30 420
Emancipatiebeleid

nr. 131
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2009

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Emancipatie van 17 december 2008 heb ik u een schriftelijk overzicht toegezegd over de uitvoering van de 10 moties en 15 toezeggingen, die zijn gedaan in het notaoverleg op 7 en 12 november 2007. In deze brief zal ik u toelichten op welke wijze ik de moties en toezeggingen heb uitgevoerd, dan wel heb overgedragen.

Moties

Mevrouw Koşer Kaya (D66) heeft verzocht om in overleg te treden met MKB en VNO-NCW om te komen met gezamenlijke initiatieven om de arbeidsdag te flexibiliseren (Kamerstuk 30 420, nr. 99 (69 oorspronkelijk). Zoals tijdens het notaoverleg voorgesteld, is dit meegenomen door de Taskforce DeeltijdPlus. Voorzitter Pia Dijkstra heeft inmiddels met het MKB en VNO-NCW gesproken en afspraken over samenwerking gemaakt.

Mevrouw Koşer Kaya heeft voorts verzocht om mogelijke vormen van genderdiscriminatie in het pensioenstelsel in kaart te brengen en met voorstellen te komen om die vormen van discriminatie op te heffen. Conform de toezegging in het AO is de motie overgedragen aan SZW (Kamerstuk 30 420, nr. 109 (77 oorspronkelijk). De minister en de staatssecretaris van SZW hebben de Tweede Kamer op 16 mei 2008 een brief gestuurd ter afhandeling van de motie (Kamerstuk 30 413, nr. 111).

Mevrouw Jonker (CDA) heeft verzocht om voor de Voorjaarsnota te komen met maatregelen die ertoe leiden dat:

1) de ABD en de Centraal Loopbaan Beraden van de diverse ministeries seksediverse samenstelling van de selectie- en benoemingsadviescommissies in hun reglementen of procedures opnemen (Kamerstuk 30 420, nr. 100 (77 oorspronkelijk)

2) de ABD, P&O waaronder de MD-adviseurs van de diverse ministeries zich (verder) bekwamen in genderdiversiteit (Kamerstuk 30 420, nr. 101 (78 oorspronkelijk).

De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de minister van BZK. Ik heb dit zowel mondeling, tijdens het notaoverleg, als schriftelijk, door middel van twee brieven (Kamerstuk 30 420, nr. 61 en nr. 94) aan uw Kamer meegedeeld. Tevens heb ik ter bevestiging van de eerder gemaakte afspraken over de beantwoording de minister van BZK in juli 2008 een brief gestuurd.

Mevrouw Jonker heeft de regering verzocht in gesprek te gaan met de betrokken instellingen om voor de hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld overdracht van expertise van de FIOM aan reguliere instellingen als de AMW of de GGZ alsnog te realiseren (Kamerstuk nr. 102 (80 oorspronkelijk). De motie is overgedragen aan de minister van VWS. Deze minister van VWS heeft naar aanleiding van deze motie op 1 april 2008 een brief naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 30 420, nr. 118).

Mevrouw Jonker heeft tevens verzocht om in de voorgenomen nieuwe financieringsopzet van het Fonds PGO, een agentschap van het ministerie van VWS, te garanderen dat cliënten- en patiëntenorganisaties voor slachtoffers van seksueel geweld een doelgroep vormen, zoals ook reeds ouderen worden gezien als doelgroep (Kamerstuk 30 420, nr. 103 (81 oorspronkelijk). Deze motie is overgedragen aan de minister van VWS. Naar aanleiding van deze motie op 6 maart jl. heeft hij een brief naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 214, nr. 30).

Mevrouw Van der Burg (VVD) heeft verzocht het streven om de beloningsverschillen bij de overheid te halveren te vervangen door het streven om het beloningsverschil uit te bannen (Kamerstuk 30 420, nr. 83). Ik heb de motie overgedragen aan de minister van BZK. Zij heeft naar aanleiding van de motie onderzoek gedaan naar beloningsverschillen voor de gehele sector Rijk (Kamerstuk 30 420, nr. 83). Hieruit blijkt dat het gecorrigeerde verschil voor de sector Rijk 1,7% is. In het Sociaal Jaarverslag Rijk 2009 zal hierop verder worden ingegaan.

Mevrouw Hamer (PvdA) heeft verzocht om uiterlijk in het voorjaar van 2008 geïnformeerd te worden over de onderdelen en de wijze waarop het emancipatiebeleid gemonitord zou gaan worden. Zij heeft tevens verzocht om een jaarlijkse voortgangsrapportage over het emancipatiebeleid aan de Tweede Kamer, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van OCW (Kamerstuk 30 420, nr. 86a en b). De brief over de monitoring van het emancipatiebeleid is op 22 februari 2008 aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 30 420, nr. 86). De gevraagde voortgangsrapportage is op 28 november 2008 aan u toegestuurd (Kamerstuk 30 420, nr. 127).

Mevrouw Arib (PvdA) heeft verzocht om vóór 1 maart 2008 te komen met een uitgewerkt plan van aanpak waarin om deelname aan de arbeidsmarkt te bevorderen concrete en meetbare doelen en resultaten worden voorgesteld, gedifferentieerd naar de diverse allochtone groepen, (Kamerstuk 30 420, nr. 104 (87 oorspronkelijk). De staatssecretaris van SZW heeft de motie op 17 maart 2008 beantwoord (Kamerstuk 30 420, nr. 117).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) heeft verzocht tot het opnieuw opnemen in het beleid van de doelstelling dat in 2010 60% van de vrouwen economisch zelfstandig is (Kamerstuk 30 420, nr. 91). De doelstelling is opgenomen in de OCW begroting van 2009. Hiermee is de motie uitgevoerd.

Toezeggingen

In het notaoverleg van 7 en 12 november 2007 heb ik de verwachting uitgesproken de mediacode rondom seksualisering binnen een jaar te kunnen realiseren. Tevens heb ik toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van het media expertisecentrum. In mijn brief van 18 april 2008 heb ik u hierover, samen met de minister voor Jeugd en Gezin, geïnformeerd (Kamerstuk 31 434, nr. 1).

Ik heb tevens toegezegd uw Kamer te informeren over een verkenning naar de mogelijkheid om aandacht voor seksualisering in de kerndoelen op te nemen. In mijn brief van 7 juli 2008 heb ik u een stand van zaken gegeven van de twee onderzoeken en het inzicht in mijn plannen om met de opbrengst aan de slag te gaan (Kamerstuk 30 420, nr. 123).

Ik heb u toegezegd een beleidsreactie op het «Plan van de Man» van de PvdA te geven. Op 14 augustus 2008 heb ik u de beloofde beleidsreactie toegestuurd (TK 30 420, nr. 124).

Ik heb u een schriftelijke inhoudelijke reactie op het Sardesonderzoek toegezegd, waarbij de hoge uitval van jongens op de Pabo alsook het project Talentenkracht wordt betrokken. Op 21 maart 2008 hebt u deze van mij ontvangen (Kamerstuk 30 420, nr. 116).

Ik heb u toegezegd u te informeren over de resultaten van de omslag van instellingssubsidiëring naar activiteitensubsidiëring en de uitkomsten van de evaluatie van de emancipatiesubsidieregeling. Dit heb ik gedaan met mijn brief van 29 april 2008 (Kamerstuk 30 420, nr. 119).

Ik heb u mijn reactie op de uitkomsten van de enquêtes in Margriet en Opzij toegezegd. In mijn brief van 10 januari 2008 hebt u deze kunnen lezen (Kamerstuk 30 420, nr. 108).

In aanvulling op de motie van mevrouw Hamer over de monitoring van het emancipatiebeleid (Kamerstuk 30 420, nr. 86a) heb ik u aangegeven welke emancipatiedoelstellingen ik zal monitoren en op welke wijze. Dit heb ik gedaan in mijn brief van 22 februari 2008 (Kamerstuk 30 420, nr. 86).

Ik heb u mijn reactie toegezegd op de brief van het VN-Vrouwennetwerk, die in het notaoverleg op 12 november 2007 werd uitgereikt. In de vijfde Nederlandse rapportage over de implementatie van het VN-Vrouwenverdrag, die ik u met mijn brief van 30 juni 2008 (Kamerstuk 30 420, nr. 122) heb toegestuurd, wordt hierop ingegaan.

Ik heb u een reactie toegezegd op het voorstel van de FNV over het ouderschapsverlof. De toezegging is overgedragen aan de minister van SZW. In de «Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden» van 19 november 2008 (Kamerstuk 26 447, nr. 42) en het Belastingplan 2009 staat het kabinetsstandpunt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming bij het opnemen van ouderschapsverlof. Bij het voorstel van de FNV heb ik in het Algemeen Overleg Emancipatie van 17 december 2008 nog een aanvullende toezegging gedaan. In dit overleg is uw Kamer voorafgaand aan het Algemeen Overleg van 15 januari 2009 een onderbouwing toegezegd voor de stelling dat de ouderschapsverlofregeling, zoals de FNV die voorstelt, niet budgetneutraal zou kunnen worden uitgevoerd. De minister van SZW heeft u op 12 januari 2009 per brief geïnformeerd (AV/AR/2009/372).

Ik heb u toegezegd u een reactie te geven op het onderzoek naar de belasting van vrouwen door ambities, en op voorstellen van diverse ministers (dubbele belasting door meer uren werken naast zorg voor kinderen en mantelzorg). Zoals ik u in het Algemeen Overleg van 17 december al gemeld heb zijn de uitkomsten van het betreffende SCP-onderzoek later dan verwacht beschikbaar (maart 2009). Zodra de resultaten bekend zijn, zal ik in samenwerking met de staatssecretaris van VWS een reactie aan uw Kamer sturen.

Ik heb u toegezegd u te informeren over de behoefte aan specifieke ondersteuning voor alleenstaande studerende moeders (Kamerstuk 24 724/30 420, nr. 74). Met mijn brief van 28 april 2008 heb ik u geïnformeerd. Bij de begrotingsbehandeling van OCW 2009 heb ik toegezegd in kaart te zullen brengen hoeveel studerende moeders er zijn en u hierover medio 2009 te informeren.

Ik heb u toegezegd u te informeren over cijfers en feiten met betrekking tot de participatie van allochtone vrouwen. Met de brief van de staatssecretaris van SZW van 17 maart 2008 (Kamerstuk 30 420, nr. 117) aangaande de motie Arib (Kamerstuk 30 420, nr. 104) hebt u hierover ook informatie ontvangen.

Ik heb u toegezegd de problematiek van de schooluitval van allochtone meisjes nader te verkennen en mee te nemen in de rapportage over voortijdige schooluitval (VSV). Ik kan u in dit verband als volgt informeren:

• Er is een onderzoek gestart naar de schoolloopbaancarrière van allochtone meisjes (rapport wordt in het voorjaar van 2009 verwacht).

• Uitgewerkte methodieken voor de begeleiding van allochtone meisjes worden via RMC-net, een informatiepunt over en voor voortijdig schoolverlaters, ter beschikking gesteld aan scholen.

Cijfers over de schooluitval van allochtone meisjes zullen worden meegenomen in de VSV-rapportage over 2007 en 2008. Hierover zal ik uw Kamer in het voorjaar van 2009 aan rapporteren.

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven