30 139 Veteranenzorg

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2013

De vaste commissie voor Defensie heeft mij in een brief van 23 mei jl. verzocht te reageren op een bericht in de Telegraaf van 17 mei jl., «Defensie beknibbelt op veteranen in nood». Tevens zijn er een aantal aanvullende vragen gesteld. Voorts heeft de commissie verzocht om de validatie van het PTSS-protocol door de Universiteit Groningen gelijktijdig mee te sturen (kenmerk 2013Z09852/2013D20721). Bij deze voldoe ik aan deze verzoeken.

Reactie op artikel Telegraaf

Het artikel in de Telegraaf gaat in hoofdzaak over het gebruik van een vragenlijst uit het PTSS-protocol. Volgens het artikel is de vragenlijst erop gericht de diagnose PTSS minder ernstig te maken. Hierdoor zou een lager invaliditeitspercentage kunnen worden vastgesteld en zou Defensie een lagere uitkering aan mensen met PTSS betalen. Het artikel suggereert dat Defensie op deze wijze wil bezuinigen.

De in de Telegraaf aangehaalde vragenlijst is onderdeel van een schattingsmethodiek die gebruikt wordt voor het PTSS-protocol. De vragenlijst wordt niet gebruikt om een diagnose te stellen of om causaliteit te bepalen. De vragenlijst is bedoeld als hulpmiddel voor de verzekeringsartsen om op een transparante en duidelijke manier beperkingen te duiden en de ernst hiervan te beoordelen. De vragenlijst is tot stand gekomen met behulp van verschillende externe deskundigen. Er is dan ook beslist geen sprake van een bezuinigingsmaatregel.

Validatie van het PTSS-protocol door de Universiteit Groningen

De vaste commissie voor Defensie vraagt om toezending van het validatieonderzoek naar het PTSS-protocol, uitgevoerd door het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), uit 2012. Het UMCG heeft geen validiteitsonderzoek van het PTSS-protocol uitgevoerd, maar een betrouwbaarheidsonderzoek naar de schattingsmethodiek die in het PTSS-protocol wordt gebruikt. Een klankbordgroep bestaande uit onafhankelijke deskundigen heeft toezicht gehouden op het onderzoek. De klankbordgroep heeft op grond van haar expertise en bevindingen geconcludeerd dat deze schattingsmethodiek valide is. Mijn ambtsvoorganger heeft de resultaten van het UMCG-onderzoek samen met de rapportage van de klankbordgroep op 9 maart 2012 naar de Kamer gezonden (Kamerstuk 33 000 X, nr. 74).

Aanvullende vragen

1. Klopt de weergave van de procedure (het WIA-IP protocol, de vragenlijst waarmee psychologen de dienstongeschiktheid van militairen vaststellen), zoals vermeld in het bericht van de Telegraaf? Zijn de vragen in dit protocol medisch-wetenschappelijk onderbouwd?

De berichtgeving in de Telegraaf klopt niet. De medische diagnose van PTSS wordt gesteld door een arts uit de curatieve sector. Vervolgens toetst de verzekeringsarts de diagnose met behulp van het PTSS-protocol en stelt hij de mate van invaliditeit vast. Dit geldt ook voor de vaststelling van de causaliteit ofwel het verband tussen PTSS en uitoefening van de dienst in bijzondere omstandigheden. Het komt weinig voor dat de verzekeringsarts afwijkt van de door de curatieve sector gestelde diagnose. Mijn ambtsvoorganger heeft de wijze van vaststellen van de causaliteit toegelicht in de brief van 21 mei 2010 (Kamerstuk 30 139, nr. 78). De vaststelling van causaliteit heeft plaats op basis van een zorgvuldige weging van argumenten die door de rechter kan worden getoetst. Vragenlijsten dienen hierbij slechts als hulpmiddel om te voorkomen dat mogelijk belangrijke omstandigheden niet worden meegenomen in de weging van de verzekeringsarts.

De vragenlijst uit het PTSS-protocol maakt deel uit van een methodiek om psychische beperkingen te duiden en het percentage invaliditeit te schatten. De betrouwbaarheid van deze schattingsmethodiek is onderzocht door het UMCG en wetenschappelijk als goed beoordeeld. Tevens heeft het UMCG de schattingsmethodiek vergeleken met de methodiek uit de American Medical Association Guides die civiel veel wordt gebruikt. De betrouwbaarheid van beide methodieken is vergelijkbaar. Wel kent de schattingsmethodiek van Defensie in vergelijkbare gevallen over het algemeen een hoger percentage invaliditeit toe. Dit is gunstiger voor de militair. De resultaten van dit vergelijkend onderzoek van het UMCG zijn samen met een appreciatie op 28 maart jl. ter kennisneming aangeboden aan de centrales voor overheidspersoneel.

2. Klopt het dat er sinds 2008 significant minder militairen de PTSS-diagnose krijgen dan daarvoor? Wat zijn de percentages van voor en na 2008?

Defensie beschikt nog niet over een overzicht van alle militairen met PTSS-diagnose van voor 2008. Thans wordt, op verzoek van de centrales van overheidspersoneel, gewerkt aan een dergelijk overzicht. Zodra dit gereed is, zal ik uw Kamer informeren. Voor een indicatie verwijs ik naar de brief van 31 mei 2012 (Kamerstuk 30 139, nr. 99) met gegevens over de herbeoordelingen van militairen met PTSS. In de periode 2009 – 2011 zijn in totaal 968 herbeoordelingen uitgevoerd. Dit heeft bij 143 personen geleid tot een verlaging van het invaliditeitspercentage.

Hierbij teken ik aan dat lagere invaliditeitspercentages na 2008 mede worden veroorzaakt door de verbeteringen in de immateriële nazorg voor veteranen. Dit betreft de opzet en doorontwikkeling van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen en het Zorgloket. De verbeterde zorg vergroot de kans op genezing van militairen met psychische klachten. Voorts is ook de aanstelling van een onafhankelijke Pensioenverzekeringsautoriteit van invloed op de vastgestelde invaliditeitspercentages.

3. Hoeveel rechtszaken van veteranen lopen er momenteel over de nazorg van Defensie, en wat zijn de kosten die worden gemaakt om via de Landsadvocaat hiertegen te procederen?

In 2012 waren er 406 schadeclaims in behandeling wegens psychisch letsel waarbij vaak een verwijt over de nazorg werd gemaakt.

Het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening is in de regel de procesvertegenwoordiger van Defensie. Slechts in enkele gevallen is de landsadvocaat ingezet. De kosten hiervan bedroegen in totaal € 245.300,- over de periode van 2006 tot en met 2013.

4. Hoe kan worden bereikt dat, rondom de toepassing van het PTSS-protocol, geen langslepende procedures bij de rechter en een lang traject bij de Ombudsman ontstaan? Er staan nog steeds veel zaken bij ABP/JFZ open, die hun basis hebben in het collectieve bezwaar van de BNMO, dat nu al jaren speelt.

De protocollen zijn tot stand gekomen in overleg met de centrales voor overheidspersoneel. Ook over het daarbij horende overgangsrecht, voor de militaire oorlogs- en dienstslachtoffers die al voor de invoering van de protocollen voor 1 juli 2008 meerdere keren gekeurd waren, is in het sectoroverleg overeenstemming bereikt. Het overgangsrecht is opgenomen om schrijnende gevallen voor een grote inkomensterugval te behoeden. Dit overgangsrecht is in 2011 verder verruimd voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers die voor 1 juli 2008 een eerste keuring hadden ondergaan.

Indien er redenen zijn om het overgangsrecht verder te verruimen en een bepaling toe te voegen over individuele situaties, ben ik bereid dit op voorstel van de centrales voor overheidspersoneel te bespreken.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven