30 413 Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

Nr. 153 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2011

Met uw brief van 15 maart jl. (2011Z05224) verzocht u mij om nadere informatie over de uitwerking van het pensioenakkoord. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.

Ik heb u met mijn brief van 10 maart jl. (kamerstuk 30 413, nr. 152) geïnformeerd over de voortgang van de besprekingen met sociale partners. Daarbij heb ik aangegeven het niet verstandig te achten naar buiten te treden over onderwerpen waarover nog wordt onderhandeld. Ik ben echter gaarne bereid uw Kamer nader te informeren over de onderwerpen waarover met sociale partners wordt gesproken en de stand van het proces op dit moment. In de afgelopen weken is er veel geschreven over de juridische vraagstukken die bij de aanpassing van de pensioencontracten spelen. In deze brief zal ik deze vraagstukken nader uiteenzetten. Allereerst wil ik de aanleiding voor de gesprekken met sociale partners memoreren en de onderwerpen waarover gesproken wordt. Zoals u weet betreft dit niet alleen het aanvullend pensioen, maar ook de AOW en verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen.

In juni 2010 hebben sociale partners een pensioenakkoord gesloten waarbij zij voorstellen doen om de houdbaarheid van het pensioenstelsel te waarborgen. Ook doen zij voorstellen rondom de AOW zodat de twee pijlers goed op elkaar blijven aansluiten. Sociale partners constateren in hun akkoord dat de premies voor pensioenen de laatste jaren sterk zijn gestegen en zonder wijziging van beleid in de toekomst nog verder doorstijgen. Nederland heeft te maken met een vergrijzende bevolking. Niet alleen wijzigt daardoor de verhouding tussen jong en oud, we leven ook steeds langer. Dat is een positieve ontwikkeling, die echter wel de betaalbaarheid van onze oudedagsvoorziening onder druk zet. Dit uit zich in een opwaartse druk op de pensioenpremies en confronteert de overheid met stijgende kosten voor de AOW.

Gezien de gestegen levensverwachting is langer doorwerken logisch. Het is de enige manier om de houdbaarheid van zowel het pensioenstelsel als de overheidsfinanciën te garanderen. Langer doorwerken is des te meer van belang nu de beroepsbevolking de komende jaren krimpt en we iedereen nodig zullen hebben op de arbeidsmarkt. Dit is geen nieuwe constatering, maar het is evident dat dit om nieuwe maatregelen vraagt.

Met dit in gedachten werken werkgevers en werknemers momenteel aan de vormgeving van een verhoging van de leeftijd voor pensioen (en AOW). Het kabinet beziet of en hoe de uitwerking kan worden gefaciliteerd. Uitgangspunten hierbij zijn het herstel van de balans tussen betaalbaarheid en zekerheid, het stimuleren van langer doorwerken, en het bieden van meer flexibiliteit.

Sociale partners hebben de wens uitgesproken dat de AOW een robuust fundament is voor het pensioenstelsel. In dat kader hebben zij in het pensioenakkoord van juni 2010 een verhoging van de AOW-uitkering voorgesteld. Kabinet en sociale partners bezien op welke manier dit mogelijk is, gegeven de budgettaire randvoorwaarden die in het regeerakkoord zijn genoemd. Ook wordt bekeken op welke manier de ingangsdatum van de AOW flexibel vormgegeven kan worden.

Participatie van ouderen

De stijging van de AOW- en pensioenleeftijd dient gepaard te gaan met betere mogelijkheden voor langer doorwerken. Sociale partners hebben dit in hun pensioenakkoord ook geconstateerd. Het vergt inzet van alle partijen, werkgevers, werknemers en overheid, om de participatie van ouderen te verhogen. Sociale partners werken aan een voorstel om dit mogelijk te maken. Ook het kabinet beziet op welke manier de inzetbaarheid van werknemers verbeterd kan worden en ouderen langer actief kunnen blijven op de arbeidsmarkt. Mobiliteit, investeringen in scholing en de prikkels om door te werken spelen hierbij een belangrijke rol.

Aanpassing pensioencontracten

De crisis op de financiële markten van eind 2008 heeft de kwetsbaarheid van het pensioenstelsel nog eens extra blootgelegd. De daling van de kapitaalmarktrente en sterk wisselende beleggingsrendementen zijn van grote invloed op de financiële positie van pensioenfondsen. De toename van de levensverwachting heeft de pensioenpremies verder onder druk gezet. Door tekortschietende communicatie sloten de verwachtingen van deelnemers en gepensioneerden niet aan bij de financiële mogelijkheden van de pensioenfondsen. Hierdoor ontstaan risico’s voor de solidariteit tussen generaties. Het doorschuiven van de oplopende rekeningen naar de toekomst brengt uiteindelijk de continuïteit van het stelsel in gevaar.

Om het pensioenstelsel meer toekomstbestendig te maken moet een nieuwe balans worden gevonden tussen ambitie, zekerheid, solidariteit en kosten. Nieuwe pensioencontracten moet het stelsel schokbestendiger maken door:

  • a. koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting;

  • b. in de pensioenen meer rekening te houden met de gevolgen van ontwikkelingen op de financiële markten voor het fondsvermogen;

  • c. stabiele premies;

Daarnaast moeten de nieuwe contracten de tegenstelling verminderen tussen een nominaal toetsingskader en een reële ambitie. Deze tegenstelling zorgt voor een spagaat in het beleggingsbeleid van de pensioenfondsen. De nieuwe contracten zullen voorts moeten waarborgen dat de belangen van alle deelnemers en gepensioneerden op evenwichtige wijze worden behartigd. Tot slot is een begrijpelijke communicatie naar de deelnemers een belangrijk element. Voor de deelnemers moet helder zijn waar zij al dan niet op mogen rekenen en in hoeverre daarbij sprake is van onzekerheid.

Met de uitwerking van nieuwe pensioencontracten zijn voor alle betrokken partijen – werkgevers, werknemers, gepensioneerden en de overheid – grote belangen gemoeid. De uitwerking is niet een louter technische kwestie, maar gaat ook over het verdelen van de lusten en de lasten. Een van de belangrijkste en meest ingewikkelde vragen bij het ontwikkelen van nieuw pensioencontracten is hoe om te gaan met pensioenen en aanspraken die vóór de overgang op de nieuwe contracten al zijn opgebouwd (oude rechten). Aan het samenvoegen van oude en nieuwe rechten in één systeem (het «invaren» van oude rechten) zijn voordelen verbonden. Invaren voorkomt dat de oude rechten achterblijven in een apart vermogen dat separaat beheerd moet worden. Hierbij spelen beheersmatige, uitvoeringstechnische en toezichtvraagstukken.

Bij het invaren van de oude rechten worden deze onder het regime van de nieuwe contracten gebracht. Het nationaal en internationaal recht verbinden hieraan voorwaarden. Op het niveau van een pensioenfonds moet een goede afweging worden gemaakt tussen het algemene belang en de betrokken individuele belangen. Of aan de voorwaarden kan worden voldaan is in hoge mate afhankelijk van de invulling van de nieuwe contracten. Ik wil mij – tezamen met sociale partners – blijven inspannen om te komen tot een toekomstbestendig stelsel met adequate financiële waarborgen voor zowel de oude als de nieuwe rechten.

Vervolg

Over alle bovengenoemde onderwerpen heb ik in de afgelopen maanden constructief overleg gevoerd met de sociale partners. In de komende periode zal ik streven naar een afronding die recht doet aan de problematiek waar we voor staan. Ook hier blijft echter gelden wat ik eerder heb gezegd: een goed akkoord is belangrijker dan een snel akkoord. AOW, pensioenen en de arbeidsmarkt van ouderen zijn immers zaken die iedereen in Nederland aangaan. Het is van groot belang om hier op een zorgvuldige manier mee om te gaan.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Naar boven