Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 30139 nr. 225 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 30139 nr. 225 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2019
De afgelopen periode heeft de Veteranenombudsman (V-ombudsman) onderzoek gedaan naar de behandelingsduur van de aanvraag voor een Militair Invaliditeitspensioen (MIP). De uitkomsten van zijn onderzoek werden op maandag 14 oktober openbaar gemaakt en zijn per brief aan mij gestuurd met afschrift aan uw Kamer1.
Zoals u weet is de V-ombudsman dezelfde persoon als de Nationale ombudsman. Hij mag klachten behandelen over het Ministerie van Defensie en over organisaties die geen overheid zijn maar wel ondersteuning bieden aan veteranen. Hij kan zelf het initiatief nemen om onderzoek te doen en dit onderzoek is daar een voorbeeld van.
De V-ombudsman geeft in zijn brief aan dat hij in de afgelopen jaren verschillende klachten en signalen heeft ontvangen over de lange doorlooptijd van aanvragen voor een MIP en over verzoeken om een herbeoordeling of een voorziening. In deze brief reageer ik op de constateringen en aanbevelingen.
Dit onderwerp is eerder in uw Kamer aan de orde geweest. In mijn brief over keuringen door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3090) gaf ik aan wat de situatie is rondom de behandelingsduur van aanvragen voor het MIP. Daarbij maakte ik melding van het onderzoek van de V-ombudsman. Tijdens het Notaoverleg Veteranen van 24 juni 2019 (Kamerstuk 30 139, nr. 220) is dit onderwerp met u besproken en heb ik u toegezegd de uitkomsten van het onderzoek van de V-ombudsman met u te delen. Dat doe ik bij deze.
Constateringen
De V-ombudsman heeft voor zijn onderzoek gesproken met diverse personen die betrokken zijn bij het veteranenbeleid. Ook heeft hij een medische beoordeling bijgewoond. Op 16 juli jl. organiseerde hij een rondetafelgesprek met veteranen, vertegenwoordigers van mijn ministerie, het ABP, het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV), het Veteraneninstituut en de Inspectie Militaire Gezondheidszorg.
Als primair knelpunt constateert de V-ombudsman dat er te weinig verzekeringsartsen zijn om de beoordeling van de MIP-aanvragen binnen de gestelde termijn van 180 dagen te verrichten. Hij vindt dat het streven moet zijn om elke beoordeling binnen de 180 dagen af te ronden. Verder is hij van mening dat de informatieverstrekking aan de veteraan over de voortgang van de procedure veel beter kan. Tot slot geeft hij aan dat de systematiek van het keuren en vaststellen van het Invaliditeitspercentage (IP) nu zo is ingericht dat het een perverse prikkel kan geven («beter worden, loont niet») en ook druk legt op het bereiken van een medische eindtoestand met oog op de afhandeling van de schadevergoeding op grond van de Regeling Volledige Schadevergoeding (RVS).
Ik herken het beeld dat de V-ombudsman schetst. Het overschrijden van de 180 dagen termijn voor een eerste beoordeling of een herbeoordeling op verzoek van de veteraan, kent weliswaar meerdere oorzaken en treedt ook niet in alle gevallen op, maar wel dusdanig vaak dat gedurende de periode 2018 deze normtermijn met een jaar moest worden verlengd. Het ministerie heeft deze termijnverlenging per brief aan de V-ombudsman gemeld en een afschrift daarvan aan uw Kamer gezonden (2018D57633, dd. 30 november 2018). De hoofdoorzaak van de termijnoverschrijding is, zoals de V-ombudsman terecht constateert, het tekort aan verzekeringsartsen. Er zijn uiteraard direct acties genomen om dit tekort op te heffen. Het zogenaamde bedrijf Sociaal Medisch Onderzoek (SMO) van het ABP heeft in 2019 twee extra verzekeringsartsen aangenomen, en per 1 januari 2020 is formatie vrijgemaakt voor de aanstelling van een derde verzekeringsarts. Verder ondersteunen verzekeringsartsen van het Bureau Medische Boordelingen van Defensie bij het wegwerken van achterstanden bij ABP/SMO. De effecten van deze maatregelen zullen echter pas op termijn (eind 2020) optreden – dit in verband met de lange inwerktijd van de artsen en de opgelopen achterstand in de periode hiervoor.
Aanbevelingen
De V-ombudsman geeft in zijn brief een drietal aanbevelingen voor verbeterpunten: 1) het uitstellen van de beoordeling aanvraag MIP tot na het bereiken van de medische eindtoestand; 2) een actievere regierol voor de zorgcoördinator gedurende het hele proces; 3) het beoordelen van een voorzieningenaanvraag zonder dat een bezoek aan de verzekeringsarts noodzakelijk is. Deze aanbevelingen neem ik graag mee in mijn overwegingen voor aanpassingen die ik ga doen in het stelsel van uitkeringen en voorzieningen. Daarbij staan re-integratie en maatschappelijke participatie van de veteraan wat Defensie betreft voorop.
Zoals de V-ombudsman verzoekt, zal ik hem binnen drie maanden een reactie sturen. Uw Kamer kan daarvan een afschrift tegemoet zien.
Tot slot
Alle veteranen verdienen passende zorg, erkenning en waardering. Ik constateer dat Defensie het afgelopen jaar volop bezig is geweest met het versterken van de uitvoering van het veteranenbeleid, mede gebaseerd op de uitkomsten van de evaluatie uit 2016. Er zijn maatregelen genomen maar we zijn er nog niet. De brief van de V-ombudsman geeft Defensie inzichten en adviezen om de organisatie en processen rondom de toekenning van het MIP verder te verbeteren. Wij zijn de V-ombudsman daar erkentelijk voor.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30139-225.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.