30 234
Toekomstig sportbeleid

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2006

Tijdens de behandeling van de VWS-begroting voor 2005 heeft uw Kamer de motie-Rijpstra aangenomen (TK 2004–2005, 29 800 XVI, nr. 88). Met deze motie «constaterende dat de basis voor sportbeoefening meestal op scholen wordt gelegd» wordt het kabinet verzocht, in de sportnota een analyse over de lichamelijke opvoeding in Nederland op te nemen en plannen uit te werken om leerlingen in de leerplichtige leeftijd gegarandeerd drie uur per week lichamelijke opvoeding te laten volgen, bovendien gegeven door daarvoor gekwalificeerde personen.

Door in de motie de thema’s «school en sport» te combineren, worden heikele kwesties te lijf gegaan waaronder bewegingsarmoede en overgewicht bij de jeugd. Tegelijkertijd worden ook kansen benut om het onderwijs aantrekkelijker te maken, het schoolklimaat te verbeteren, voortijdige schooluitval te verminderen en de participatie en integratie in de maatschappij te vergroten.

In de motie wordt gerefereerd aan drie uur per week bewegingsonderwijs. In de kabinetsnota Tijd voor Sport (TK 2004–2005, 30 234, nr. 1) en in het programma Samen voor Sport(TK 2005–2006, 30 234, nr. 6) is de doelstelling opgenomen dat in 2010 op 90 procent van de scholen elke leerling dagelijks kan sporten binnen en buiten de schooluren. Daarbij wordt niet alleen gedacht aan het bewegingsonderwijs, maar ook aan het aanbod dat op en rond de school, zowel binnen als buiten de lesuren, kan ontstaan door samenwerking tussen scholen en sportaanbieders. Conform deze doelstelling is het onderzoek naar de huidige stand van zaken verbreed van een analyse van lichamelijke opvoeding naar een brede analyse van het sport- en beweegaanbod op en rond scholen. Met het oog op het realiseren van een vijfdaags sport- en beweegaanbod heeft de minister van OCW, mede namens de staatssecretaris van VWS samen met NOC*NSF de Alliantie School en Sport samen sterker gesloten (2005–2008).

School en Sport prominent op de agenda

De brede analyse begint niet vanuit een nulsituatie. Op het thema school en sport is in de afgelopen kabinetsperiode al veel in gang gezet, onder andere via de Alliantie School en Sport samen sterker en de stimuleringsregelingen Buurt, Onderwijs en Sport (BOS) en aanpassing brede scholen en sportaccommodaties voor multifunctioneel gebruik. Dit heeft geleid tot een prominente agendering van school en sport, zowel landelijk als lokaal. Om de ambitieuze doelstelling van een vijfdaags sport- en beweegaanbod in de praktijk te realiseren is echter een meer structurele verankering van het thema school en sport noodzakelijk, met bijbehorende investering. Het is aan het volgende kabinet om aan te geven in hoeverre een verdere verankering van het thema school en sport noodzakelijk is.

In de motie is gevraagd om borging van lichamelijke opvoeding in de leerplichtige leeftijd. Intussen zijn hiervoor wettelijke voorzieningen getroffen. In de Wet op het voortgezet onderwijs is een artikel 6d opgenomen dat onder andere garandeert dat lichamelijke opvoeding wordt gegeven in elk leerjaar en gespreid over het schooljaar. Het aantal uren moet voldoende zijn om te voldoen aan in de wet genoemde kwalitatieve eisen1.

Met de brede analyse wil het kabinet zicht krijgen op de voorwaarden die nodig zijn om in en rond het onderwijs meer ruimte te geven aan sport en bewegen. Gezamenlijk met de ervaringen van de Alliantie leidt dit tot een herijkings- en opschalingsplan. Dit plan zal oplossingen bieden om een vijfdaags sport en beweegaanbod te realiseren op en rond scholen. De eindrapportage van de brede analyse en het herijkings- en opschalingsplan worden in het voorjaar van 2007 opgeleverd.

Door middel van deze brief wil ik u graag op de hoogte stellen van de tussenresultaten van deze brede analyse.2

Onderzoeksbestek

In 2005 is eerst een voorstudie gedaan op basis waarvan relevante onderzoeksvragen voor de brede analyse konden worden geformuleerd3. Op veel deelterreinen bleken zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksgegevens te ontbreken. Onderzoeksvragen betroffen de witte vlekken op het gebied van sport- en beweegaanbod op en rond scholen, beschikbare accommodaties, inzetbaar kader en de situatie voor topsport en talenten. Eind 2005 is het onderzoeksbestek van de Brede Analyse aangekondigd in de Staatscourant (nummer 251) en is een commissie (TCBA, Tijdelijke Commissie Brede Analyse) ingesteld om het onderzoek te begeleiden.

Uitvoering brede analyse

Om de stand van zaken op het gebied van sport en beweging op en rond scholen in kaart te brengen en de witte vlekken in kennisbehoefte op te vullen, heeft de TCBA:

1. eigen onderzoek laten uitvoeren;

2. vragen laten meelopen in bestaande (doorlopende) onderzoeken;

3. analyse gedaan van bestaand onderzoek4.

Tussentijdse uitkomsten onderzoeken

Vooruitlopend op de eindrapportage TCBA vindt u bijgevoegd de tussenrapportage5 met de belangrijkste bevindingen tot nu toe. De uitkomsten beschrijven de huidige stand van zaken van het sport- en beweegaanbod op en rond scholen en wat nodig is om de ambitieuze doelstellingen te realiseren.

Twee dagen per week bewegingsonderwijs

Er wordt gemiddeld op twee dagen in de week bewegingsonderwijs gegeven. Afgezien van de activiteiten met een meer incidenteel karakter, zoals sportdagen en toernooien, kunnen leerlingen op de meeste scholen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs op gemiddeld één dag in de week deelnemen aan naschools sport- en bewegingsaanbod. Echter, «naschools aanbod» is ruim gedefinieerd; hiertoe rekenen scholen bijvoorbeeld ook de (passieve) openstelling van de gymzaal en het schoolplein.

Scholen niet in staat om een vijfdaags sport- en beweegaanbod te realiseren

Het belang van sport en bewegen wordt door een meerderheid van scholen onderschreven. Slechts 1 op de 10 scholen heeft nu concrete plannen om in de toekomst (2010) een vijfdaags sport- en beweegaanbod te gaan realiseren. Scholen geven massaal aan dat op dit moment de juiste randvoorwaarden ontbreken voor het creëren van dit aanbod. Er is onvoldoende personeel en tijd beschikbaar voor uitbreiding van zowel binnen- als naschoolse activiteiten en in het basisonderwijs ontbreekt het bovendien aan voldoende deskundigheid. Oplossingen in de vorm van combinatiefuncties of duale aanstellingen komen nauwelijks voor. Accommodaties blijken onvoldoende beschikbaar en die situatie leidt tot problemen met reistijden. Ook laat de staat van onderhoud van veel accommodaties te wensen over.

Mogelijk biedt de ontwikkeling van brede scholen en de naschoolse setting voor het primair onderwijs (7-tot-7 scenario) kansen voor meer sport en bewegen op en rond scholen. Samenwerking met sportverenigingen en andere aanbieders wordt door scholen onvermijdelijk geacht om een vijfdaags sportaanbod te realiseren.

Samenwerking school en sport beperkt van omvang en ad hoc

Er is in het land een breed uitgewaaierde projectencarrousel van kennismakingslessen, sportpassen, participatieprojecten, naschools sportaanbod, beweegmanagementteams en schoolsportcoördinatoren. Maar het gezamenlijke «school en sport»-aanbod dat hieruit voortvloeit is in omvang doorgaans vrij beperkt en ad hoc. Indien sprake is van structurele samenwerking, dan is dit vanuit het basisonderwijs vooral met de gemeente en vanuit het voortgezet onderwijs vooral met commerciële sportaanbieders, en verder ook met de gemeente en met sportopleidingen. Bij structurele samenwerking scoren de sportverenigingen laag.

Het initiatief tot samenwerking is meestal afkomstig van de vakdocent in het voorgezet onderwijs; in het basisonderwijs (bij afwezigheid van de vakleerkracht) ook van andere leerkrachten.

Eenderde van de scholen ziet bij de totstandkoming van het vijfdaagse sport- en beweegaanbod een coördinerende rol voor zichzelf weggelegd. Het voortgezet onderwijs acht zichzelf daarvoor de beste partij; het basisonderwijs legt het initiatief vooralsnog bij de gemeente.

Samenwerking levert weinig op in beweegtijd

In beweegtijd van jongeren uitgedrukt, levert de huidige samenwerking tussen scholen en sportaanbieders niet veel extra op. De jeugd sport en beweegt veruit de meeste tijd óf op school tijdens de reguliere gymles, óf bij de sportvereniging. De meerwaarde van de samenwerking tussen scholen en sportaanbieders zit tot nog toe vooral in kwalitatieve waarden: kennismaking met meerdere takken van sport en een bredere oriëntatie op het sportaanbod buiten de school.

Een groot deel van de MBO-deelnemers beweegt niet of nauwelijks via opleiding

In het middelbaar beroepsonderwijs geven docenten aan dat het sport- en beweeggedrag van deelnemers ver achter blijft bij de beweegnorm. Een groot deel van de MBO-deelnemers beweegt niet of nauwelijks tijdens of via hun opleiding. Deze situatie is ontstaan als gevolg van de wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs circa tien jaar geleden en de veranderde bestuurlijke verhouding in het middelbaar beroepsonderwijs. Bewegen en sport – tenzij beroepsgerelateerd – is daarbij uit beeld geraakt. Gesignaleerde knelpunten om een adequaat sportaanbod te realiseren zijn financiering, uren en accommodatie. Echter, uit de good practices die er zijn, blijkt het sport- en beweegaanbod bij ROC’s vooral afhankelijk van het draagvlak bij de besturen en sectormanagers/directies.

Sportverenigingen achten het hun maatschappelijke taak om samen te werken met scholen

Sportverenigingen achten het een maatschappelijke taak om met het onderwijs samen te werken, maar willen tegelijkertijd toch de «vereniging van vrijwilligers» blijven die ze zijn. Het initiatief voor samenwerking laten ze hierbij graag over aan anderen, zoals gemeenten en scholen. Belangrijkste reden voor de sportverenigingen om met scholen samen te werken is dat dit zou kunnen leiden tot meer jeugdleden en het de vereniging goede PR bezorgt. Als er samenwerking is dan komt deze zelden tot stand door toedoen van de vereniging. Een meerderheid ziet voor dit doel geen directe oplossing in de inzet van betaalde krachten.

Tussenstand

Uit de onderzoeken komt naar voren dat op dit moment het vijfdaagse sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor leerlingen nog nauwelijks wordt gehaald. Het belang van sport en bewegen wordt door het merendeel van de scholen onderschreven. Ook gemeenten en sportverenigingen en andere spelers in het veld zijn zich bewust van het belang van een goed en voldoende sport- en beweegaanbod voor de schoolgaande jeugd. Echter de randvoorwaarden ontbreken om een vijfdaags sport- en beweegaanbod voor leerlingen in de nabije toekomst te bereiken. Er is allereerst aandacht nodig voor het realiseren van basisvoorzieningen: voldoende en deskundig personeel en accommodaties op en rond de school, zo mogelijk in combinatie met sportverenigingen en andere sportaanbieders. De samenwerking tussen «school en sport» kan aan de oplossing bijdragen, maar initiatieven op dit gebied zijn op dit moment te weinig structureel en leveren nog geen wezenlijke bijdrage aan de beweegtijd op. Zowel uit de brede analyse als uit de Alliantie komt naar voren dat de samenwerking toch kansen biedt, mits structureel verankerd. Ook bieden de ontwikkeling van brede scholen en in de toekomst ook de naschoolse setting voor het primair onderwijs kansen voor verankering van sport en bewegen.

Zoals eerder in de brief is aangegeven, wordt in het voorjaar 2007, de eindrapportage van de brede analyse opgeleverd. Dit leidt, tezamen met de ervaringen van de Alliantie School en Sport, tot een herijkings- en opschalingsplan voor School en Sport. Dit plan zal oplossingen aanreiken om een vijfdaags sport- en beweegaanbod op en rond scholen te realiseren.

Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp


XNoot
1

Dit is een gevolg van het met algemene stemmen aangenomen amendement-Hamer en Mosterd (2005–2006, 30 187, nummer 25), in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel aanpassing profielen tweede fase vwo en havo. Vervolgens is een identieke tekst in de wet opgenomen voor het vmbo in het kader van de wet regeling onderbouw voortgezet onderwijs bij nota van wijziging.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
3

Stegeman, H. (2005). Naar elke dag sport en bewegen. ’s-Hertogenbosch; W. J. H. Mulier Instituut.

XNoot
4

Tussenrapportage kwalitatieve analyse School en Sport; 2006; (DSP-groep, Amster dam); Aandacht voor sport en bewegen in het basis- en voortgezet onderwijs; 2006; (Sardes, Utrecht); Rapportage Sport 2006 (Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag).

XNoot
5

Tijdelijke Commissie Brede Analyse, Tussenrapportage november 2006

Naar boven