30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 januari 2011

Bijgaand treft u de Rapportage Sport 2010 aan.1

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) brengt sinds 2004 tweejaarlijks de Rapportage Sport uit. Aan deze rapportage leveren ook andere onderzoeks-organisaties bijdragen: TNO Kwaliteit van Leven, Universiteit Utrecht, Universiteit van Tilburg en NOC*NSF. Het W.J.H. Mulier Instituut is net als van de vorige editie mede-penvoerder van deze uitgave.

De Rapportage Sport 2010 staat in het teken van levensloop. De onderzoekers gaan in op de vraag hoe de betrokkenheid bij sport en beweging verandert met de levensfasen.

Een belangrijke constatering is dat de helft van de Nederlanders van 6 jaar en ouder frequent aan sport doet: minstens 40 weken per jaar. De gemiddelde 45–65-jarige van nu haalt dat ook bijna (49%). Dat is aanzienlijk meer dan hun leeftijdsgenoten in 1991 (31%). In andere leeftijdscategorieën is die groei niet zo sterk. Een signaal is dat de verenigingssport volwassenen en ouderen nog niet voldoende weet te binden. De onderzoekers geven verder aan dat demografische ontwikkelingen kunnen leiden tot een overschot van sportaccommodaties in het oosten van het land, terwijl in het westen juist een tekort zal ontstaan.

Ik zal de bevindingen en aanbevelingen in de Rapportage Sport betrekken bij de ontwikkeling van het sportbeleid. In het voorjaar 2011 zal ik u hierover berichten.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven