30 080 Planologische kernbeslissing Ruimte voor de rivier

Nr. 57 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 november 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu inzake de achttiende voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier en de resultaten van de externe tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 30 080, nr. 55).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 november 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de commissie,

Sneep

1

Wat zijn de gevolgen voor Ruimte voor de Rivier, als investeringsafspraken in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG) en/of het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) gaan veranderen?

Dit heeft geen gevolgen voor de maatregelen van Ruimte voor de Rivier.

2

Zullen eventuele aanbestedingsmeevallers, ten opzichte van de raming bij de projectbeslissing of de Spelregels Natte Infrastructuur Projecten 3 (SNIP3), gebruikt worden om eventuele budgetoverschrijdingen, die de komende jaren nog plaats kunnen gaan vinden, te compenseren?

Ja. Met de Tweede Kamer is reeds eerder afgesproken dat meevallers vooralsnog binnen het Programma worden vastgehouden (AO van 3 december 2009 en 12 mei 2010).

3

Waarom is, in verband met de geconstateerde samenhang tussen het Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG)-programma en het programma Ruimte voor de Rivier, niet gekozen voor het samenvoegen van de budgetten om tot win-win situaties te komen binnen de projecten van het programma Ruimte voor de Rivier?

Zie antwoord 8a van Waterprojecten uit het MIRT-projectenboek.

4 en 5

Kunt u aangeven welke «nationale koppen» op de Europese regels in het kader van natuurwet- en regelgeving (Wet Natuur) worden afgeschaft?

Kunt u, alvorens wet- en regelgeving wordt aangepast voor het afschaffen van «koppen», aangeven om welke reden destijds besloten is hier wet- of regelgeving voor op te tuigen?

Zie de brief aan de Kamer (32 670, nr. 24 van september 2011) met betrekking tot de voortgang van Natura 2000. Hierin geeft de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 10 punten aan, waar hij binnen de richtlijnen mogelijkheden ziet voor meer rek en deze gaat benutten.

Het aangekondigde wetsvoorstel natuur zal bovendien voorzien in wetgeving ter bescherming van de natuur die herkenbaar aansluit op de Europese en internationale verplichtingen. Dit wetsvoorstel zal in de lente van 2012 voor behandeling bij het parlement worden ingediend. Dan is het moment om met de Kamer te spreken over het wetsvoorstel en de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de huidige Flora- en Faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet.

6

Kunt u, alvorens wet- en regelgeving aan te passen, aangeven welk beschermingsregime wordt opgeheven en met welke reden? Zo nee, waarom niet?

In de Memorie van toelichting op de Wet Natuur zullen wijzigingen met betrekking tot beschermingsregimes worden toegelicht. Voor wijzigingen met betrekking tot Natura 2000 en Beschermde Natuurmonumenten verwijs ik u naar de eerder genoemde Kamerbrief (32 670, nr. 24).

7

Hoe waarschijnlijk is het, dat het wetgevingstraject van de Wet Natuur niet zal aansluiten op de planning van Ruimte voor de Rivier?

Het wetsvoorstel voor de Wet Natuur wordt momenteel breed geconsulteerd bij de maatschappelijke organisaties en via internetconsultatie. Het voornemen is om het wetsvoorstel voorjaar 2012 aan de Tweede Kamer te zenden. De planning is vervolgens afhankelijk van de behandeling van het wetsvoorstel in het parlement.

Binnen het programma Ruimte voor de Rivier zitten meer dan de helft van de maatregelen in de uitvoeringsfase. Voor deze projecten is de vergunningaanvraag op grond van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet nu al aan de orde.

8

Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de oplossingen die binnen het kader van de bestaande Natuurbeschermingswet worden gezocht?

Dit is gedaan met de Kamerbrief (32 670, nr. 24).

9

In hoeverre wordt binnen het programma Ruimte voor de Rivier, aangezien het welslagen van het programma Ruimte voor de Rivier mede afhankelijk is van het project Stroomlijnen om de gewenste afvoercapaciteit te halen, nagedacht over het toekomstig beheer van de uiterwaarden, op dusdanige wijze dat het waterbergend vermogen gewaarborgd blijft?

Binnen de projecten worden met toekomstige beheerders afspraken gemaakt en vastgelegd over het beheer en onderhoud. Daarmee is geborgd dat de waterstanddaling ook op de lange termijn behouden blijft. Parallel hieraan wordt door middel van een inhaalslag de begroeiing in overeenstemming gebracht met de vanuit veiligheid geldende randvoorwaarden, met in acht name van de Natura 2000 doelen.

10

  • a. Is er bij de in voorbereiding zijnde projectbeslissing voor het project IJsselsprong (Cortenoever) sprake van een significante verlegging van de oorspronkelijke grens van de Planologische Kernbeslissing (PKB-grens)?

  • b. kunt u dat toelichten?

  • c. Wanneer kan naar uw mening gesproken worden over een «significante verlegging van de PKB-grens»?

  • a. en b. Nee, bij de maatregelen Cortenoever en Voorsterklei is er sinds de PKB gezocht naar een optimalisatie tussen benodigde waterstanddaling en het behoud van landbouwmogelijkheden. Ten opzichte van de referentie-ontwerpen die ten behoeve van de PKB waren opgesteld is gekozen voor een uitwerking waarin ten behoeve van de landbouw een overstromingsfrequentie van 1 x per 25 jaar is aangehouden en zo beperkt mogelijke vergravingen. De dijk is daarvoor westelijker komen te liggen dan in de PKB referentie-ontwerpen. De landbouwmogelijkheden zijn zo veel beter geworden dan bij de jaarlijkse overstroming, waar in de PKB van uit werd gegaan.

  • c. De PKB kaart bevat een aanduiding van de locatie van de maatregel. Bij de vervolgbesluitvorming wordt de definitieve locatie bepaald. Als de uiteindelijke maatregel ver buiten de indicatieve aanduiding zou worden gerealiseerd, zou dat als een significante afwijking kunnen worden aangemerkt.

11

  • a. Wat verstaat u onder «nadelige effecten» voor de drinkwaterwinning bij de zomerbedverlaging Beneden-IJssel?

  • b. Is hier sprake van nieuwe inzichten?

  • c. Waarom waren deze inzichten niet beschikbaar bij het vaststellen van de PKB Ruimte voor de Rivier, waar deze zomerbedverlaging onderdeel van uitmaakt?

  • a. De bodem onder het oude spoorwegemplacement in de gemeente Zwolle is ernstig verontreinigd. De verontreiniging begeeft zich langzaam via het grondwater naar de drinkwaterputten in het Engelse Werk. De provincie, de gemeente Zwolle en het drinkwaterbedrijf Vitens hebben thans technische middelen ingezet om te voorkomen dat de verontreiniging in de huidige situatie de drinkwaterputten bereikt.

  • b. Ja. Uit het hydrologisch onderzoek in het kader van de milieueffectrapportage bij de planstudie Zomerbedverlaging Beneden-IJssel is gebleken dat de zomerbedverlaging grote effecten kan hebben op de grondwaterstromen onder Zwolle, waardoor de verontreiniging zich in sneller tempo naar de drinkwaterputten zou kunnen verspreiden. Uit vervolgonderzoek is in september gebleken dat deze effecten van de zomerbedverlaging niet met technische middelen of ontwerpaanpassingen te voorkomen zijn. Alleen beperking van de drinkwaterwinning of het verkorten van de zomerbedverlaging kan nadelige effecten voorkomen.

  • c. Voor de PKB Ruimte voor de Rivier zijn globale ontwerpen gemaakt van de maatregelen en zijn de effecten ervan globaal in beeld gebracht. Op deze wijze is informatie vergaard waarmee een zo verantwoord en uitvoerbaar mogelijk pakket kon worden gekozen.

    Na vaststelling van de PKB is voor iedere maatregel een gedetailleerder ontwerp gemaakt en een gedetailleerde milieueffectenstudie uitgevoerd. Alleen bij een dergelijke diepere detailstudie komen effecten aan het licht zoals bij de zomerbedverlaging.

12

Komt er in het eerste kwartaal van 2013 een volgende tussenevaluatie, op het moment dat ongeveer 75% van de doorlooptijd van het programma is verstreken?

Ja. De bij VGR18 aan U aangeboden tussenevaluatie van de PKB Ruimte voor de Rivier is uitgevoerd halverwege de doorlooptijd (2007–2015). De opstellers bevelen aan om op ¾ van de looptijd weer een evaluatie te doen. Dan kan door onafhankelijke onderzoekers worden beoordeeld of de laatste ¼ van de programmaperiode behaald kan worden binnen budget en raming en welke risico’s daarbij een rol spelen.

13

Klopt het dat de daling van het programmabudget met 131 miljoen euro slechts het gevolg is van de begrotingssystematiek, en dus niets te maken heeft met de programmakosten van Ruimte voor de Rivier?

Ja.

14

Waarom leidt deze «meevaller» niet tot een bijstelling van het oorspronkelijke projectbudget?

Het oorspronkelijke projectbudget is met dit bedrag verlaagd. Daarnaast zijn er drie andere mutaties in de verslagperiode geweest waardoor het budget is gedaald van € 2342 miljoen in VGR17 naar € 2136,8 miljoen in VGR18 (zie paragraaf 6.1).

15

Wat zijn de andere oorzaken die de vertraging bij het nemen van een projectbeslissing over de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld hebben veroorzaakt?

Bij de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld waren er nog discussies over de ligging van de tijdelijke bouwweg in het zuiden van het projectgebied (nabij Veessen). De provincie en het waterschap werken aan een oplossing.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Gent, W. van (GL), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), voorzitter, Slob, A. (CU), Haverkamp, M.C. (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Graus, D.J.G. (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Bashir, F. (SP), Mos, R. de (PVV), Tongeren, L. van (GL), Monasch, J.S. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), Koolmees, W. (D66), ondervoorzitter, Jong, L.W.E. de (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Caluwé, I.S.H. de (VVD) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Koopmans, G.P.J. (CDA), Lucas, A.W. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Bontes, L. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Bochove, B.J. van (CDA), Ulenbelt, P. (SP), Agema, M. (PVV), El Fassed, A. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Ham, B. van der (D66), Verhoeven, K. (D66), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Boer, B.G. de (VVD) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Naar boven