30 420
Emancipatiebeleid

nr. 150
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2009

Tijdens het AO Emancipatie van 6 oktober 2009, bent u ingegaan op de rapportage over studerende moeders in het ho. Ik heb uw Kamer toegezegd (Kamerstuk 30 420, nr. 143) om in aanvulling daarop voor het kerstreces 2009 te reageren op het manifest van de Stichting Steunpunt Studerende Moeders van oktober 2009 en staatssecretaris Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart te vragen verder in te gaan op de situatie in het mbo. Met deze brief komen wij deze toezegging na.

De brief begint met de beschrijving van de situatie in het mbo en ho. Aan het eind wordt ingegaan op het manifest.

De begeleiding in het mbo

Over de begeleiding van studerende moeders hebben wij een rondvraag gedaan bij een aantal grote mbo-instellingen. Ten aanzien van deze begeleiding van studerende moeders is ons daarbij het volgende gebleken:

• Mbo-instellingen blijken over het algemeen zich zeer bewust te zijn van het feit dat deelnemers met een kind een goede begeleiding en extra aandacht nodig hebben, willen zij van de opleiding een succes kunnen maken.

• Mbo-instellingen maken over het algemeen geen onderscheid tussen deelnemers met kinderen en andere deelnemers die extra begeleiding nodig zouden kunnen hebben. Steeds wordt er van geval tot geval bekeken wat er nodig is om de betreffende deelnemer in staat te stellen de opleiding af te maken en studievertraging of zelfs uitval te voorkomen.

• De bestaande zorg- en begeleidingsstructuur in de roc’s (waaronder: mentoraat, schoolmaatschappelijke werk, zorg advies teams – zat’s – e.d.) volstaat om deelnemers met een kind passende individuele hulp te geven bij het volgen en met succes volbrengen van de opleiding.

• Bij studerende moeders resulteert deze individuele aanpak in allerlei vormen van begeleiding en ondersteuning zoals een iets aangepast rooster, extra herkansingen, specifieke afspraken over toetsweken, schooltijden en aanwezigheid.

• Enkele mbo-instellingen hebben op hun instelling een of meer voorzieningen in het leven geroepen als reactie op de omvang van het probleem. Onder andere Albeda, Mondriaan, Rijn IJssel, Amarantis en Midden Nederland hebben, weliswaar niet voor het gehele roc maar waar nodig, diverse voorzieningen voor deelnemers met een kind. Hierbij kunt u denken aan een apart klasje, een begeleidingsprotocol bij een bevalling, hulp bij financiële vragen, specifieke school-interne opvang en begeleiding, kinderopvang, afspraken met de gemeente, woningbouwcorporaties of zorgverzekeraars.

Zorg in het mbo

Binnen het mbo wordt zoals gezegd géén beleid gevoerd dat gericht is op de ondersteuning van specifieke doelgroepen. Het beleid ten aanzien van zorg en begeleiding is volop in ontwikkeling en raakt alle deelnemers.

Het kabinet wil dat elke mbo-instelling een volgroeide en goed functionerende zorgstructuur heeft. Zo’n goed functionerende zorgstructuur houdt in dat begeleiding van en zorg voor leerlingen die dat nodig hebben op professionele wijze in de dagelijkse onderwijspraktijk is ingebed. Dat betekent dat in aanvulling op de schoolinterne zorg en begeleiding, die uiteraard voornamelijk onderwijskundig en pedagogisch van aard is, de mbo-instelling is aangehaakt bij de lokale zorgstructuur. Een belangrijk element van die zorgstructuur is de beschikbaarheid van schoolmaatschappelijk werk. Vanaf 2009 is jaarlijks € 15 miljoen beschikbaar voor het mbo om schoolmaatschappelijk werk in te kopen. Daarnaast heeft de gemeente een verantwoordelijkheid in het bieden van opvoed- en opgroeiondersteuning voor haar inwoners van 0 tot 23 jaar. De samenwerking tussen gemeente en onderwijs wordt geborgd in het wetsvoorstel «zorg in en om de school». Scholen krijgen de plicht om onder regie van de gemeente sluitende afspraken te maken over de levering van professionele zorg aan hen die dat nodig hebben. Deze professionele zorg is nodig, maar gaat de competentie van de school te boven. Onder zorg in en om de school verstaan we voor het mbo de preventieve inzet van hulpverlening en zorg (bijv. de inzet van schoolmaatschappelijk werk), de instandhouding van multidisciplinaire casusoverleggen/ZAT’s, het benodigde aantal ZAT’s, de benodigde partijen in ZAT’s en de taakverdeling tussen gemeente en onderwijs in de uitvoering van ZAT’s, de beschikbaarheid van achterliggende zorg en zo nodig aanvullende voorzieningen om tot een sluitende aanpak te komen voor overbelaste jongeren in de leeftijd van 16 tot 23 jaar.

Deze maatregelen dragen sterk bij aan de preventie van schooluitval en aan het bevorderen dat zoveel mogelijk deelnemers hun opleiding afronden en minimaal een startkwalificatie behalen. Mbo-instellingen zijn sterk gericht op de individuele leerling/zorgvrager en kunnen allerlei vormen van ondersteuning en begeleiding bieden. Dit geldt ook voor deelnemers met een kind.

De omvang van het aantal studerende moeders in ho en mbo

Het aantal alleenstaande studerende moeders (in het mbo en ho) is:

Tabel: aantal studerenden met eenoudertoeslag in mbo en ho (Bron: IB-Groep)

 20052006200720082009
mbo 1, 2442 (12%)1 613 (30%)2014 (30%)2 207 (29%) 1954 (30%)
mbo 3, 42059 (57%)2 249 (42%)2 872 (43%)3 221 (43%) 2655 (41%)
hbo945 (26%)1 225 (23%)1 450 (22%)1 838 (24%)1723 (26%)
wo193 (5%)239 (4%)273 (4%)269 (4%)210 (3%)
Totaal3 639 (100%)5 326 (100%)6 609 (100%)7 535 (100%) 6542 (100%)

Over de gehele linie is het aantal studenten met een eenoudertoeslag nog beperkt (in het mbo nog geen 0,9%, in het ho 0,3% van het totaal) maar het groeit wel licht.

De begeleiding in het ho

In mijn rapportage Studerende Moeders bent u in juli 2009 geïnformeerd over de vervolgacties op problematiek van (alleenstaande) studerende ouders in het ho.

In samenwerking met het Steunpunt Studerende Moeders en decanenorganisatie uit het hoger onderwijsveld zijn er diverse acties ondernomen die leiden tot verbetering van informatievoorziening en bewustwording van de belemmeringen die (alleenstaande) studerende ouders kunnen tegen komen:

• de HBO-raad heeft dit onderwerp via nieuwsbrieven onder de aandacht gebracht van de hogescholen;

• de decanenorganisaties hebben door middel van verschillende acties aandacht besteed aan bewustwording en kennisontwikkeling bij decanen en studiebegeleiders omtrent dit onderwerp;

• In overleg met de VNG is er duidelijke en nuttige informatie ten behoeve van studerende ouders en (alleenstaande) ouders die willen gaan studeren op de sites van gemeenten geplaatst;

• Om iedere onduidelijkheid over de criteria omtrent recht op ondersteuning uit het profileringsfonds van de instelling op grond van bijzondere omstandigheden weg te nemen is in het kader van het wetsvoorstel «versterking besturing» met betrekking tot het profileringsfonds bij het criterium »ziekte of zwangerschap» ook «bevalling» opgenomen;

• Verder heb ik het Steunpunt Studerende Moeders een financiële ondersteuning gegeven zodat het Steunpunt zijn ondersteuning aan onderwijsinstellingen en studenten verder kan uitwerken en ontwikkelen.

Manifest

In het AO Emancipatiebeleid van 6 oktober 2009 hebben wij toegezegd te zullen reageren op het manifest van het Steunpunt Studerende Moeders van oktober 2009. Hieronder gaan wij puntsgewijs op dit manifest in.

• Vanzelfsprekend ondersteunen wij de gedachte dat onderwijs een grondrecht is volledig.

• De constatering in het manifest dat studerende moeders onder het bijstandsniveau moeten rondkomen, ook al krijgt men een eenoudertoeslag, is niet juist. Reeds in de brief van 20 maart 2009 (Kamerstuk 30 420, nr. 133) n.a.v. diverse moties en toezeggingen, heb ik aan de hand van overzichtsstaatjes (blz. 9 van deze brief) uitgelegd dat de inkomenspositie van alleenstaande ho- of mbo-studenten met een kind vergelijkbaar is met die van een alleenstaande ouder in de bijstand.

• De in het manifest voorgestelde omzetting van de eenoudertoeslag in een gift i.p.v. onderdeel te laten zijn van de prestatiebeurs is niet verstandig. Deze omzetting bevordert het studiesucces niet en heeft ook geen invloed op de hoogte van het inkomen. Doel van de begeleiding is steeds het studiesucces. Bij diplomering is de beurs een gift geworden, inclusief de genoemde toeslag.

• Voor de bevordering van het studiesucces wordt in het mbo al enige jaren op allerlei manieren gewerkt om het voortijdige schoolverlaten te verminderen. Het aantal vsv-ers is de afgelopen jaren gedaald.

• Het aanbieden van bijzondere begeleiding en voorzieningen aan alleenstaande ouders is maatwerk. Uit een rondvraag bij de mbo-instellingen blijkt dat zij bij de begeleiding van deelnemers veelal als uitgangspunt van het idee uitgaan dat elke leerling een individuele vraag om (bijzondere) begeleiding heeft en dat instellingen hun best doen daaraan bij elke leerling gehoor te geven. Dat geldt voor topsporters, voor deelnemers met een bijzondere persoonlijke situatie (ziekte o.a.) en ook voor alleenstaande ouders. De specifieke begeleiding en voorzieningen blijken bij alleenstaande ouders vooral te zijn: aangepaste roosters, aangepaste toetsmomenten, specifieke afspraken over beroepspraktijkvorming en soms zorgt de instelling binnen haar muren ook voor kinderopvang. De bestaande zorg- en begeleidingsstructuur in de roc’s volstaat om deelnemers met een kind passende individuele hulp te geven bij het volgen en met succes volbrengen van de opleiding.

• Ten aanzien van de kosten kinderopvang het volgende. Zoals wij u al eerder lieten weten Kamerstuk 30 420, nr. 133) komen op grond van de Wet kinderopvang ook studenten (volgens de daarvoor geldende definitie) in aanmerking voor kinderopvangtoeslag op dezelfde wijze als andere «doelgroepen» in de Wet kinderopvang. Dat betekent dat de gemeente (ingeval van studenten) een zesde deel van de kosten (tot de maximum uurprijs) betaalt als quasi werkgeversdeel en de overige bijdrage (de kinderopvangtoeslag) inkomensafhankelijk door de belastingdienst wordt toegekend.

• Kortom zowel in het ho als in het mbo wordt bewaakt dat studenten met een kind hun opleiding kunnen combineren met het moederschap en dat ook zij met goed gevolg hun opleiding kunnen afronden. Succes met de opleiding is het doel van de begeleiding en in het mbo is die begeleiding onderdeel van een brede aanpak waarbij studenten die dit nodig hebben in een steeds beter ontwikkelde zorgstructuur de extra ondersteuning krijgen die nodig is. De relevante voorzieningen voor studerende moeders zijn onder meer: het profileringsfonds (ho), het ZAT en de Wet Zorg in en om de school, het vsv-beleid met regionale convenanten (mbo) en tenslotte de regierol van de gemeenten als het gaat om de levering van zorg in en rond de school.

Wij hopen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De staatssecretaris en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

R. H. A. Plasterk

Naar boven