30 252 Toekomstvisie agrarische sector

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2022

Op 14 juni jl. heeft het lid Omtzigt tijdens de Regeling van Werkzaamheden (Handelingen II 2021/22, nr. 91, Regeling van Werkzaamheden) verzocht om de memo’s te ontvangen die zijn gedeeld met de coalitiefracties in aanloop naar het versturen van de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied (startnotitie NPLG) (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 96) en de brief over perspectieven voor agrarische ondernemers (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 28) naar de Eerste en Tweede Kamer.

Bij de totstandkoming van de brieven zijn geen memo’s gedeeld met de coalitiefracties. Er heeft echter wel overleg plaatsgevonden en er zijn ook stukken gedeeld. We informeren de Tweede Kamer hierover omdat deze stukken naar onze mening ook onder het verzoek vallen.

Over de perspectieven voor agrarische ondernemers heeft op 11 mei jl. een gesprek in coalitieverband plaatsgevonden. In dat gesprek heeft de Minister van LNV gebruikgemaakt van een gespreksleidraad die is gemaakt ten behoeve van diverse gesprekken die in die week met betrokken partijen hebben plaatsgevonden. De leidraad heeft de vorm van een presentatie, maar is niet integraal gepresenteerd of gedeeld. De betreffende presentatie vindt u in de bijlagen bij deze brief. Daarna is tweemaal een conceptversie van de Kamerbrief perspectieven voor agrarische ondernemers in coalitieverband gedeeld. Deze conceptversies vindt u in de bijlagen.

Over de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied is op 1 juni jl. een presentatie gegeven, waarbij bijgaande sheets als gespreksleidraad hebben gediend. Op slide 4 is een concept van de kaart met richtinggevende emissiereductiedoelen te zien. Op dezelfde slide staat een illustratieve tabel voor hoe de reductie in kilotonnen er uit kan zien voor een voorbeeld-provincie. Het kaartbeeld laat op een aantal punten verschillen zien met de kaart die op 10 juni gepresenteerd is in de Kamerbrief en startnota NPLG. De principes die als onderlegger voor de kaart (zowel 1 juni als 10 juni) zijn gebruikt, zijn onveranderd gebleven.

  • In de gebieden in Gelderland waren de zogeheten «depositiepotentie-gebieden» nog weergegeven met 80% reductie. Er is echter sprake van 80% emissiereductie vanuit stallen. Samen met 18%-reductie van veldemissies op deze locaties komt dat neer op een gewogen gemiddelde van 58% reductie. In de gepubliceerde kaart van 10 juni is dit correct weergegeven, de berekeningen eronder zijn gelijk gebleven.

  • Op de kaart zijn de bufferzones (oranje) en transitiegebieden (paars) met bijbehorende percentages in Gelderland per abuis nog meegenomen. Dit is aangepast, zodat het ook in lijn is met de depositiepotentie-benadering die voor deze provincie bij de berekeningen is gehanteerd.

  • De Natuur Netwerk Nederland-gebieden (NNN) en Natura 2000-gebieden zijn nog ingetekend als 100% reductiegebieden. Dit is aangepast en doorgerekend naar 95% voor beide type gebieden, waarbij voor NNN het percentage niet als richtinggevend is meegegeven aan de provincies op de definitieve kaart. Vanwege de diversiteit van de NNN-gebieden en Natura 2000-gebieden zal de benodigde reductie afhankelijk zijn van specifieke lokale omstandigheden in het gebied. Zo kunnen (agrarische) activiteiten in natuurgebieden ook bewust onderdeel zijn van natuurbeheer. Dit vraagt maatwerk in het gebiedsproces, waar per gebied gekeken zal worden wat een realistische reductie die aansluit bij de praktijk.

  • Natura 2000-gebieden die zich kenmerken als (grote) wateren, zoals de Waddenzee, zijn in de uiteindelijke kaart niet gevisualiseerd. De richtinggevende doelen zien in hoofdzaak namelijk toe op reductie van emissie afkomstig van activiteiten op land. In deze gebieden is alleen vanuit modelmatige consistentie gerekend met 95%-reductie.

  • Voor een aantal gebieden, welke benoemd zijn in het RIVM-memo van 10 juni,1 zijn de bufferzones niet meer meegerekend vanwege de (te) beperkte relatie tot stikstofgevoelige habitats.

Daarnaast zijn enkele kleinere verfijningen in weergave van de kaart doorgevoerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven