale acceptatie van LHBT’s op het werk te verbeteren – een onderzoek gepresenteerd over LHBT’s in het midden- en kleinbedrijf (mkb) en een onderzoek naar de meerwaarde van diversiteit. Uit de resultaten blijkt ruimte voor verbetering. In de komende periode zal deze alliantie zich met name richten op het mkb en op lager opgeleiden. Het ministerie van SZW heeft een adviesvraag aan de SER in voorbereiding die gericht is op discriminatie op de arbeidsmarkt op grond van genderidentiteit en zwangerschap.

Op onderwijsterrein zet de Onderwijsalliantie voor Seksuele Diversiteit zich in om het aantal homovriendelijke scholen uit te breiden en is gestart met de MIJN ID campagne voor schoolambassadeurs. Daarnaast richt de alliantie zich op het inhoudelijk betrekken van wethouders en besturenorganisaties.

De ouderenalliantie (het consortium Roze 50+) richt haar activiteiten vooral op verankering van kennis over LHBT’s in opleidingen en bij reguliere werkgevers en uitbreiding van het ambassadeursnetwerk. Op grond van de uitkomsten van de Roze Belweek 2011 is verder gewerkt aan de uitbreiding van het gebruik van de webcommunity en de Roze Tolerantiescan, beter bekend als de Roze loper. Deze richt zich op verbetering van de weerbaarheid van oudere LHBT’s en de sociale acceptatie in zorginstellingen. Al 65 instellingen in de sector Verpleging, Verzorging en Thuiszorg hebben aan die Roze Tolerantiescan meegedaan. In navolging van de ANBO zijn de ouderenbonden PCOB en Unie KBO ook gestart met een plan om seksuele oriëntatie en genderidentiteit in eigen kring bespreekbaar te maken.

De (sport)alliantie Gelijkspelen gaat op basis van een onderzoek onder LHBT’s gericht het klimaat in het voetbal, het volleybal en het hockey verbeteren.

Minister Schippers van VWS heeft daartoe op de «nationale coming out dag» op 11 oktober de plannen van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) in ontvangst genomen. Door opname in het door het ministerie van VWS gesteunde sportbrede actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» wordt het thema acceptatie van seksuele diversiteit ook bij andere bonden onder de aandacht gebracht.

Over het beleid om homoseksualiteit in etnische kringen verder bespreekbaar te maken en de sociale acceptatie daarin te vergroten, zijn vragen gesteld door de Kamer. Ook op dit terrein is gekozen voor de GSA-aanpak. Inmiddels is een aanvraag van het COC samen met de LOM-organisaties (Landelijk Overleg Minderheden) en Stichting Malaica bij het Europese Integratiefonds – beheerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – gehonoreerd. Het ministerie van OCW en het Oranjefonds cofinancieren dit meerjarige project, waarin mainstream etnische organisaties samenwerken met LHBT-organisaties.

Daarnaast is dit jaar meerjarige steun gegeven aan het Pink Orange Akkoord project op de eilanden in het Caribische deel van het Koninkrijk, gericht op capaciteitsversterking van de lokale LHBT-emancipatiebeweging, door middel van deskundigheidsbevordering, lotgenotencontact en voorlichting.

Ter afsluiting van deze paragraaf geef ik u inzicht in het beleid rond de versterking van de sociale acceptatie van transgenders. Op verzoek van het kabinet Rutte I heeft het SCP onderzoek gedaan naar de ervaringen van transgenders in ons land met veiligheid, gezondheid en welzijn. Het rapport is gepresenteerd op de jaarlijkse internationale transgendergedenkdag op 20 november 2012 en tevens door het SCP aan uw Kamer toegezonden.

Om de eerder geconstateerde knelpunten in de zorg voor transgenders aan te pakken, zijn meerdere initiatieven vanuit het veld tot stand gekomen. Het Innovatiefonds Zorgverzekeraars heeft onlangs een projectvoorstel van Transvisie gehonoreerd voor de periode van 2012 tot 2014. Dit project richt zich primair op effectieve hulpverlening aan kinderen, jongeren en gezinnen en is daarmee aanvullend op het project dat OCW eerder heeft gesubsidieerd voor dezelfde periode. Tegelijkertijd wordt door Transvisie bezien in hoeverre deze hulpverlening is onder te brengen binnen de reguliere financieringsstromen (conform de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Zorgverzekeringswet).

Het afgelopen jaar is een alliantie gevormd van relevante stakeholders op het terrein van transgenderzorg (waaronder de drie medische centra met een genderkliniek, Transvisie en de patiëntenorganisatie POST). Deze alliantie richt zich op de verbetering van de keten, bijvoorbeeld wat betreft protocollering en kwaliteitsbewaking.

Daarnaast hebben zorgverzekeraars aan het medisch centrum van de Vrije Universiteit een eenmalige investering gedaan om knelpunten in de transgenderzorg te verhelpen. Deze middelen staan ten dienste van de (somatische) zorg. Om een oplossing voor bijvoorbeeld de wachtlijsten te vinden wordt onder andere een simulatiemodel ontwikkeld dat de effecten van de structureel benodigde extra inzet becijfert. In samenhang daarmee en als partner van de alliantie, stelt het VUmc extra middelen beschikbaar om een goede aansluiting met de psychosociale voor- en nazorg te realiseren.

Als systeemverantwoordelijk ministerie zal VWS de vorderingen op het gebied van alle veldinitiatieven nauwgezet blijven volgen.

Daarnaast ontvangt Transvisie via het CIBG/Fonds PGO een instellingssubsidie op basis van het beleidskader voor subsidiering van patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Deze instellingssubsidie is bestemd voor activiteiten op het gebied van lotgenotencontact en voorlichting. Ook is voor 2012 een voucher beschikbaar, die in samenwerking met andere partijen inzetbaar is voor grotere projecten. Met deze projectsubsidie worden pg-organisaties in staat gesteld om gezamenlijk bij te dragen aan de werking van zorg, ondersteuning en maatschappelijke participatie.

2.4. Internationaal

Bevorderen van de rechten van LHBT’s is een prioriteit van het Nederlandse mensenrechten- en emancipatiebeleid en internationaal speelt Nederland een voortrekkersrol op dit gebied. In het afgelopen jaar is ingezet op het afschaffen van de strafbaarstelling van homoseksualiteit, het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van sociale acceptatie van LHBT’s. Vanuit het mensenrechtenfonds van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden verschillende lokale en internationale organisaties, die zich inzetten voor LHBT’s, ondersteund. Het ministerie van OCW doet dit voor organisaties die zich primair richten op Europa.

Ook ondersteunen diverse ambassades lokale LHBT-organisaties en verlenen ambassades in Europese landen steun aan het organiseren van Gay Prides. Sinds het voorjaar van 2012 financiert het ministerie van Buitenlandse Zaken de detachering van een LHBT-expert bij het Grondrechten Agentschap van de EU. Het ministerie van OCW ondersteunt de Raad van Europa bij het in praktijk brengen van de aanbevelingen gericht tegen discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.

Samenwerking met gelijkgestemde bewindpersonen – binnen en buiten Europa – heeft een impuls gekregen. Tijdens de jaarlijkse vergadering van de Committee on the Status of Women van de Verenigde Naties in New York heeft mijn ambtsvoorganger samen met collega’s van Zuid-Afrika, Argentinië, Noorwegen en Verenigd Koninkrijk aandacht gevraagd voor de kwetsbare positie van het geweld tegen LBT vrouwen. In een bijeenkomst van de Raad van Europa, georganiseerd door toenmalig voorzitter Groot Brittannië, heeft mijn ambtsvoorganger samen met haar Britse, Zweedse, Vlaamse en Finse collega opgeroepen tot een meer samenhangende en coherente aanpak van de gelijke rechten van LHBT’s in de Europese Unie, omdat het daaraan in de EU ontbreekt. Tot nu toe hebben Letland, Duitsland en Frankrijk zich bij deze kopgroep aangesloten. De komende maanden wordt duidelijk welke lidstaten zich nog meer zullen aansluiten. Tijdens IDAHO (International Day Against Homophobia) 2013 organiseert OCW een Europese LHBT-emancipatiebijeenkomst waarop de volgende stappen in het vormgeven van de samenhangende en coherente aanpak worden gepresenteerd aan de Europese Commissie. Deze bijeenkomst vindt plaats op 17 mei, de datum waarop de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties in 1990 besloot homoseksualiteit te verwijderen van de lijst geestesziekten.

3. Voortgang van het emancipatiebeleid van vrouwen

3.1. Talent van vrouwen en meisjes op de arbeidsmarkt

Op 14 september 2011 heeft mijn ambtsvoorganger samen met collega’s uit acht andere EU-lidstaten de brief Women on company boards ondertekend. In deze brief aan Europese Commissievoorzitter Barosso en Eurocommissaris Reding geven de ondertekenaars aan bindende regelgeving op EU-niveau voor het bevorderen van meer vrouwen in de top van bedrijven niet te steunen. Met een brief van 18 oktober 2012 met kenmerk 452 312 heeft mijn ambtsvoorganger het Nederlandse standpunt nader toegelicht. In een vergadering van de Europese Commissie van 23 oktober heeft Eurocommissaris Reding haar voorstel voor een «vrouwenquotum» voor non executive directors voor grote, beursgenoteerde bedrijven ingetrokken. Zij heeft op 14 november 2012 een aangepast voorstel gepresenteerd. Het kabinet komt binnenkort met een reactie op dit voorstel.

Het kabinet onderschrijft het belang van meer vrouwen in de top van bedrijven. Daarbij benadrukt het dat een, op de lidstaten toegesneden, specifieke aanpak voor Nederland vooropstaat. Dit om maatwerk en flexibiliteit per sector en bedrijf te garanderen en te kunnen blijven uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven. Dit is ook verwoord in de reactie van het kabinet op de openbare raadpleging van de EU over «Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU». Deze reactie is op 20 april 2011 naar de Tweede Kamer gezonden.

Met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht bij vennootschappen geldt voor Nederland per 1 januari 2013 een streefcijfer van ten minste 30% vrouwen en ten minste 30% mannen in Raden van Commissarissen en Raden van Bestuur voor circa 4 200 tot 6 100 bedrijven met de verplichting van comply or explain (amendement Kalma).

Naast de inzet om bedrijven te stimuleren ook vrouwen ruim baan te geven in de top van het bedrijfsleven, steunt het kabinet de erkenning Maatwerken. De erkenning is bedoeld om werkgevers te belonen en te stimuleren om een optimale combinatie van werk en privé mogelijk te maken door flexibele werkregelingen en een open cultuur. Onder invloed van de crisis hebben veel bedrijven de afgelopen periode aan andere zaken prioriteit gegeven. Inmiddels hebben 20 werkgevers – waaronder de Tweede Kamer – deze erkenning ontvangen.

Niet alleen werkgevers, maar ook voorzieningen van bijvoorbeeld gemeenten spelen een rol in het versterken van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Momenteel biedt circa de helft (800) van het aantal brede scholen een sluitend dagarrangement. Sluitende dagarrangementen bevorderen de arbeidsparticipatie van beide ouders door, naast onderwijs, voor kinderen van 0–12 jaar of 4–12 jaar ook andere voorzieningen aan te bieden. Vanaf juni 2012 tot juni 2015 bieden drie gemeenten (Nijmegen, Zaanstad en Wijchen) ouders zogenoemde dagarrangementen aan. Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen zal de kennis en ervaringen van scholen, kinderopvang, gemeenten, ouders en werkgevers delen.

3.2 Talenten in het onderwijs

Om de talenten van meisjes en jongens in het onderwijs tot volle bloei te laten komen is het van groot belang dat jongeren al op vroege leeftijd leren hun talenten te herkennen en op basis van die talenten hun ambities vorm te geven. OCW besteedt binnen het loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) traject aandacht aan verschillen in keuzegedrag tussen meisjes en jongens. Jongeren maken in hun loopbaanoriëntatie en beroepskeuze vaak genderstereotype keuzes.

Uit een conceptrapportage van jongerencommunicatiebureau Youngworks is gebleken dat de genderstereotiepe keuzes in het LOB-traject te beïnvloeden zijn, door het vergroten van zichtbaarheid en bekendheid van verschillende richtingen en beroepen en het versterken van het zelfbeeld en vertrouwen van leerlingen. De rapportage van Youngworks was het resultaat van de inzet om een indicator te ontwikkelen die de mate van genderstereotiepe beelden bij jongeren, hun ouders en onderwijspersoneel meet. De resultaten zijn niet eenduidig genoeg gebleken om te dienen als indicator. De rapportage versterkt wel de overtuiging van het kabinet dat rolmodellen leerlingen kunnen inspireren meer genderneutrale keuzes te maken.

VHTO, het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek, werkt met rolmodellen in het primair en voortgezet onderwijs. In het po is hier afgelopen jaar mee gestart: VHTO organiseert ook in deze sector schoolbezoeken door vrouwelijke rolmodellen die werkzaam zijn in de bètatechniek. Hiervoor wordt nauw samengewerkt met verschillende partners, zoals het Platform Bèta/Techniek en Techniektalent.nu. Vorig schooljaar hebben 152 basisschoolklassen deelgenomen aan het traject «Kijk op keuzegedrag» en dit schooljaar zijn reeds 700 klassen ingepland. De verwachting is dat de werving van deelnemende scholen in het schooljaar 2012–2013 een verdere vlucht gaat nemen. In 2014 moeten 3 500 klassen door rolmodellen zijn bezocht.

In het havo en vwo neemt het percentage meisjes dat kiest voor een N-profiel (een vakkenpakket met wiskunde A of B, scheikunde en biologie of natuurkunde) de laatste jaren toe. In het schooljaar 2011–2012 koos 29,8% van de meisjes in 4-havo een N-profiel. Op het vwo was dit meer dan de helft (51%). In het schooljaar 2006–2007 lagen deze scores nog beduidend lager: respectievelijk 20 en 41%. In het vmbo is het percentage meisjes dat kiest voor een «sector techniekopleiding» in de bovenbouw al jaren rond de 5 procent. Daarom heeft VHTO het afgelopen jaar in opdracht van OCW de eerder ingezette integrale aanpak met betrekking tot meisjes en techniek op het vmbo gecontinueerd en uitgebreid. Op in totaal 175 vmbo-scholen wordt de samenwerking in de keten (po-vmbo-mbo) en met het regionale bedrijfsleven geïntensiveerd, worden ouders aangesproken op hun rol in de keuzebegeleiding van kinderen en neemt de verdere professionalisering van decanen en mentoren op het terrein van keuzebegeleiding van meisjes een belangrijke plaats in.

3.3. Eigen Kracht van vrouwen

Ongeveer één miljoen laagopgeleide vrouwen tussen de 20 en 65 jaar participeert nu niet op de arbeidsmarkt.1 Dit terwijl de overheid steeds minder vaak ondersteuning biedt bij financiële afhankelijkheid van een partner. Het geleidelijk afschaffen van de overdraagbaarheid van de heffingskorting en de afschaffing van de aow-toeslag in 2015 voor een jongere, niet-werkende partner zijn hiervoor illustratief. Juist in economisch onzekere tijden moet economische zelfstandigheid prioriteit krijgen boven financiële afhankelijkheid van een kostwinner.

Binnenkort verschijnt de tweejaarlijkse emancipatiemonitor. De monitor geeft een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot emancipatie van vrouwen in Nederland. In de Emancipatiemonitor 2012 worden gegevens gepubliceerd over de opvattingen van (laagopgeleide) vrouwen ten aanzien van deelname aan betaalde arbeid. Deze gegevens kunnen dienen voor de ontwikkeling van een indicator waarmee de opvattingen van deze vrouwen kunnen worden gemeten.

3.3.1 Actielijn «Meer vrouwen aan de slag»

Het kabinet zet door middel van het programma Eigen Kracht in op het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt van laagopgeleide vrouwen zonder baan en zonder uitkering. In samenwerking met 22 gemeenten spreekt het kabinet de eigen kracht van niet-werkende laagopgeleide vrouwen aan door hun motivatie en ambitie te versterken. Vaak is er, naast verouderde werkervaring en opleiding, vooral sprake van een psychologische afstand tot de arbeidsmarkt.

Laagopgeleide vrouwen (zonder werk en uitkering) wordt in deze gemeenten de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan «De Tafel van één» of andere vormen van activering. De Tafel van één is een laagdrempelige en concrete groepsaanpak ontwikkeld door Women Inc. die erop gericht is vrouwen te motiveren weer in zichzelf te investeren naast of na (bij ouder wordende kinderen) de zorg voor een gezin. Door de inzet van rolmodellen die net één stap verder zijn en het creëren van lokale en landelijke media-aandacht wordt getracht vrouwen te stimuleren deel te nemen aan de Tafel van één. Doel hiervan is dat vrouwen op eigen kracht – gesterkt door de tafelgesprekken en elkaar – hun mogelijkheden gaan ontdekken. De vrouwen zelf hebben een belangrijk aandeel in het project, maar gemeentelijke instanties, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen zijn onmisbaar om hen verder de weg te wijzen naar werk en of een opleiding. Met de 22 gemeenten zijn concrete afspraken gemaakt over het, op een persoonlijke en op de doelgroep afgestemde manier, begeleiden richting werk of opleiding van laagopgeleide vrouwen zonder baan en uitkering. Hiermee is het operationele doel om 20 gemeenten bij het programma te betrekken ruim behaald.

3.3.2 Actielijn «Minder vrouwen die laaggeletterd zijn».

In opdracht van het ministerie van OCW voert de Stichting Lezen & Schrijven het actieplan «Laaggeletterdheid» en het programma «Taal voor het leven» uit. Hiermee wil het kabinet het aantal laaggeletterden verder terugdringen.

Onderdeel van Taal voor het leven is een pilot waarin een sluitende aanpak voor laagopgeleide en laaggeletterde vrouwen met jonge kinderen wordt ontwikkeld. Het programma wordt sinds medio 2012 in zes regio’s uitgevoerd (Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam, Almere en Zwolle/Twente). De vrouwen die aan het programma deelnemen, vergroten hun kansen op participatie in de samenleving en economische zelfstandigheid en het programma biedt scholen en kinderen de gelegenheid te profiteren van meer ouderbetrokkenheid. Bovendien wordt de effectiviteit van de voor- en vroegschoolse educatie voor de kinderen vergroot, doordat moeder en kind tegelijkertijd werken aan een betere taalbeheersing.

Met het actieplan Laaggeletterdheid zet het kabinet in op het verminderen van laaggeletterdheid onder werkenden. Uit onderzoek blijkt dat laaggeletterdheid bij werkenden relatief vaak in de zorgsector voorkomt, in het bijzonder in de ouderenzorg (waar het personeelsbestand voor het grootste deel uit vrouwen bestaat). Het verminderen van laaggeletterdheid bij deze vrouwen komt hun inzetbaarheid ten goede en vergroot de mogelijkheden voor «opschalen» naar functies waarvoor in de (nabije) toekomst een arbeidsmarkttekort dreigt (interne opleiding naar mbo-niveau 3 en 4). De Stichting Lezen en Schrijven tracht via een pilot werkgevers in de zorg te motiveren om deze vaak «verborgen» handicap van een deel van hun werknemers weg te nemen.

3.4. Veiligheid en weerbaarheid van meisjes en vrouwen

Via een rijksbrede aanpak bestrijdt het kabinet alle vormen van geweld in huiselijke kring. De ministeries van VenJ en van VWS werken nauw samen met de ministeries van OCW en van BZK. Dit is nodig omdat nog steeds veel meisjes en vrouwen te maken hebben met onveiligheidsgevoelens en huiselijk en seksueel geweld. Uw Kamer heeft voor de zomer een overzicht ontvangen van de samenhang van de activiteiten gericht op de aanpak van geweld in huiselijke kring. Over de brede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties heeft uw Kamer op 30 oktober 2012 een voortgangsrapportage ontvangen (met kenmerk DMO/MDH-3135909).

Het plan van aanpak voor de preventie van huwelijksdwang (2012 t/m 2014) heeft de Tweede Kamer op 3 juli 2012 ontvangen en is in uitvoering. Er wordt op dit moment tevens uitvoering gegeven aan de rijksbrede aanpak van loverboys, waarin aandacht wordt besteed aan registratie, preventie, versterken van de aanpak en verbeteren van zorg.

Als minister voor Emancipatie lever ik een bijdrage aan:

  • Het signaleren van geweld door de implementatie van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in het onderwijs.

  • De preventie van geweld, door te werken aan:

    • een grotere seksuele en relationele weerbaarheid van jongeren via de WE CAN Young-campagne. Deze campagne wordt mogelijk gemaakt door OCW en met ondersteuning van Movisie uitgevoerd in 15 grote gemeenten. De WE CAN Young-campagne biedt jongeren de kans zelf acties te bedenken en uit te voeren, om zo te werken aan het eigen bewustzijn en de weerbaarheid tegen seksueel overschrijdend gedrag en geweld. WE CAN Young biedt jongeren de kans ook anderen te inspireren. De gedachte achter WE CAN is dat, als veel mensen (changemakers) en organisaties (coalitiepartners) zich aansluiten, er een «critical mass» ontstaat die een mentaliteitverandering ten opzichte van vrouwen teweeg kan brengen;

    • het versterken van de eigen kracht van slachtoffers van huiselijk geweld met een pilotproject gericht op participatie van de Nederlandse Vrouwen Raad (NVR). Gezien de positieve resultaten van de pilot, zal in 2013 een voorstudie worden gedaan om de mogelijkheden voor een verdere uitrol te verkennen.

Het doel van mijn beleid is te voorkomen dat patronen van gewelddadig gedrag door toekomstige generaties worden overgenomen, om huiselijk en seksueel geweld op de lange termijn terug te dringen. Hiertoe laat ik ook verkennen of een internationaal vergelijkend onderzoek mogelijk is naar de preventie van intergenerationele overdracht van geweld door ondersteuning van vaders, moeders en kinderen.

Het bevorderen van (seksuele) weerbaarheid van jongeren is een belangrijk speerpunt van de minister van VWS, zoals uiteengezet in de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij». OCW en VWS zetten gezamenlijk in op een jongerenaanpak van Rutgers WPF en SOA Aids Nederland om de weerbaarheid door middel van sociale media te versterken. Daarnaast lopen er projecten om de weerbaarheid van jongens en mediawijsheid in het voortgezet onderwijs te vergroten.

3.5. Internationaal

Het internationaal bevorderen van de positie en rechten van vrouwen blijft belangrijk. In maart 2012 heeft mijn ambtsvoorganger in New York deelgenomen aan de 56e Commission on the Status of Women (CSW) van de VN. Hier kon een gezamenlijk standpunt worden voorbereid over gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Het voornemen hiertoe was reeds in de vorige voortgangsrapportage geuit. Tijdens de CSW bleek echter dat, voor het eerst sinds lange tijd, geen gemeenschappelijk slotdocument (Agreed Conclusions) kon worden overeengekomen. Het bewaken van internationale consensus ten aanzien van vrouwenrechten blijft nadrukkelijk een aandachtspunt.

In november 2011 heeft het kabinet Rutte I een brief over het internationale genderbeleid naar uw Kamer gestuurd. De uitvoering van deze brief is in volle gang. Enerzijds worden specifieke activiteiten uitgevoerd ter bevordering van de economische en politieke positie van vrouwen en het bestrijden van geweld tegen vrouwen:

  • zo wordt met andere ministeries en maatschappelijke organisaties het Nationale Actieplan 1 325 uitgevoerd, waarbij het bevorderen van politiek leiderschap in zes focuslanden centraal staat.

  • daarnaast is er speciale aandacht voor de bevordering van de rol van vrouwen in de transitieprocessen in de MENA-regio (Middle East and North Africa). Hiertoe wordt een speciaal fonds opgezet, dat capaciteitsversterking voor vrouwen en hun organisaties in die regio zal bevorderen.

  • In 2012 is het «Funding Leadership and Opportunities for Women» (FLOW) van start gegaan. Dit is een wereldwijd fonds (€ 80 miljoen) door middel waarvan – naast economische en politieke participatie – gewerkt wordt aan bestrijding van geweld tegen vrouwen via ngo’s en andere vrouwenorganisaties.

Anderzijds werkt het kabinet aan de integratie van een genderfocus in alle speerpunten van ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid, onder meer door het bevorderen van het gebruik van genderanalyses en genderindicatoren.

Tot slot kan ik melden dat de Rijksministerraad op 12 oktober 2012 heeft ingestemd met ondertekening van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (CAHVIO-Verdrag). Nederland ondertekende het verdrag op 14 november 2012 bij de Raad van Europa. Op dit moment worden de parlementaire goedkeuringsstukken opgesteld en start – na akkoord van de Rijksministerraad – de uitdrukkelijke parlementaire goedkeuringsprocedure.

4. Tot slot

Emancipatie is een proces dat in de haarvaten van de samenleving plaatsvindt. Dat proces wordt door het kabinet gevoed en versterkt door middel van een breed scala aan projecten en interventies. In deze voortgangsrapportage heb ik uw Kamer een overzicht gegeven van de verschillende initiatieven die onder de verantwoordelijkheid van mijn ambtsvoorganger zijn gestart. Ook heb ik inzicht gegeven in de verbindingen die vanuit het ministerie van OCW zijn gelegd met de verschillende ministeries die vanuit de eigen stelselverantwoordelijkheid een bijdrage leveren aan het emancipatiebeleid. In het voorjaar van 2013 ontvangt uw Kamer mijn beleidsvisie op emancipatie voor de komende vier jaar. Die beleidsbrief zal op accenten verschillen, maar in hoofdlijnen de initiatieven weerspiegelen die in deze voortgangsrapportage zijn beschreven.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer


X Noot
1

Research voor Beleid (2011), Je weet wat je hebt, maar niet wat je krijgt.

Naar boven