De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Veteranenombudsman, het Veteraneninstituut en het Landelijk Zorgsysteem
voor Veteranen hebben gepleit voor plaatsing van veroordeelde veteranen in het Militair
Penitentiair Centrum (MPC);
overwegende dat het MPC, anders dan de civiele penitentiaire inrichtingen, volledige
toegang biedt tot de specifieke veteranenzorg, alsmede door de kleinschalige opzet
meer ruimte kan bieden voor persoonlijke begeleiding en meer maatwerk voor de gedetineerde
en dat het daarmee zeer geschikt is voor de detentie en re-integratie van veroordeelde
veteranen;
constaterende dat in het vijfde artikel van het convenant erover wordt gesproken dat
een uitzondering mogelijk wordt gemaakt om andere groepen gedetineerden, waaronder
gedetineerde veteranen, in het MPC te plaatsen;
van mening dat veteranen in detentie die specifieke veteranenzorg nodig hebben, minstens
gelijkgesteld moeten worden aan de categorieën gezagdragers, geüniformeerden en DJI-personeel
als het gaat om plaatsing in het MPC en niet slechts bij uitzondering;
verzoekt de regering het convenant tussen het Ministerie van Defensie en de Dienst
Justitiële Inrichtingen aan te passen dan wel aan te vullen om veteranen in detentie
die specifieke veteranenzorg nodig hebben niet slechts bij uitzondering in aanmerking
te laten komen maar gelijk te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.