30 184
Bestuurlijke vernieuwing

nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2010

Op 22 januari jl. heeft de griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mij het standpunt van de commissie over de kabinetsreactie op het Groenboek over een Europees burgerinitiatief toegestuurd. In zijn brief gaf hij te kennen dat de vaste commissie graag zo spoedig mogelijk de definitieve kabinetsreactie op het Groenboek zou willen ontvangen, voorzien van een begeleidende brief waarin wordt aangegeven hoe in de kabinetsreactie rekening is gehouden met het standpunt van de commissie. Deze brief voorziet daarin.

Ik wil de vaste commissie en haar rapporteur allereerst hartelijk danken voor het uitgebreide en heldere verslag en voor de snelle wijze waarop dit tot stand is gekomen. Het is goed om te weten dat dit onderwerp zo veel aandacht krijgt van de Tweede Kamer.

Uiterlijk 31 januari jl. konden reacties op het Groenboek aan de Europese Commissie kenbaar gemaakt worden. De kabinetsreactie is vrijdag 29 januari jl. digitaal aangeboden aan de Europese Commissie. In de aanbiedingsbrief is het voorbehoud opgenomen dat de Eerste Kamer nog met een reactie kan komen. Beide stukken gaan hierbij.1

De kabinetsreactie is naar aanleiding van het standpunt van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangepast. Hieronder volgt een overzicht van de aanbevelingen die de commissie deed met de daaraan voor de kabinetsreactie verbonden gevolgen.

Met het oog op de door de EU op te stellen verordening heeft de commissie gepleit voor:

een nadere regeling van de rol van de Europese Commissie bij de behandeling van succesvolle burgerinitiatieven, naast de al voorgestelde behandelingstermijn van zes maanden;

In de kabinetsreactie is onder punt 9 een algemeen pleidooi opgenomen voor een nadere regeling van de rol van de Europese Commissie bij de behandeling van burgerinitiatieven. Daarnaast is – meer specifiek – gepleit voor het regelen van een motiveringsplicht ingeval van afwijzing of van een andere invulling dan de initiatiefnemers beoogden. Tevens is opgemerkt dat een beslissing over de ontvankelijkheid al veel eerder gegeven zou kunnen worden, zodat daarvoor een kortere termijn kan worden gesteld, bijvoorbeeld twee maanden. Tot slot is opgemerkt dat het de Commissie vrij staat om, voorafgaand aan de besluitvorming, tevens (publiekelijk) met de initiatiefnemers van gedachten te wisselen over hun voorstel.

relatief hoge drempels m.b.t. omvang en spreiding van de te verzamelen handtekeningen, waarbij 0,2% van de bevolking (in een/derde van de lidstaten) als absoluut minimum moet worden beschouwd. Daarbij wordt mede uitgegaan van het gebruik van online adhesiebetuiging bij Europese burgerinitiatieven;

De aanbeveling om de door de Commissie voorgestelde drempels van een derde van de EU-landen respectievelijk 0,2% van de bevolking als een absoluut minimum te beschouwen, is overgenomen in punt 2 van de kabinetsreactie. Aan de overwegingen die hierbij voor de Nederlandse regering een rol spelen, is toegevoegd dat een bepaalde mate van representativiteit van belang is omdat het uiting geeft aan een zeker draagvlak onder de bevolking.

nadere regelgeving op EU-niveau die de ongelijke toegang van burgers in de verschillende lidstaten tot het burgerinitiatief helpt beperken. Lidstaten moeten verplicht worden om het verzamelen van handtekeningen te vergemakkelijken en overbodige beperkingen af te schaffen. Vooral een regeling met betrekking tot digitale aanmelding door burgers verdient daarbij aandacht;

Het pleidooi van het kabinet tegen volstrekte harmonisatie van procedureregels is gehandhaafd (punt 5 van de kabinetsreactie). Ter verduidelijking is eraan toegevoegd dat centrale Europese regulering voor de lidstaten extra administratief werk met zich zou meebrengen en geen recht zou doen aan nationale systemen en regels. Gehandhaafd is ook de opmerking dat de verordening in meer algemene termen zou kunnen omschrijven aan welke kwaliteitseisen dient te zijn voldaan. Daaraan is toegevoegd dat met name de aan online adhesiebetuigingen te stellen eisen nadrukkelijk om aandacht vragen. Benadrukt is verder dat het hierbij van belang is dat de procedures in de verschillende lidstaten een vergelijkbare mate van betrouwbaarheid waarborgen.

invoering van een termijn voor het verzamelen van handtekeningen, o.m. om die handtekeningen niet overmatig lang bruikbaar te laten zijn;

In de kabinetsreactie (punt 6) is ingestemd met een termijn van een jaar voor het verzamelen van handtekeningen, met als voornaamste reden dat voorkomen moet worden dat een indiener oneindig lang handtekeningen kan verzamelen. Dat kan er tevens toe leiden dat eerdere steunbetuigers hun binding verliezen met het initiatief.

aanmelding van geplande initiatieven, in het bijzonder in het belang van de burgers.

In de kabinetsreactie is onder punt 7 toegevoegd dat de Europese Commissie de mogelijkheid zou moeten bieden om burgerinitiatieven via haar website bekend te maken, zodat burgers kunnen zien dat die initiatieven lopen. Een verplichte aanmelding is niet bepleit.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven