nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2010
Op 22 januari jl. heeft de griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties mij het standpunt van de commissie over de kabinetsreactie
op het Groenboek over een Europees burgerinitiatief toegestuurd. In zijn brief
gaf hij te kennen dat de vaste commissie graag zo spoedig mogelijk de definitieve
kabinetsreactie op het Groenboek zou willen ontvangen, voorzien van een begeleidende
brief waarin wordt aangegeven hoe in de kabinetsreactie rekening is gehouden
met het standpunt van de commissie. Deze brief voorziet daarin.
Ik wil de vaste commissie en haar rapporteur allereerst hartelijk danken
voor het uitgebreide en heldere verslag en voor de snelle wijze waarop dit
tot stand is gekomen. Het is goed om te weten dat dit onderwerp zo veel aandacht
krijgt van de Tweede Kamer.
Uiterlijk 31 januari jl. konden reacties op het Groenboek aan de
Europese Commissie kenbaar gemaakt worden. De kabinetsreactie is vrijdag 29 januari
jl. digitaal aangeboden aan de Europese Commissie. In de aanbiedingsbrief
is het voorbehoud opgenomen dat de Eerste Kamer nog met een reactie kan komen.
Beide stukken gaan hierbij.1
De kabinetsreactie is naar aanleiding van het standpunt van de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangepast. Hieronder volgt
een overzicht van de aanbevelingen die de commissie deed met de daaraan voor
de kabinetsreactie verbonden gevolgen.
Met het oog op de door de EU op te stellen verordening heeft de commissie
gepleit voor:
• een nadere regeling van de rol van de Europese
Commissie bij de behandeling van succesvolle burgerinitiatieven, naast de
al voorgestelde behandelingstermijn van zes maanden;
In de kabinetsreactie is onder punt 9 een algemeen pleidooi opgenomen
voor een nadere regeling van de rol van de Europese Commissie bij de behandeling
van burgerinitiatieven. Daarnaast is – meer specifiek – gepleit
voor het regelen van een motiveringsplicht ingeval van afwijzing of van een
andere invulling dan de initiatiefnemers beoogden. Tevens is opgemerkt dat
een beslissing over de ontvankelijkheid al veel eerder gegeven zou kunnen
worden, zodat daarvoor een kortere termijn kan worden gesteld, bijvoorbeeld
twee maanden. Tot slot is opgemerkt dat het de Commissie vrij staat om, voorafgaand
aan de besluitvorming, tevens (publiekelijk) met de initiatiefnemers van gedachten
te wisselen over hun voorstel.
• relatief hoge drempels m.b.t. omvang en spreiding
van de te verzamelen handtekeningen, waarbij 0,2% van de bevolking
(in een/derde van de lidstaten) als absoluut minimum moet worden beschouwd.
Daarbij wordt mede uitgegaan van het gebruik van online adhesiebetuiging bij
Europese burgerinitiatieven;
De aanbeveling om de door de Commissie voorgestelde drempels van een derde
van de EU-landen respectievelijk 0,2% van de bevolking als een absoluut
minimum te beschouwen, is overgenomen in punt 2 van de kabinetsreactie. Aan
de overwegingen die hierbij voor de Nederlandse regering een rol spelen, is
toegevoegd dat een bepaalde mate van representativiteit van belang is omdat
het uiting geeft aan een zeker draagvlak onder de bevolking.
• nadere regelgeving op EU-niveau die de ongelijke
toegang van burgers in de verschillende lidstaten tot het burgerinitiatief
helpt beperken. Lidstaten moeten verplicht worden om het verzamelen van handtekeningen
te vergemakkelijken en overbodige beperkingen af te schaffen. Vooral een regeling
met betrekking tot digitale aanmelding door burgers verdient daarbij aandacht;
Het pleidooi van het kabinet tegen volstrekte harmonisatie van procedureregels
is gehandhaafd (punt 5 van de kabinetsreactie). Ter verduidelijking is eraan
toegevoegd dat centrale Europese regulering voor de lidstaten extra administratief
werk met zich zou meebrengen en geen recht zou doen aan nationale systemen
en regels. Gehandhaafd is ook de opmerking dat de verordening in meer algemene
termen zou kunnen omschrijven aan welke kwaliteitseisen dient te zijn voldaan.
Daaraan is toegevoegd dat met name de aan online adhesiebetuigingen te stellen
eisen nadrukkelijk om aandacht vragen. Benadrukt is verder dat het hierbij
van belang is dat de procedures in de verschillende lidstaten een vergelijkbare
mate van betrouwbaarheid waarborgen.
• invoering van een termijn voor het verzamelen
van handtekeningen, o.m. om die handtekeningen niet overmatig lang bruikbaar
te laten zijn;
In de kabinetsreactie (punt 6) is ingestemd met een termijn van een jaar
voor het verzamelen van handtekeningen, met als voornaamste reden dat voorkomen
moet worden dat een indiener oneindig lang handtekeningen kan verzamelen.
Dat kan er tevens toe leiden dat eerdere steunbetuigers hun binding verliezen
met het initiatief.
• aanmelding van geplande initiatieven, in het
bijzonder in het belang van de burgers.
In de kabinetsreactie is onder punt 7 toegevoegd dat de Europese Commissie
de mogelijkheid zou moeten bieden om burgerinitiatieven via haar
website bekend te maken, zodat burgers kunnen zien dat die initiatieven lopen.
Een verplichte aanmelding is niet bepleit.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst