30 079 VMBO

Nr. 86 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 5 juli 2018 overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:

  • de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 juli 2018 inzake laatste ontwikkelingen rondom VMBO Maastricht en reactie op het verzoek van het lid Rog, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 3 juli 2018, over een overzicht van alle klachten over LVO die sinds 2016 bij de onderwijsinspectie zijn binnengekomen (Kamerstuk 30 079, nr. 75);

  • de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 27 juni 2018 inzake ontwikkelingen rondom examens VMBO Maastricht (Kamerstuk 30 079, nr. 74);

  • de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 22 juni 2018 inzake onregelmatigheden examens vmbo-leerlingen in Maastricht (Kamerstuk 30 079, nr. 73).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De griffier van de commissie, De Kler

Voorzitter: Peters

Griffier: De Kler

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Azarkan, Beertema, Bisschop, Bruins, Rudmer Heerema, Van den Hul, Kwint, Van Meenen, Peters, Rog en Westerveld,

en mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Aanvang 11.15 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen dames en heren, Minister, toehoorders en geachte afgevaardigden. Voordat we beginnen, geef ik het woord aan Minister van Engelshoven om te verklaren waarom zij hier zit en niet haar collega.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. U begrijpt allemaal dat de heer Slob heel graag dit debat zelf met u had gevoerd. Dat is voor hem wegens ziekte helaas niet mogelijk. Hij is gisteren in zijn woonplaats Zwolle in het ziekenhuis opgenomen. Er is een bacteriële infectie actief in zijn lichaam. We hopen dat de behandelingen goed zullen aanslaan. Hij weet zich daar in goede handen. Het leek mij goed dat u hiervan op de hoogte bent. Uiteraard ben ik met hem vol verantwoordelijk voor het departement en dus ook voor het dossier. Ik zal met alle plezier het debat met u voeren.

De voorzitter:

Dank u wel, excellentie. Ik stel een spreektijd van vier minuten voor en om te beginnen twee interrupties. Is dat akkoord? Dat is het geval. Ik geef het woord aan de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Om te beginnen wens ik Minister Slob vanaf deze plek uiteraard veel beterschap. Mijn waardering voor het feit dat Minister van Engelshoven dit op zo'n korte termijn wil overnemen.

Voorzitter. Het zal je maar overkomen. Je hebt hard gewerkt in het examenjaar, of je bent met de hakken over de sloot geslaagd; dat kan natuurlijk ook. In ieder geval kijk je uit naar het volgende jaar en naar de vervolgopleiding van je dromen. Je gaat een nieuwe wereld in als student, de toekomst in. Dan komt die spannende dag met de uitslag. En jawel: de vlag kan uit. Eindelijk ben je zeker van een lange en verdiende vakantie. Maar dan opeens blijkt dat jouw school het compleet verpest heeft met de schoolexamens en dat je helemaal niet bent geslaagd: een drama en het begin van een periode van tergende onzekerheid, die tot de dag van vandaag duurt. Ik heb leerlingen en ouders gesproken. Ik heb alleen maar heel groot respect voor hoe zij met deze ramp zijn omgegaan. Maar die nachtmerrie moet nu gaan eindigen.

Voorzitter. Dit drama zorgt voor vele vragen, maar vanaf dag één is mijn stelling geweest dat voor mij de leerlingen prioriteit 1 tot en met 354 zijn. Het is van belang voor de waarde van hun examen dat zij hun schoolexamen herstellen. Complimenten aan de Minister en de ambtenaren dat zij de resultaten van het centraal examen tot 1 januari laten staan, zodat de leerlingen verder kunnen en hun schoolexamen kunnen herkansen. Daar hebben de leerlingen recht op. Ze hebben er ook recht op om maximale ondersteuning te krijgen in een, wat D66 betreft, haalbaar en studeerbaar programma. Mijn vraag aan de Minister is wat nu de exacte stand van zaken is. Wat gebeurt er als een leerling het onverhoopt niet haalt binnen de gestelde termijn? En hoe moet het verder met de school, de docenten en met de leerlingen die in september aan hun examenjaar beginnen?

Uit de brief van gistermiddag blijkt dat niet elke leerling er zeker van is dat hij of zij aan het mbo kan beginnen. Wanneer komt hier eindelijk duidelijkheid over? Hoeveel leerlingen moeten er rekening mee houden dat ze niet verder kunnen met hun toekomst? Op Twitter zag ik leraren uit het land zich aanmelden om deze leerlingen te helpen. Dat maakt mij trots op de onderwijswereld. Ik hoop dat dit ervoor zorgt dat ouders en leerlingen het vertrouwen in het onderwijs een beetje terugwinnen. Ik ben toevallig de hele zomer in het land en heb mij ook opgegeven, maar ik vraag mij af of inmiddels duidelijk is of deze docenten ook ingeschakeld gaan worden bij de zomerschool. Overigens zijn er ongetwijfeld veel betere docenten dan ik, maar dat terzijde.

Voorzitter. Voorlopig is onduidelijk hoe dit heeft kunnen gebeuren. Vaststaat dat dit onder de verantwoordelijkheid van het bestuur valt, zeg ik ook als oud-bestuurder in het onderwijs. Als er iets is waarvan het van belang is dat het heel goed verloopt, is het dat examen. Tot mijn grote verbazing lees ik dat de bestuurder er nog steeds zit. Acht de Minister het LVO met het interim-bestuur nog in staat om dit goed vorm te geven? De Minister heeft een aanwijzingsbevoegdheid. Gaat zij deze actief communiceren aan de raad van toezicht en is ze van plan om via de raad deze aanwijzingsbevoegdheid in te zetten?

Voorzitter, dan de inspectie. De inspectie is opgericht om de kwaliteit van het onderwijs te borgen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat er niets is gedaan met de vele meldingen en signalen. De inspectie gaat dan ook het eigen handelen extern laten evalueren. Hoe beoordeelt de Minister het functioneren van de inspectie hierin? Wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten? Heeft de Minister kunnen achterhalen wat er bij de inspectie met de klachten is gebeurd die al vanaf oktober 2016 zijn ingediend? Hoe kan het dat deze signalen feitelijk genegeerd zijn? En hoe past dit in eerdere, vergelijkbare situaties, zoals bij Inholland of de onderwijsboulevard Enschede?

Voorzitter. Ook de VO-raad gaat onderzoek doen naar de situatie ten aanzien van de schoolexamens op alle vo-scholen. Dat is prijzenswaardig, maar het voelt voor mij ook een beetje als «slager en eigen vlees». Mijn vraag is of het niet beter is om dit onafhankelijk te laten doen.

Voorzitter. Ten slotte voor dit moment en voor de momenten die misschien nog zullen komen waarop wij dit in de Kamer moeten bespreken: ik wens de leerlingen, de aanstaande studenten en hun ouders een heel goede toekomst toe.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Meenen. Ik geef het woord aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Alle beterschap aan de heer Slob. Ik hoop dat hij zich snel beter gaat voelen.

Voorzitter. Ik heb nog niet eerder zo'n belachelijke situatie voor zo'n grote groep leerlingen meegemaakt als die voor de 354 vmbo-leerlingen in Maastricht. Moet je je voorstellen dat je als kind of ouder vertrouwen denkt te kunnen hebben in een school, en dan wordt er vervolgens door zo veel verschillende mensen zo verschrikkelijk gefaald: raad van toezicht, bestuur, directie en leraren. Het is ongelooflijk.

Maar laat ik dit als eerste zeggen: wat goed dat zo veel docenten in Nederland na het examendebacle in Maastricht hun hulp aanboden om de examenkandidaten in de zomervakantie te helpen met het dichten van de gaten in de schoolexamens. Dit is ook meteen het enige positieve dat ik kan benoemen. De leerlingen zijn op een belachelijke manier door de school en ook door onkundige leraren benadeeld. Ik sta achter het besluit van de Minister om de diploma's een halfjaar geldig te laten zijn, zodat zo veel mogelijk leerlingen de gaten in het PTA kunnen dichten. Maar dat gaat niet voor alle leerlingen lukken. Ik vraag de Minister om te eisen dat de school gewoon eerlijk is naar de leerlingen, vooral als de kans dat zij het gaan halen in feite niet meer bestaat.

Voorzitter. Ik wil drie dingen zeggen. Ten eerste: als de voorzitter van het bestuur zo weinig verantwoordelijkheid neemt, snap ik niet dat deze man nog steeds op zijn plek zit. Welke plaat heeft hij voor zijn hoofd dat hij niet kan inzien dat hij blijkbaar niet de juiste man op die plek is? Door weg te duiken voor het nemen van verantwoordelijkheid en de schuld bij anderen in de schoenen te schuiven is deze man volstrekt ongeloofwaardig geworden. De scholen van het Limburgs Voortgezet Onderwijs verdienen beter.

De voorzitter:

Meneer Heerema, u heeft een interruptie van de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Die gaat niet over de bestuurder. Over hem zijn we het wel eens. Het gaat over het deel daarvoor, namelijk de geldigheid van de examens. De heer Heerema zegt namens de VVD: we moeten eerlijk zijn naar leerlingen die het mogelijk niet gaan halen. Zou het niet verstandiger zijn om, als er soms zulke grote hiaten in het schoolexamen zitten, eerst te kijken wat wij voor die leerlingen kunnen doen? Als de termijn van een halfjaar niet lang genoeg blijkt om al die schoolexamens te halen, kunnen we bijvoorbeeld de termijn eventueel iets verlengen. De leerlingen hebben het centraal examen gedaan en dat afgerond. Zou het dan niet onze verantwoordelijkheid zijn om, indien nodig, leerlingen iets langer een kans te geven, in plaats van nu al te zeggen: we zijn heel eerlijk tegen je; je gaat het niet halen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb twee antwoorden. Als je een halfjaar de tijd krijgt om de gaten in het PTA te dichten, kan ik me eerlijk gezegd niet zo goed voorstellen dat dat niet lang genoeg zou zijn. Ik steun de Minister dus in dat besluit. Als er ontzettend veel of grote gaten zijn, moet een leerling volgens mij ook kijken of hij zelf op tijd aan de bel getrokken heeft op het moment dat er gaten in het cijferlijstje stonden of de stage niet was afgesloten. Je weet het als leerling als je de stage niet hebt afgerond. Dat kan. Ik denk dus dat een halfjaar echt voldoende is. Maar we hebben ook signalen gekregen dat de school contact heeft met ouders en leerlingen en aan de telefoon doodleuk zegt: van ons hoeft het allemaal niet, maar het ministerie daar in Den Haag vindt dat dit allemaal moet gebeuren. Ik vind dat de school eerlijk moet zijn richting de leerlingen. Daar doel ik ook op.

De heer Kwint (SP):

Over de scholen zijn we het ook eens. Dat punt kunnen we ook overslaan. Het gaat mij erom dat deze leerlingen buiten hun schuld om zijn benadeeld. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik, toen ik mijn schoolexamens deed, nooit het hele examenreglement heb doorgespit. Ik deel met de heer Heerema dat het voor een groot deel van de groep mogelijk moet zijn om in een halfjaar het schoolexamen alsnog te halen. Maar wat doen wij in december op het moment dat leerlingen die zich een halfjaar lang een slag in de rondte hebben gewerkt om alsnog hun schoolexamen te halen, een paar resultaten missen? Gaan we dan zeggen: helaas, begin het jaar maar opnieuw?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik denk dat we daarvoor die individuele trajecten hebben. Ik heb begrepen dat er gepersonaliseerde examens zijn, zodat ze per individu kunnen kijken hoe leerlingen zo snel mogelijk door het examentraject heen kunnen gaan. Ik vind dat we in eerste instantie maar even moeten afwachten hoe al die trajecten eruitzien. Dat halfjaar lijkt mij voldoende. Mocht de Minister met alle wijsheid die hij of zij op dat moment heeft met twintig ambtenaren tot een andere conclusie komen, dan ben ik zeker bereid om daarover te praten. Ik sta niet vooraan om nu te zeggen: laten we de kennis en expertise die nu bij het ministerie, de inspectie en de Minister zit direct in twijfel trekken.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De heer Heerema en ik zijn het erover eens dat sprake is van wanbeleid bij de scholen. Ik hoorde de heer Heerema als eerste wijzen naar de leraren. Hij had het over «onkundige leraren». Ik wil de heer Heerema van de VVD vragen wat hij ervan vindt dat in ieder geval door de directie de suggestie is gewekt dat de leraren het hebben gedaan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb, denk ik, wel iets gezegd over het nemen van verantwoordelijkheid door het bestuur. Wat mij betreft hoort daar ook de directie bij. In eerste instantie werd direct gewezen naar leraren, maar ook naar leerlingen, en werd gezegd dat zij zelf schuld hebben aan dit debacle. Ik vind dat niet juist. Dat neemt niet weg dat er een schoolcultuur blijkt te zijn ontstaan waarin leraren het mogelijk hebben gemaakt, ook voor nieuwe collega's, dat dit op deze manier binnen de school geregeld werd. Dat is natuurlijk niet oké. Dat is gewoon niet oké. Ik heb ook op het vmbo gewerkt en zeven jaar lang voor de klas gestaan. Ik weet wat voor cultuur er op een school kan ontstaan en hoe moeilijk het is om je daaraan als het ware te ontworstelen, maar natuurlijk ligt er ook een bepaalde verantwoordelijkheid bij de leraren.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, uw tweede interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik begrijp de reactie van de heer Heerema wel, maar zijn het de leraren die wat aan de cultuur kunnen doen? Of is het uiteindelijk toch echt primair de verantwoordelijkheid van de directie om die cultuur aan te pakken?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij is het en-en. Als ik de reacties in alle nieuwsberichten lees, denk ik dat we in deze commissie heel sterk delen dat de bestuurder hierin een grote rol heeft en weg zou moeten. Maar het ligt natuurlijk niet alleen aan directie en bestuur, want leraren vormen samen ook de cultuur op school. Ook leraren hebben daarin dus een verantwoordelijkheid. Die had genomen moeten worden.

De heer Beertema (PVV):

Ik hoor de heer Heerema. Tegelijkertijd hoor ik aan mijn linkerkant mijn collega Kwint, die terecht zegt dat hij als leerling ook het examenreglement niet uit zijn hoofd kende. Ik neem aan dat de heer Kwint toen een vwo'ertje was. We hebben het hier over vmbo'ers. Toch hoor ik in de bijdrage van de heer Heerema de suggestie dat de leerlingen ook naar zichzelf moeten kijken. Dat is precies de suggestie die dat college van bestuur gewaagd heeft te geven naar de leerlingen toe, die nu met z'n 354-en in de kou staan. De suggestie die ook door dit compleet falende college van bestuur is gegeven, is dat de leraren er een potje van hebben gemaakt. Ik weet dat daar heel bonafide leraren met goede wil gewerkt hebben, die de school binnen drie maanden gillend verlaten hebben omdat het zo'n ongelooflijke puinhoop was. Je kunt naar de leraren kijken, je kunt zelfs naar de leerlingen kijken en je kunt zelfs naar hun ouders kijken, maar er is maar één instantie verantwoordelijk. Dat is dit vreselijke CvB en die raad van toezicht. Verder moet meneer Heerema niet meegaan in de suggesties die dit college van bestuur gedaan heeft, want dan zit hij wat mij betreft echt aan de verkeerde kant van de lijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Iemand die vooral iemand aan de verkeerde kant van de lijn zit, is meneer Beertema. Ik las gisteren op Twitter dat hij de suggestie durfde te doen dat dit hardwerkende ministerie dit debat over de vakantie heen probeerde te tillen. Dat vind ik zeer onterecht, ook als je hoort wat er met Minister Slob is en dat hij op dit moment in het ziekenhuis ligt.

De voorzitter:

Sorry, meneer Heerema. We gaan niet over Twitter praten en wat daar gezegd is. Dat doen we maar op Twitter. Wilt u gewoon antwoord geven op de vraag van de heer Beertema?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb volgens mij in mijn termijn tot nu toe een aantal dingen gezegd over verantwoordelijkheden. Ik heb nog een restant spreektekst klaarliggen waarin ik daar nog een aantal dingen over zal zeggen. Natuurlijk heeft het college van bestuur hier de allerhoogste verantwoordelijkheid en had die allang genomen moeten worden. Ik vind het bizar dat de hoogste bestuurder nog steeds op die positie zit en doodleuk zegt: ik ga niet weg, want ik mag blijven zitten van de raad van toezicht. Wat mijn collega Van Meenen over de aanwijzing zei, deel ik. Volgens mij zat de Minister ook op die koers. Ik hoorde hem zeggen dat hier het laatste woord nog niet over gesproken is. Wat ik zeg over leerlingen is: als je op een school zit waar leraren en leerlingen meewerken aan een examen en je bent een van de leerlingen bij wie er bijvoorbeeld 69 hiaten in het PTA zitten en ook twee stages niet zijn afgerond, dan vind ik dat je daar zelf ook een klein beetje een beeld van moet hebben, ook al zit je op het vmbo. Of je nou op het havo, vwo of vmbo zit, je moet dat toch doorhebben? Je denkt dan toch: het lijkt wel of er iets niet klopt; laat ik een keer ergens iets gaan vragen. Er zijn 28 meldingen bij de onderwijsinspectie geweest. Ik vind oprecht dat er een bepaalde eigen verantwoordelijkheid is, maar dat de hoogste verantwoordelijkheid bij het college van bestuur ligt.

De voorzitter:

Een helder antwoord. De heer Beertema nog?

De heer Beertema (PVV):

Dat is dan enigszins genuanceerd. Ik neem aan dat ik daar wel even op mag reageren. Wat betreft mijn suggestie: ik vind het heel merkwaardig dat wij bij de grootste onderwijsramp die we in de laatste jaren hebben meegemaakt, zo laat in kennis worden gesteld. Ik kijk dan naar het ministerie en de Ministers. Tot op dit moment, terwijl al die kinderen en ouders daar in Limburg tandakkend zitten te wachten of er een oplossing komt, is nog steeds niet duidelijk wat de schade per leerling is wat betreft de PTA's en wat zij moeten gaan doen. Wij zijn daar niet van op de hoogte gesteld. Dat vind ik buitengewoon kwalijk. De ziekte van Minister Slob is buitengewoon betreurenswaardig en ik wens hem ontzettend veel beterschap, maar elke Minister heeft een vervanger. We hebben enige moeite moeten doen om dit debat op de agenda te krijgen. Ik wil dat toch gememoreerd hebben.

De voorzitter:

Waarvan akte, meneer Beertema. Dit was achteraf gezien misschien beter geweest voor uw eerste termijn. Meneer Van Meenen, u had een interruptie voor meneer Heerema.

De heer Van Meenen (D66):

Die interruptie had ik bijna op de heer Beertema willen plegen, maar goed. Volgens mij hebben we helemaal geen moeite hoeven doen om dit debat te krijgen. We hebben aan de andere Minister gevraagd om heel veel moeite te doen en dat heeft zij gedaan, maar wij hebben daar geen moeite voor hoeven doen. Maar goed, dat terzijde.

Ik wilde iets aan de heer Heerema voorleggen. Hij zegt: als je een 7,5 krijgt voor iets wat je niet gedaan hebt, dan zouden de alarmbellen moeten luiden, en ook als je een stage niet hebt afgerond. Is hij het niet met mij eens dat die alarmbellen ook heel luid geklonken hebben, dat leerlingen dit thuis hebben gemeld en dat ouders maar liefst 28 keer bij de inspectie aan de bel getrokken hebben? Wat kun je nog meer verwachten van ouders en leerlingen in het licht van het nemen van hun verantwoordelijkheid?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat deel ik wel. Ik denk dat er flink wat meldingen zijn geweest bij de onderwijsinspectie. Ik kan niet precies inschatten hoe de leerlingen dat hebben gedaan. Ik constateer alleen dat op school leerlingen gemerkt hebben dat er dingen niet klopten en dat ze daar niet mee aan de slag zijn gegaan. Dat verbaast mij. Ik zou dat zelf als leerling misschien wel gedaan hebben. Ik heb zelf op een vmbo-school gewerkt. Daar gingen leerlingen daar ook weleens dieper op in.

De meldingen bij de onderwijsinspectie staan. Het is heel gek dat daar zo weinig mee is gedaan. Ik kom daar in mijn tweede of derde pagina zeker nog even op terug, want de onderwijsinspectie is iets waar we zeker naar moeten gaan kijken.

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben blij dat de heer Heerema dat straks nog gaat doen. Dat heb ik ook gedaan. Ik wil vragen of hij met mij deelt dat wij deze leerlingen eigenlijk een paar enorme complimenten moeten geven. Ik heb dat al gedaan voor de manier waarop zij, ook hier op het Plein, in alle rust en helderheid hebben aangegeven waar hun problemen in zitten, met geen spoor van ongeremde woede. Het bleef heel erg netjes, zou ik haast zeggen. Ik stond er zelf van te kijken hoe knap die leerlingen dat deden. Dat is één. Het tweede is dat zij gewoon centraal examen hebben gedaan, ook al had dat misschien niet gemogen. Laten we dat niet vergeten. Over het algemeen hebben ze dat gewoon heel goed gedaan. Daar verdienen ze ook een enorm compliment voor. Dus alstublieft: niet de leerlingen, niet de ouders. Die hebben in mijn ogen alles gedaan wat ze konden, en de leraren ook. Laten we ons wat betreft de verantwoordelijkheid richten op daar waar die ligt: het bestuur.

De voorzitter:

De heer Heerema, een reactie graag, in verband met uw bijdrage.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik richt mij wat betreft de verantwoordelijkheid ook vooral op het bestuur. Het kleine zijstapje dat ik maak, wordt wat groter opgepakt dan ik het bedoel. Dat is helemaal niet mijn bedoeling geweest. Ja: de verantwoordelijkheid ligt bij het bestuur en de onderwijsinspectie. Daar ga ik ook graag naartoe.

Voorzitter. Door het in de schoenen van anderen te schuiven is deze man volstrekt ongeloofwaardig geworden. De scholen van het Limburgs Voortgezet Onderwijs verdienen beter. Nu heeft de Minister de Kamer laten weten dat deze week een interim-bestuurder wordt aangesteld, terwijl in het nieuws staat dat Postema van geen wijken wil weten. Toch zou hij inhoudelijk al op non-actief staan. Kan de Minister duidelijkheid geven? Is deze incompetente bestuurder nu weg, of zit hij er nog?

Mijn tweede punt is het volgende. Natuurlijk gaat het op veel scholen in Nederland goed. Veel docenten doen hun uiterste best om examenkandidaten zo goed mogelijk voor te bereiden. De afgelopen weken zijn we te vaak opgeschrikt door niet alleen onregelmatigheden, maar ook pure fraude bij examens. Of het nu in Rotterdam, Rijswijk, Maastricht of bij een van die andere twintig scholen was, of eerder al bij Ibn Ghaldoun: het lijkt voorzichtig een trend te zijn. Gesjoemel met examens, leerlingen laten meekijken, examens die gekopieerd worden, PTA's die niet afgesloten zijn: het is eigenlijk te gek voor woorden. Wat is dan de rol van de onderwijsinspectie geweest? Wat is de reden dat ze zo veel misstanden zo vaak over het hoofd heeft gezien of weinig heeft gedaan met meldingen? Wat moet er veranderd worden om deze misstanden uit de wereld te krijgen? Want met elk gesjoemeld diploma daalt de waarde van een terecht uitgedeeld diploma.

Ik zeg hier niet dat er meteen koppen moeten rollen bij de onderwijsinspectie, maar ik wil wel snel antwoord krijgen op de vraag waarom de onderwijsinspectie simpelweg achter de feiten aan lijkt te lopen bij een lijst met klachten die zo lang is. De VVD vindt dat vrijheid van onderwijs geen vrijbrief mag zijn om slecht onderwijs te bieden. Hoe is het mogelijk dat bij een school die in beeld is bij de onderwijsinspectie, zulke misstanden plaatsvinden?

Ik kom bij mijn derde punt. Dit debacle maakt voor de VVD duidelijk dat het echt tijd is om kritisch naar de onderwijsbekostiging te kijken. Ik zou willen dat we naar een systeem toegaan waarin scholen die aantoonbaar beter presteren, meer vrijheid krijgen, meer ruimte om te experimenteren, minder regels en misschien wat minder onderwijstijd. Bij scholen waar we het hier over hebben en die er niet goed voorstaan, kunnen de touwtjes strakker worden aangehaald met meer controle, meer verplichtingen en meer afrekenbare afspraken. We hebben het daar vandaag niet over, maar na het reces moeten we snel aan de slag gaan om te kijken welke mogelijkheden de lumpsum hiertoe biedt, want niemand verdient slecht onderwijs, leerlingen verdienen geen slechte bestuurders en de onderwijsinspectie moet daar bovenop zitten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Allereerst vanaf deze plek veel beterschap aan Minister Slob. Het is natuurlijk heel fijn dat zijn collega dit debat wil overnemen.

Voorzitter. Ik denk dat we allemaal geschrokken zijn toen Minister Slob ons twee weken geleden belde. De Minister belt niet zomaar. Dan is er echt wat aan de hand. Dat bleek ook: honderden leerlingen zijn de dupe geworden van het wanbeleid van het schoolbestuur. Niet alleen zij, maar ook hun familie, ouders, zussen en broers hebben een paar moeilijke weken. Datzelfde geldt voor de leraren, zo wil ik nog even benadrukken.

Het allerbelangrijkste is dat deze leerlingen zo snel mogelijk een diploma krijgen en dat zij kunnen starten bij vervolgopleidingen. Dat is de allergrootste prioriteit. De leerlingen zijn nu vier keer de dupe: ze hebben geen goed onderwijs gehad, ze hebben geen diploma, ze moeten nog een paar maanden of nog langer blokken en als ze straks wel een papiertje hebben, staat daar LVO op. Dat is inmiddels een besmette naam.

Hoe zit het met de oud-leerlingen? Moeten zij met terugwerkende kracht bang zijn dat de situatie ook voor hen gevolgen heeft? Het rommelt immers al heel lang. Dat blijkt ook uit de lijst met klachten die we hebben ontvangen. Verschillende leraren in het land bieden aan om een paar dagen in hun vakantie te helpen om deze leerlingen een diploma te geven, terwijl we weten dat de werkdruk van deze leraren heel hoog is. Gaat de Minister gebruikmaken van dit aanbod? Collega Van Meenen vroeg dat ook al.

Voorzitter. In de brief die we kregen staat dat het beeld per leerling heel wisselend is. Hoe kan dat? Deze leerlingen maken toch ook in groepen of klassen examens en toetsen? Graag horen we daar wat meer over van de Minister.

Voorzitter. Er is veel onduidelijkheid. Ik krijg bijvoorbeeld veel mails van mensen die het niet helemaal begrijpen, vooral omdat de leerlingen het eindexamen wel hebben gehaald maar blijken niet aan de eindtermen te hebben voldaan. Kan de Minister nog wat duidelijker uitleggen waarom het halen van het eindexamen niet hetzelfde is als voldoen aan de eindtermen?

Voorzitter. In het Eindexamenbesluit VO, artikel 4, lees ik niet dat schoolexamens een vereiste zijn om aan het eindexamen te mogen meedoen. In artikel 32 staat dat uitzonderingen mogelijk zijn. Daar staat dat het schoolbestuur vrijstellingen kan geven, zodat sommige leerlingen een aantal schoolexamens niet hoeven te maken. Lees ik dat goed? Kan hier gebruik van worden gemaakt? Of heb ik iets over het hoofd gezien? Waarom zijn de eindexamens slechts geldig tot 1 januari?

Voorzitter. Waarom worden de examens vervangen door schriftelijke examens? Die moeten worden gemaakt, afgenomen en nagekeken. Kunnen dit ook mondelinge examens worden? Ik hoor van een aantal docenten, onder meer op de sociale media, dat dit veel sneller gaat en net zo'n goede oplossing kan zijn om de leerlingen te helpen.

Voorzitter. De schrik zit er goed in. Veel van deze leerlingen kunnen nu geen vakantiebaantje nemen of op vakantie gaan, omdat ze in de zomer moeten doorleren. Is het mogelijk hun compensatie te geven? Heel veel ouders hebben nu zelf een advocaat in de hand genomen. Kunnen we die ouders helpen? Het lijkt mij vreemd dat 354 leerlingen en hun ouders allemaal afzonderlijk naar de rechter moeten stappen. Is daarbij enige hulp van bijvoorbeeld het ministerie te verwachten? Hoe zit het in het algemeen met de rechten van leerlingen en studenten? Het gebeurt vaker dat onderwijsinstellingen allemaal mooie dingen beloven, maar dat daar in de praktijk weinig van terechtkomt. Wordt het niet eens tijd om de rechten van leerlingen en studenten bij aantoonbaar falen van een onderwijsinstelling te verstevigen in de wet? Tot hoever gaat in dit geval de aansprakelijkheid van de school?

Voorzitter. Hoe kan het dat de inspectie pas zo laat ingreep, namelijk pas nadat een klokkenluider zijn of haar verhaal deed? Al eerder waren er signalen dat veel lessen uitvielen. Bovendien is er al jaren grote onrust binnen deze onderwijskoepel. Hoe kan het dat de raad van toezicht niet eerder aan de bel trok? Raden van toezicht doen op heel veel plekken goed werk, maar bij alle grote schandalen van de afgelopen jaren ken ik geen enkel voorbeeld waarin de raad van toezicht er wél op tijd bij was en ingreep. Hoe kan dat? Zouden we niet eens beter moeten kijken naar hun verantwoordelijkheden in de wet en wat daar in de praktijk mee gebeurt? Misschien moeten we constateren dat het takenpakket of de samenstelling moet veranderen. Kunnen we bijvoorbeeld verplichten dat er altijd een oud-docent of een oud-leerling in de raad van toezicht zit? Ik denk dat dit de binding met de werkvloer kan verbeteren.

We hebben ook even gezocht naar de verantwoording van de afgelopen jaren. De laatste die we konden vinden, is de verantwoording uit 2016. Hier staat alleen in dat er meer klachten zijn gekomen, maar verder is er weinig context. In de verslagen staat ook maar weinig over de inspraakmogelijkheden van de medezeggenschap. Kan de Minister iets meer vertellen over het functioneren van de medezeggenschap?

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, wilt u tot een afsluiting komen?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Ik ben bijna bij mijn laatste punt. Dat gaat over het bredere onderzoek dat de VO-raad doet. Het is heel goed dat de raad dit oppakt, maar zou, om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden, het ministerie zelf of een andere onafhankelijke instantie dit onderzoek niet beter kunnen overnemen? Wij zouden ook heel graag zien dat het onderzoek wordt gedaan vanaf 2010, omdat we van leraren en andere betrokkenen horen dat er vanaf toen al heel veel klachten waren. Ik begrijp dat niet alles tegelijkertijd kan, maar dit is een noodsituatie. Het belang van de leerlingen moet echt vooropstaan.

De voorzitter:

Tot zover uw eerste termijn. Meneer Heerema heeft nog een interruptie.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb één verhelderende vraag over het laatste deel en het onderzoek dat de VO-raad gaat doen. Ik heb begrepen dat de VO-raad in bredere zin gaat kijken naar alle scholen en hoe het daar met de examens gesteld is. Mijn collega Westerveld geeft aan dat teruggekeken moet worden tot 2010, omdat er toen ook al signalen binnenkwamen. Bedoelt mevrouw Westerveld vanaf 2010 specifiek bij deze scholenkoepel? Als we tot 2010 gaan terugkijken bij alle scholen in Nederland, ben ik bang dat het zo'n brij wordt dat we daar uiteindelijk niet zo veel mee kunnen. Ik ben wel benieuwd naar alle informatie die uit voorgaande jaren naar boven kan komen. Mocht het daarom gaan, dan deel ik dat zeer met mevrouw Westerveld. Het zou toch heel gek zijn als het nu ineens ontploft, terwijl het in de jaren hiervoor allemaal perfect is gegaan.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben blij met deze verhelderende vraag. Er zijn twee onderzoeken. Het eerste kondigt de VO-raad aan. Dat is inderdaad breder. Onze vraag was of het ministerie hierin een rol kan spelen. We zouden ook heel graag willen dat er op deze specifieke school een onderzoek komt vanaf 2010, omdat wij onder andere van oud-leraren en zittende leraren horen dat er al sinds 2010 heel veel onvrede en onduidelijkheid is. Misschien is dat al wel langer zo.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een uitstekende vraag. Daar sluit ik mij graag bij aan.

De voorzitter:

Dan is het woord aan meneer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Afgelopen week sprak ik hier op het Plein met scholieren van VMBO Maastricht. Hun verhalen waren hartverscheurend. Ze waren zo trots geweest dat ze hun examens eindelijk hadden gehaald. Wat keken ze uit naar een keur aan studies die ze zouden gaan doen. Maar de dromen die ze hadden, lagen in duigen. Ze waren ontroostbaar en verontwaardigd dat hun met goed resultaat afgeronde examens ongeldig waren verklaard. Laten we er maar heel duidelijk over zijn: dat kwam allemaal door het wanbeleid van het bestuur van LVO en door de gigantische wanorde op hun scholen.

De leerlingen valt hierin niets te verwijten. Toch zijn zij nu de klos. Gelukkig is het rigoureuze besluit van het ongeldig verklaren van de centrale examens teruggedraaid. Het CDA wilde dat de oplossing voor de niet volledig afgeronde schoolexamens gezocht zou worden in herstel van de omissies in die schoolexamens. Die keuze maken de bewindslieden nu ook. We willen de Minister daarbij wel vragen om maximale coulance. Kan zij toelichten wat het betekent dat alleen de niet-afgeronde eindtermen worden herkanst?

Voorzitter. In de afgelopen tijd is vooral alle aandacht gegaan naar de leerlingen. Dat is zeer terecht. De leerlingen van VMBO Maastricht moeten alsnog trots kunnen zijn op hun diploma; misschien nog wel trotser dan andere geslaagden. Per slot van rekening hebben zij straks een diploma gehaald ondanks enorme lesuitval, ondanks waardeloze informatievoorziening en ondanks verwaarlozing door de schoolleiding.

Maar we moeten het ook hebben over de rol van de inspectie en het bestuur van LVO. 15- en 16-jarige vmbo-leerlingen werden door de school zelf verantwoordelijk gehouden voor de vraag of alle onderdelen van het schoolexamen correct waren afgesloten. Dit afschuifgedrag lijkt symptomatisch te zijn bij LVO. Het meest beschamend was het moment waarop bestuursvoorzitter André Postema niet eens de moeite nam om de zaal vol boze, gefrustreerde ouders te woord te staan over het examendrama. Nee, hij liet lekker makkelijk een net aangestelde interim-schooldirecteur de ouders daar te woord staan. Door deze André Postema werden in de media de indringende klachten gebagatelliseerd, of zelfs als leugens afgedaan. Hij spreekt liever over «administratieve fouten» en die zijn natuurlijk alleen maar door docenten gemaakt. Voor het CDA is dit verwoestende wanbeleid van dit bestuur onvergeeflijk. Ik vraag de Minister dan ook hoeveel bonter een bestuurder het moet maken alvorens zij haar aanwijzingsbevoegdheid gebruikt. Minister, deze man gaat niet weg als u hem niet wegstuurt.

Worden de andere LVO-scholen nu ook onderzocht? Hoe weegt zij dat deze bestuursvoorzitter volgens het jaarverslag een aanstelling van 100% heeft en daarmee € 180.000 verdient, maar in werkelijkheid deeltijds werkt en zeer tijdrovende nevenfuncties vervult, zoals fractievoorzitter van de Eerste Kamerfractie van de PvdA, voorzitter van het Beneluxparlement en tot voor kort ook nog voorzitter van een andere raad van commissarissen? Wordt er onderzoek gedaan naar deze truc om 100% WNT binnen te harken, terwijl hij minder dan 80% inzetbaar was?

De onderwijsinspectie doet nu onderzoek, maar is zelf onderdeel van het probleem. Hoe kon het gebeuren dat de onderwijsinspectie ondanks tientallen concrete klachten niet heeft kunnen voorkomen dat het zó misging bij de schoolexamens bij VMBO Maastricht? Pieter van Vollenhoven stelt voor om de Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzoek te laten doen naar wat de samenleving mag verwachten van de onderwijsinspectie. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze suggestie? Is zij bereid om de Onderwijsraad om advies te vragen over hoe om te gaan met schoolexamens? Komt er een onafhankelijk onderzoek naar de rechtmatigheid van de afname van schoolexamens op andere scholen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rog. Dan is het woord aan de heer Beertema van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Meneer Rog heeft uitstekende vragen gesteld. Daar sluit ik mij graag bij aan. Ook mijn waardering voor het feit dat deze Minister wil invallen voor Minister Slob. Ik wens hem alle sterkte in het ziekenhuis. We hopen hem gauw weer te zien.

Voorzitter. Ik moet mij een beetje beperken in die vier minuten. Ik wil beginnen met dit te zeggen: de PVV is een partij die zo mogelijk het meeste hecht aan het civiel effect van diploma's. De erkenning van de kwaliteit van diploma's moet gegarandeerd zijn. Maar er speelt ook nog een andere vertrouwenskwestie in het onderwijs, namelijk het vertrouwen dat ouders, leerlingen en de gehele samenleving mogen hebben in het onderwijssysteem zelf. Dat is het vertrouwen dat, wanneer je kind de aanwijzingen van de school opvolgt en slaagt voor het landelijk examen, je kind dan ook in het bezit wordt gesteld van dat welverdiende diploma.

Wat is er gebeurd? Het LVO in Limburg is zo goed als monopolist geworden door alle andere onderwijsaanbieders in de regio weg te drukken. Dat is knap gedaan. Daarmee had het het rijk alleen. Daar komt bij – het is hier al een aantal keren gememoreerd – dat het LVO bestuurd wordt door een college van bestuur en een raad van toezicht die dusdanig incompetent zijn dat ze een onderwijscultuur hebben gefaciliteerd die gekenmerkt wordt door cynische onverschilligheid en door verregaande slordigheid. Dat heeft desastreuze gevolgen gehad voor de leerlingen waar we het nu over hebben, in ieder geval voorlopig voor het vmbo.

Ik zeg het maar meteen: als in een school een cultuur heerst waarin grote lesuitval gedoogd wordt, waarin goedwillende leraren zelf opstappen omdat ze vanuit hun eigen trotse, professionele perspectief zien dat ze zich op een zinkend schip bevinden, een cultuur waarin op massieve wijze wordt gesjoemeld met PTA's, dan is er maar één laag in de organisatie die daarvoor verantwoordelijk is. Dat is de top. Dat zijn het CvB en de raad van toezicht. Dat zij op dit moment nog in functie zijn, kan ik niet anders kwalificeren dan als bestuurlijk onfatsoen. Waar bent u, Minister van Onderwijs? Waarom zijn deze mensen nog in functie? Waarom krijgen ze de kans om een directeur te slachtofferen en zelf in functie te blijven? Waarom staat de Minister hier eigenlijk met lege handen?

Tot vandaag hebben we geen overzicht van de schade aan de PTA's, is er geen uitzicht op een oplossing en reageren de raad van toezicht en het CvB niet op de vergaande kwalificaties die Onze Minister van Onderwijs gaf aan het bestuurlijk falen. Ik kan het gebrek aan daadkracht niet anders kwalificeren dan als politieke onmacht en – u moet het me niet kwalijk nemen – als politiek geblunder. De raad van toezicht en het CvB, inclusief de banenstapelaar die daar voorzitter is, zitten er nog steeds warmpjes bij. De leerlingen en hun ouders staan in de kou. Naar mijn gevoel doet de Minister niets. Althans, niet iets wat tot enig resultaat leidt. Dat is een regelrechte schande.

De chaos in de PTA's en de schoolexamens beperkt zich niet tot administratieve fouten, zoals ze ons wilden laten geloven. Nee, er zijn duizenden fouten gemaakt. De slachtoffers van het bestuurlijk falen zijn onder te verdelen in drie groepen. De eerste groep heeft de mogelijkheid om nog deze zomer de ontbrekende onderdelen van het PTA in te halen. De tweede groep krijgt tot 1 januari de tijd. Er is ook nog een derde groep. Die leerlingen komen niet eens in aanmerking voor het repareren van nooit getoetste onderdelen, terwijl ze wel geslaagd zijn voor het landelijk examen. Dat is een ontzettend verwarrend beeld.

Mijn vraag aan de Minister is: hoeveel leerlingen kunnen deze zomer hun PTA in orde krijgen? Hoeveel zullen er tot 1 januari nodig hebben? Hoeveel komen er niet eens voor in aanmerking om iets te repareren? De Minister weet het niet. Eigenlijk hoef ik het ook niet meer te weten, want het gaat niet werken. We moeten vandaag nog een einde maken aan deze lijdensweg. We moeten kiezen uit twee kwaden. Kiezen we ervoor om stringent vast te houden aan de examenregeling, om ten koste van alles dat civiel effect overeind te houden? Of kiezen we ervoor om het maatschappelijk vertrouwen in ons onderwijssysteem te waarborgen? Wij kiezen voor dat laatste. Als we deze leerlingen, die nota bene allemaal geslaagd zijn voor het landelijk examen, zonder vertraging hun diploma geven, is de schade aan het civiel effect relatief klein en eenmalig. Want wij gaan ervoor zorgen dat dat eenmalig is. Als we de leerlingen en de ouders nu in de kou laten staan, zijn de maatschappelijke onrust en de schade aanzienlijk groter en misschien zelfs onherstelbaar. Er zullen ook leerlingen overblijven die hun diploma niet krijgen. Wie vertrouwt het onderwijs dan nog? Daarom de volgende oproep van de PVV. Deze leerlingen zijn geslaagd voor het landelijk examen. Daar hebben ze hard voor gewerkt. De prestatie die zij geleverd hebben is mogelijk nog groter dan die van andere geslaagden in het land. Collega Rog zei dat al. Zij zijn geslaagd. Geef ze hun diploma. Ze hebben daar het volste recht op.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Beertema. Ik geef het woord aan de heer Kwint van de Socialistische Partij.

De heer Kwint (SP):

Dank. Het is een absolute schande. Terwijl wij hier debatteren, zitten vmbo'ers die hun vakantiebaan al hadden gevonden, een trip naar het buitenland hadden geboekt, een vervolgopleiding hadden gezocht en zich opmaakten voor wat voor de meesten de langste zomervakantie ooit zou zijn, nog altijd in onzekerheid. Het leek zo mooi: examens klaar, en dan door.

Toen, op vrijdagmiddag, kwam dat noodlottige bericht: 354 examens waren afgekeurd. Eerst was het de schuld van de leraren. Daarna zei André Postema dat het toch vooral een administratief tekort was. Dat bleek aantoonbare onzin. Dat was nogal een claim van iemand die naast het besturen van 32 scholen ook nog eens een senaatsfractie aanvoert en een bijbaan of drie heeft. Maar goed, hij verdient voor zijn baan bij de Limburgse scholenkoepel precies € 1 onder de toegestane norm. Dat mag allemaal nog ook. Als onder jouw verantwoordelijkheid dit soort schandalige misstanden plaatsvinden, kun je toch niet aanblijven? Ik ben benieuwd of de Minister dit ook vindt.

Ik sprak meerdere docenten, een groot aantal leerlingen en ouders. Het beeld van deze scholen dat zich opdringt, is schokkend: geen leraren. Kinderen die zelfs op een tweetalige opleiding geen les krijgen in Engels, kinderen die de les op de gang door de deuropening moeten volgen, want er zijn geen leraren. Dat, terwijl een aantal jaren geleden nogal wat leraren eruit zijn gebonjourd bij LVO. Dat waren de lastigste leraren, zo ging toen al het gerucht. De leerlingen hebben toen zelfs nog gestaakt om deze leraren in dienst te houden. Ik weet dat er echt wel wat aan de hand moet zijn, voordat je als middelbare scholier gaat staken om je eigen docent niet te laten ontslaan. De vraag hoe dit allemaal zo ver heeft kunnen komen, zal deels voor later zijn, net als de rol van de inspectie. Het aantal mensen dat eerder al meldingen gedaan heeft, is wel echt heel fors. Zou de inspectie niet vaker op dit soort individuele meldingen moeten reageren, zeker als het er meerdere, of in dit geval zelfs 28 zijn? We weten namelijk dat dit in overvloed gebeurd is. Zelfs een inspectiemedewerker maakte hier melding van.

De kinderen krijgen een halfjaar om hun schoolexamens in te halen. Minister Slob zei dat hij graag zou willen dat de leerlingen voor die tijd al aan hun mbo konden beginnen. Tot nu toe is dat niet voor alle leerlingen geregeld. Waarom moeten sommige leerlingen een gesprek voeren met het mbo en met de ouders erbij? Je zou toch zeggen dat het halen van je examen je toegang verschaft tot het mbo. Je zou toch zeggen dat als deze kinderen in ieder geval dit deel van het schoolexamen aankunnen, ze dan voor een groot deel ook het niveau op het mbo zouden moeten aankunnen.

Is een halfjaar om alles in te halen niet veel te kort? Er zijn vele duizenden tekortkomingen geconstateerd in het schoolexamen. Als je een stage moet herkansen of, zoals een meisje wiens ouder ik sprak, twintig wiskundetoetsen, dan wordt het wel ingewikkeld. Zouden we leerlingen niet langer moeten bijstaan? De geldigheid van de schoolexamens vervalt toch niet na een halfjaar? En wat gaan we doen met het aanbod van al die docenten om te helpen met het afnemen van die schoolexamens? Volgens mij kunnen we alle hulp goed gebruiken.

Dan over LVO. Het zijn dik 30 schoolvestigingen. Half Limburg is veroordeeld tot LVO. Het is een uitwas van de doorgeslagen fusiedrift in het onderwijs. Ik sprak docenten die zeiden dat er op meerdere scholen een angstcultuur heerst. Waarom? Om de simpele reden dat als je eenmaal ontslagen wordt, je in de halve provincie niet meer aan het werk komt. Knip die club op. Er zitten echt goede scholen tussen, maar die gaan gebukt onder de slechte naam van LVO. Ouders zoeken hun heil steeds vaker over de grens. Ze gaan in het weekend bij middelbare scholen in België kijken of hun kind daar niet terechtkan. Dat is omdat ze ook de goede scholen niet meer vertrouwen, want: LVO. Als je het Limburgse vertrouwen in het onderwijs wilt herstellen, moet je van LVO af. Is dat mogelijk? Ik denk van wel, desnoods met een paar interim-directeuren vanuit de inspectie of het ministerie. Het hele onderwijs dondert daar anders in elkaar.

Nu zitten de kinderen thuis, in onzekerheid. Kunnen zij schadevergoeding vragen voor vakantiebaantjes of vliegtickets, of voor schoolkosten op het mbo, terwijl ze in het eerste halfjaar misschien nog veel drukker zijn met het afmaken van hun vmbo? Dat lijkt me toch het minste wat we kunnen doen.

Dat was het voor nu. Ik hoop dat ik nooit meer een debat als dit hoef te voeren.

De voorzitter:

Duidelijk, meneer Kwint. Mevrouw Van den Hul, Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met Minister Slob van harte beterschap te wensen in deze toch al zeer ingewikkelde tijd.

Voorzitter. 354 leerlingen zijn ontzettend gedupeerd door iets wat voorkomen had kunnen worden. Wat mij betreft zijn ze helden. Ik sluit me aan bij wat mijn voorgangers daar al over hebben gezegd. Zij zijn helden die ondanks de verre van ideale situatie op hun school allemaal de eindexamenstress hebben doorstaan en die gewoon hun examens hebben gemaakt. Het is ontzettend belangrijk dat deze centraal schriftelijke examens zijn goedgekeurd, voor de leerlingen en voor iedereen die in de afgelopen weken met hen in spanning heeft moeten zitten.

Maar hoe nu verder? Kunnen zij starten met hun vervolgopleidingen? En natuurlijk: hoe heeft dit zo vreselijk uit de hand kunnen lopen? Laat ik beginnen met de vurige hoop uit te spreken dat al deze leerlingen bespaard blijft dat zij buiten hun schuld studievertraging oplopen. Wij willen dat de examenkandidaten door kunnen naar hun vervolgopleiding. Hoeveel van hen zullen daar nog niet mee kunnen starten? Voor wanneer weten alle leerlingen waar ze aan toe zijn? Wat voor perspectief kan de Minister deze jongeren bieden?

Het is natuurlijk ongelooflijk balen als je jezelf eigenlijk al had getrakteerd op een week barbecueën op Terschelling, cocktails drinken in Spanje of bijverdienen in de horeca. Wat ons betreft gaan we deze leerlingen tegemoetkomen waar we kunnen, ook financieel. Is de Minister het met ons eens dat zij niet nog een keer de dupe mogen worden? Is zij bereid in gesprek te gaan met leerlingen, school en ouders? De Minister noemt de materiële schade een zaak tussen ouders en school. Hoe gaat de Minister regelen dat de examenkandidaten hier niet voor hoeven op te draaien? En het kan niet zo zijn dat ouders moeten opdraaien voor problemen waarin deze scholieren buiten hun schuld zijn geraakt.

De hieronder liggende vraag is natuurlijk hoe dit zo vreselijk heeft kunnen misgaan. Mijn voorgangers benoemden dit al. Er waren al veel en veel langer signalen bekend bij de onderwijsinspectie. Al in 2016 werd melding gemaakt van misstanden, ook rond examens. Al eerder klonken er ernstige geluiden van zorg vanuit ouders, leerlingen en docenten. Lesuitval, roosterproblemen, kortom, ernstige zaken waarvoor de alarmbellen allang hadden moeten afgaan. Wat is er toen met die meldingen gebeurd? Ook op andere scholen lijkt het te rommelen rondom examens en schooltoetsen. Het werd al genoemd. Hoe zorgen we ervoor dat leerlingen, ouders en docenten zeker zijn van goed onderwijs op hun school, dat meldingen serieus worden genomen, dat er wordt opgeschaald wanneer nodig, en dat de Minister eerder kan ingrijpen en niet pas als het al te laat is, zoals nu het geval is in Maastricht?

De Minister heeft onderzoek aangekondigd naar de rol van de inspectie. Wat mijn fractie betreft wordt dit een onderzoek dat veel meer omvat, een onderzoek ook naar de rol die het bestuur hierin speelt. In dit onderzoek moet ook aan de orde komen wat de effecten zijn geweest van de enorme schaalvergroting, waar ook mijn buurman het al over had. Is de Minister hiertoe bereid?

Het is goed dat de Minister nu op de kortst mogelijke termijn een interim-bestuurder aanstelt en dat mbo-instellingen een taskforce hebben opgericht. Maar we mogen niet vergeten dat goed onderwijs begint bij hen die dat onderwijs geven: de docenten. Docenten waar ook in Maastricht een schrijnend tekort aan is, waardoor de werkdruk te hoog is. Een oud-docent vertelde dat het antwoord op de vraag waarom schoolexamens niet waren gemaakt of slecht geregistreerd stonden, eigenlijk heel simpel was: er was simpelweg geen tijd voor. Hij wees op lesuitval als gevolg van ziekteverzuim, dat op het VMBO Maastricht aanmerkelijk hoger was dan het landelijk gemiddelde, en op het feit dat de leerlingen naar huis werden gestuurd in plaats van examens te maken. Ik hoor graag of de Minister een verband ziet tussen die tekorten, de hoge werkdruk en de ontstane situatie op school.

Voorzitter. Het enige wat ik nu wil is een oplossing voor die leerlingen, zodat zij er zeker van zijn dat ze verder kunnen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):

Heeft mevrouw Van den Hul, even los van dat ene kleine bijzinnetje over het feit dat de inspectie ook de rol van het bestuur moet meenemen in het onderzoek, nog enige reflectie over het handelen van het bestuur van LVO en de bestuursvoorzitter, die uiteindelijk eindverantwoordelijk is?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wat mij betreft moet vandaag vooropstaan dat we een oplossing vinden voor die kinderen. Zij mogen niet de dupe zijn van wat hier zo vreselijk is misgegaan. Ik heb niet voor niets gevraagd om een onderzoek, ook naar de rol van het bestuur. Wat ons betreft moet tot op de bodem worden uitgezocht hoe dit zo vreselijk mis heeft kunnen gaan en wie waarvoor verantwoordelijk is.

De heer Rog (CDA):

Ik vind het moeilijk om dit te zeggen, maar ik ga het wel doen. Ik heb in de media gelezen dat de PvdA-fractie wel een kaartje heeft gestuurd naar André Postema om hem in deze moeilijke tijd beterschap te wensen. Ik heb de PvdA-fractie, ook de Eerste Kamerfractie, echter niet gezien toen we hier op het Plein met leerlingen spraken over hun pregnante klachten. Ik vind het eerlijk gezegd ongelooflijk dat de Partij van de Arbeid deze bestuurder hier feitelijk in bescherming neemt en de tientallen klachten onbesproken laat, en dat niet gesproken wordt over de eindverantwoordelijke die daar slechts parttime was, terwijl hij meer dan 100% verdiende. Ik had verwacht dat mevrouw Van den Hul daar scherper in zou zijn.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik wil even een aantal dingen rechtzetten. Allereerst heeft onze fractie wel degelijk geprobeerd aanwezig te zijn op het Plein. Daar zijn ook getuigen van, onder andere de heer Van Meenen, die ik heb gevraagd om de scholieren mijn succeswensen en sterktewensen over te brengen.

De heer Van Meenen (D66):

Dat heb ik ook gedaan.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dat heeft de heer Van Meenen gedaan. Ik moest helaas naar een ander overleg. Zoals de heer Rog wellicht wist, hoorden we dit pas op het allerlaatste moment. Dat wil ik graag vooropstellen.

Ik wil ook de suggestie verre van mij werpen dat ik niet kijk naar de rol van het bestuur. Ik heb juist aangegeven dat dat onderzoek wat ons betreft niet alleen moet gaan over de rol die de inspectie in dit drama heeft gespeeld, maar juist ook over de rol die dat bestuur hierin heeft gespeeld. Ik wil nogmaals benadrukken dat wat ons betreft vooropstaat dat de kinderen, de leerlingen, niet de dupe mogen worden van wat er op die school is misgegaan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zou hier graag op willen voortborduren. In verhouding tot uw bijdrage hebben alle collega's vrij fors ingezet op de rol van de bestuurder en de heersende onduidelijkheid over wat er nu precies aan de hand is en wat zijn positie is. U heeft een heel korte bijdrage over de bestuurder en geeft aan dat er onderzoek moet plaatsvinden. Mijn vraag is of u dan tot de uitkomst van dit onderzoek geen mening heeft over de verantwoordelijkheid voor wat er bij LVO Maastricht heeft plaatsgevonden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Volgens mij heeft iedereen die hier vandaag in deze zaal aanwezig is, en hebben alle mensen die dit debat thuis volgen een mening over wat er is gebeurd in Maastricht. Dat kan maar één mening zijn, namelijk dat het heel erg is voor de leerlingen. Dat heb ik benadrukt en dat hebben alle sprekers voor mij benadrukt. Ik vind het van belang dat tot op de bodem wordt uitgezocht wat er allemaal is misgegaan. Dat is juist om ervan te leren, niet alleen op deze school maar op alle scholen in Nederland. Geen enkele eindexamenkandidaat moet dit hoeven meemaken.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat delen we inderdaad allemaal. Wij delen, behalve u, ook de veroordeling van een bestuurder die zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen. Daar sluit u zich niet bij aan. Laat ik eerst constateren dat mij dat verbaast. Volgens mij is heel duidelijk waar de verantwoordelijkheden liggen, wie daarvoor betaald wordt en wie die verantwoordelijkheid niet neemt. Dan maak ik maar de opmerking dat ik het jammer vind dat de Partij van de Arbeid zich daar zo ver van houdt.

De heer Beertema (PVV):

Ik wil daar toch ook even op voortborduren. Mevrouw Van den Hul blijft daar erg ver van weg. Het lijkt alsof ze zich niet realiseert dat iedere dag dat deze voorzitter en deze raad van toezicht blijven zitten na de ongelooflijk scherpe interventies van Onze Minister van Onderwijs, het aanblijven en het wegdraaien van deze mensen buitengewoon beschadigend is voor de beleving van de integriteit van het onderwijs. Het is bestuurlijk onfatsoen om nu te blijven zitten. Ik wil u meegeven, mevrouw Van den Hul, dat dat ook buitengewoon pijnlijk en beschadigend voor de Partij van de Arbeid is. Ik zou u willen aanraden en u ertoe willen oproepen om hiervandaan vandaag een oproep aan deze meneer Postema te doen om vandaag op te stappen. Ik zou dat gedaan hebben als het een PVV-bestuurder was, maar dat kun je je haast niet voorstellen: een voorzitter van een college van bestuur die ook nog politiek volksvertegenwoordiger is voor de PVV. Die nemen inderdaad verantwoordelijkheid, meneer Azarkan. Welkom in ons midden, overigens. Mag ik de oproep doen om Postema op te roepen om zijn verantwoordelijkheid te nemen en op te stappen?

De heer Van Meenen (D66):

Ik probeer het nog even langs een andere weg. Ik heb mevrouw Van den Hul wel duidelijk horen zeggen dat zij onderzoek wil naar het handelen van het bestuur. Dat waardeer ik. Dat vinden we allemaal, denk ik. Ik sta toch echt niet bekend als de meest radicale bestuursbestrijder. Hoewel, in sommige kringen ... Excuses, dat was inderdaad tot voor kort. Mijn verontschuldigingen.

De voorzitter:

Meneer Van Meenen, gaat u door.

De heer Van Meenen (D66):

Sorry, voorzitter. Anderen, zoals ik bijvoorbeeld, zijn nu wel al stellig. We zeggen eigenlijk: een onderzoek is leuk en aardig, maar wat zou dat onderzoek kunnen opleveren zodat de conclusie daaruit kan zijn dat de bestuurder kan blijven. Dat is mijn vraag aan mevrouw Van den Hul. Wat moet er dan uit dat onderzoek komen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wat er uit dat onderzoek moet komen, is hoe het heeft kunnen gebeuren dat vanaf 2016 – en wellicht al veel langer, als we de signalen die we uit de school krijgen mogen geloven – op die meldingen niet of niet voldoende is geacteerd en dat deze leerlingen nu in deze penarie zitten. Dat is wat eruit moet komen. En dan moeten we wat ons betreft bekijken welke gevolgtrekkingen dat oplevert. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Wat vaststaat, is dat het gebeurd is. Daar zijn oorzaken voor. Die liggen binnen de organisatie. Misschien liggen ze ook daarbuiten, bij de inspectie. Daar kijken we ook naar. Dan is het toch zo, zeg ik ook als oud-bestuurder, dat je daar als bestuurder uiteindelijk verantwoordelijk voor bent, waar het dan ook is fout gegaan? Je krijgt, zeker in dit geval, ook vorstelijk betaald om die verantwoordelijkheid te dragen, met € 178.999 per jaar. Dan kan het toch nooit zo zijn dat, wie dan ook gefaald heeft binnen die organisatie, je dat niet tot jouw verantwoordelijkheid rekent? Of denkt mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid daar anders over?

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik blijf in herhaling vallen. Ik heb er niet voor niets op aangedrongen om het bestuur mee te nemen in dat onderzoek. Dat lijkt mij een duidelijk antwoord op de vraag van de heer Van Meenen.

De voorzitter:

Dan gaat het woord naar de heer Azarkan van DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Dank, voorzitter. Dank ook dat ik in uw midden aan dit debat kan deelnemen. Mijn collega Kuzu is helaas verhinderd. Ik dank ook de Minister voor het feit dat ze op korte termijn bereid was om vandaag met ons in debat te gaan. Ik wens de heer Slob beterschap.

Voorzitter. Ik heb zelf drie kinderen op de middelbare school, waarvan er eentje eindexamen heeft gedaan en eentje dat volgend jaar gaat doen. Ik weet uit ervaring hoe belangrijk het is dat er een structuur is en dat er docenten zijn die zich bekommeren om de leerlingen. Als ik in de afgelopen jaren één ding heb geleerd, is het dat het zonder de hulp van docenten die echt helder zijn, in ieder geval ook bij mijn kinderen niet gelukt was. Ik had het geluk dat mijn dochter een telefoontje kreeg dat ze geslaagd is. Maar dat kregen die andere 354 leerlingen niet. Althans, ze hebben het telefoontje wel gekregen, maar kregen uiteindelijk een tijd later het bericht dat het toch niet goed genoeg was. Er waren 354 uitingen van woede, zorgen en verdriet, ook van de ouders.

Voorzitter. Ik kan me voorstellen dat die 354 vmbo-leerlingen zich wanhopig hebben gevoeld. Ik kan me ook voorstellen dat ze gefrustreerd zijn over het feit dat die schoolexamens onjuist zijn of onjuist geregistreerd zijn. Voor dit wanbeleid heeft een aantal mensen al verantwoordelijkheid genomen, maar niet iedereen. Daar is al een aantal keren over gesproken en net is er een uitgebreide interruptie geweest. Ik vind persoonlijk dat PvdA-senator Postema, die als bestuursvoorzitter is verbonden aan de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs, keihard heeft gefaald. Daar zijn we het in meerderheid met elkaar over eens. Uiteraard is het verstandig als dat nog eens goed in een onderzoek terechtkomt. Wat mij betreft dient deze voorzitter zijn verantwoordelijkheid te nemen.

Voorzitter. Dit is natuurlijk iemand met heel veel ervaring. Toen hij vicevoorzitter van de Universiteit van Maastricht was, verdiende hij geen € 178.999, maar € 204.000. Dat is € 16.000 boven de balkenendenorm. Ik weet nog dat toen hem werd gevraagd of dat niet naar beneden zou moeten, hij zei dat hij de universiteit zou kunnen vragen of het net een euro onder de norm mocht worden, maar dat hij dat een beetje huichelarij vond. Toch is dat exact wat hij deed, toen hij aantrad bij de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs. Daar zit hij namelijk € 1 onder de balkenendenorm. Wat mij betreft symboliseert dat in ieder geval een cultuur die totaal ongeschikte bestuurders in staat stelt om geld te graaien zonder een prestatie te leveren.

Voorzitter. Terug naar de prioriteit. Die ligt bij de leerlingen. De Minister heeft het over maatwerk, toegesneden op de leerlingen. Als ik leerling of ouder was en ik zag een brief met een heel bureaucratisch plan waar leerlingen aan moeten worden onderworpen, over een externe examencommissie, toetsen die gemaakt moeten worden, persoonlijk advies en een inhaalplan, uitgesplitst naar vakken, zomerscholen en herexamens, dan zou ik daar ook wanhopig van worden. De gedupeerde leerlingen moeten tijdens de zomer ploeteren, terwijl anderen van hun welverdiende vakantie kunnen genieten. Ik kan me ook voorstellen dat die leerlingen en ouders denken: wat een Haagse oplossing. In mijn hart zou ik de Minister eigenlijk willen verzoeken om te komen met een generaal pardon voor al deze 354 gedupeerde leerlingen, waarin zij bij wijze van uitzondering gewoon allemaal hun diploma mogen ontvangen en daarna mogen genieten van een welverdiende vakantie.

Voorzitter. Ik realiseer me ook dat dat oneerlijk is ten opzichte van veel andere leerlingen. De Minister schrijft dat hij het aangedane leed niet kan wegnemen. Ik deel dat. Ik heb een aantal vragen over het plan, waarvan ik overwegend vind dat het in balans is. Deze vragen zijn al een keer gesteld. Hoeveel van deze leerlingen gaan binnen het tijdbestek van de zomer uiteindelijk hun diploma halen? Hoeveel leerlingen zullen dat doen tussen nu en 1 januari? Hoeveel leerlingen mogen nou wel of niet doorstromen naar het mbo? Ik begrijp dat dat een inschatting zal zijn.

Voorzitter. Ik heb nog de volgende vraag. Wat gaat de Minister doen met de bestuursvoorzitter? Ik heb uitlatingen gezien van meneer Slob. Ik ben ook bestuurder geweest bij een heel grote scholengemeenschap, in dit geval in Rotterdam. Als dat over mij in een bepaalde bestuurlijke rol gezegd zou worden, dan had ik echt mijn conclusies getrokken, ook uit respect voor datgene wat ik de anderen aangedaan had.

Voorzitter, als laatste. Ik kan me ook voorstellen dat er een soort Postemafonds komt, waarin de heer Postema ongeveer de helft van zijn salaris stort. Dat geld geven we aan de leerlingen die hun vakantiebaan hebben misgelopen dan wel van wie de ouders al een vakantie hebben geboekt, die ze moeten annuleren. Ik ben heel benieuwd wat de Minister vindt van dit plan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ongetwijfeld creatief. Meneer Bisschop, aan u het woord.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Laat ik mij aansluiten bij de collega's die Minister Slob van harte beterschap gewenst hebben in deze moeilijke situatie. Het zal voor hem ook een vervelende situatie zijn geweest om deze zaak niet zelf te kunnen behartigen. Ook veel waardering voor de collega-minister die bereid is geweest om zich in deze complexe materie met veel details te verdiepen en er toch voor te zorgen dat het debat hierover voor het reces kan plaatsvinden.

Voorzitter. Het is een roerig examenjaar, roeriger dan gebruikelijk. We zijn het niet gewend dat we in meerdere situaties ernstige misstanden aantreffen. Dat is nu wel het geval. Het blijft maar doorgaan. De kritiek richt zich dit keer niet primair op de inhoud van de examens, hoewel daar ook wat kanttekeningen bij zijn geplaatst, maar op het simpelweg niet voldoen aan de gestelde eisen. Daarmee is de fundamentele geloofwaardigheid van ons examensysteem in het geding.

Voorzitter. De SGP wil graag waardering uitspreken voor de inzet van de Minister. Het is belangrijk dat een helder signaal is afgegeven dat we bij zulke misstanden niet kunnen gaan schipperen met de kwaliteit van het onderwijs of de status van het examen. Collega's hebben daar ook al op gewezen. Het civiel effect van het examen is eigenlijk de waarborg voor de waarde van de diploma's. Dat moet voorop blijven staan. Een goede oplossing is om de resultaten van het centraal schriftelijk examen wel te handhaven. In het programma van het schoolexamen, het PTA, moet het nodige gerepareerd worden. Het totale programma daarvoor dat ik onder ogen heb gehad, ziet er vertrouwenwekkend uit.

Voorzitter. Inderdaad is het gebeuren daar in Maastricht voor alle betrokkenen een bittere pil. Allereerst is dat natuurlijk zo voor de leerlingen, van wie sommigen misschien zelfs een jaar over moeten doen. Ook vanaf deze plaats wens ik ze sterkte bij het examenhersteltraject. Maar laten we ook de ouders niet vergeten. Zij worden hier ook intensief mee geconfronteerd, met een puber die dacht geslaagd te zijn en die opeens toch niet geslaagd is. Dat laat in een gezin zijn sporen na. Ik denk ook aan de leraren, die ineens met de negatieve beeldvorming rond hun school moeten leven, nog aangezet doordat in eerste instantie de schuld vooral bij hen werd gelegd.

Voorzitter. De Minister slaat in zijn brief de spijker op zijn kop: «De situatie in Maastricht kent alleen maar verliezers.» Dat is een terechte constatering. Ik zou daaraan willen toevoegen dat degenen die hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze misstanden ook verliezers zijn. Misschien zijn ze dat nog wel in ergere mate, want zij hebben het vertrouwen verloren. Zij hebben het vertrouwen beschaamd.

Ik kom dan op het punt dat wie verantwoordelijkheid draagt, ook verantwoording moet afleggen. Dat gaat over bestuurders en over personeel, voor zover dat aan de orde is. Inmiddels is de voorzitter van het college van bestuur de facto op non-actief gezet, gezien de maatregelen die zijn genomen. Het herstelprogramma wordt om de voorzitter van het college van bestuur heen georganiseerd. Mijn vraag is op welke wijze hij bestuurlijk ter verantwoording wordt geroepen.

Voorzitter. De SGP spreekt later graag uitgebreider over deze situatie. Hoe heeft de situatie kunnen ontstaan? Wat kunnen scholen en de overheid hiervan leren? Wat is de rol van de inspectie geweest? Mijn vraag is of we met het oog hierop een eigen evaluatierapport van het ministerie tegemoet kunnen zien. En zo ja, op welke termijn? Of maakt dit punt deel uit van het externe onderzoek?

Voorzitter. In de lijst met gedane meldingen is een zeker patroon te ontdekken. De vraag waarom niet eerder door de inspectie geïntervenieerd is, is dan ook volkomen terecht. Het patroon van meldingen gaat over drie examenjaren. Het is jammer dat de eerste helft van het examenjaar 2015–2016 er niet bij zit, maar ik vermoed dat dat nauwelijks afwijkt.

De voorzitter:

Komt u tot een afronding?

De heer Bisschop (SGP):

Ik kom tot een afronding, voorzitter. Ik zie in 2015–2016 overmatige lesuitval, in 2016–2017 overmatige lesuitval, het missen van leerstof en kwaliteit in het geding. In 2017–2018 zie ik overmatige lesuitval, te weinig toetsen en wanbeleid. Het is weliswaar een opklimmende reeks, maar alleen al die overmatige lesuitval had kunnen leiden tot ingrijpen van de inspectie. Ik zie dat externe onderzoek dan ook graag tegemoet. Ik vind ook dat we daar als commissie over moeten debatteren.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Graag gedaan. Er is nog een interruptie van de heer Van Meenen van D66. Dat is uw laatste.

De heer Van Meenen (D66):

Ik vroeg me af hoe de heer Bisschop kijkt naar het verweer van de inspectie dat men niet ingaat op individuele situaties en daar eigenlijk niet op reageert. Is de ervaring van de heer Bisschop als oud-schoolleider niet ook dat de inspectie wel degelijk zou moeten reageren op wat door haarzelf altijd «signalen» worden genoemd?

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil niet treden in de wijze waarop de inspectie acteert, maar ik zou me kunnen voorstellen dat als er een geïsoleerde melding komt, de inspectie in eerste instantie naar de daarvoor bestemde procedure verwijst, namelijk de klachtencommissie, enzovoorts. Op het moment dat je voor een derde keer in een jaar een klacht krijgt over lesuitval, dan zou je als inspectie kunnen denken, met in je achterhoofd het risicogericht toezicht: wacht even, nou gaan we hier even wat dieper op in; nou gaan we de boel eens even doorspitten, want hier moet wat aan de hand zijn. In die zin zou de inspectie inderdaad de positie kunnen kiezen die ze feitelijk heeft, zonder op voorhand te treden in een soort rechtbankpositie en te bemiddelen in een klacht. Daar moet je namelijk ver vanaf blijven. Ik kan me voorstellen dat de inspectie op die wijze zou kunnen acteren. Ik zou dat ook rechtvaardig vinden. Vrijheid van onderwijs staat bij de SGP hoog in het vaandel. Daar hoef ik niemand van te overtuigen. Dat is echter geen vrijbrief voor rommelen, sjoemelen, onderpresteren en slechte kwaliteit leveren. Daar hebben we, denk ik, ook de inspectie voor.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Helemaal eens. De meeste klachten gaan over lesuitval. Hier en daar wordt door de ouders wel een lichte relatie gelegd met het schoolexamen. Is de heer Bisschop het ook met mij eens dat de inspectie die relatie veel sterker had moeten leggen, namelijk dat de lesuitval directe consequenties zou hebben voor de hele uitvoering van het schoolexamen? Is de heer Bisschop net als ik van mening dat het eigenlijk onbegrijpelijk is dat het desondanks zo lang geduurd heeft voordat daarnaar gekeken werd?

De heer Bisschop (SGP):

Dat zeg je natuurlijk altijd met de wijsheid van achteraf. Ik kan mij voorstellen dat als de inspectie de lijn had gevolgd dat het al de derde klacht was, dat er bovendien in het jaar daarop binnen de kortste keren ook alweer een derde klacht was en in het jaar daarop weer, er al in dat eerste jaar een aanleiding was geweest. Dan zou ook gekeken zijn wat de oorzaak van de lesuitval was en wat de consequenties daarvan zouden zijn. Dan kom je inderdaad vanzelf op dit soort analyses uit. Maar ik onthoud mij van kwalificerende uitspraken. Die laat ik liever aan collega Van Meenen.

De voorzitter:

Oké. De heer Bruins, ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Veel van mijn collega's hebben het al vanaf deze plek gezegd: wat een drama voor alle betrokken leerlingen en gezinnen. Het zal je maar gebeuren: je denkt dat je geslaagd bent en dan krijg je zo'n bericht. Hoe ongelooflijk vervelend het ook is voor de betrokken leerlingen, er mag geen twijfel bestaan over het diploma. De heer Bisschop zei dat ook al. Daarom is het goed en onvermijdelijk dat de Minister in deze zaak zo stevig heeft opgetreden. Ook de ChristenUnie steunt de stappen die de Minister heeft gezet.

Het is goed dat er de afgelopen dagen per leerling is gekeken of en hoe toch nog een diploma kan worden gehaald. Alle aandacht vanuit de school, de inspectie en het ministerie moet in deze tijd gaan naar ondersteuning van de leerlingen en de gezinnen. Er moet maatwerk geleverd worden.

De gebeurtenissen van de afgelopen tijd hebben grote impact gehad op de leerlingen. Ik vraag de Minister in hoeverre en op welke wijze er ook aandacht is voor de emotionele schade bij de leerlingen. Het lijkt mij essentieel dat daar aandacht aan wordt gegeven en dat waar nodig ook professionele hulp beschikbaar wordt gesteld. Graag een reactie van de Minister.

Deze zomer zullen veel leerlingen hard aan het werk zijn om hun schoolexamen alsnog te halen. Dat vraagt ook flinke inzet van docenten. Het is hartverwarmend om te zien dat vanuit alle hoeken van het land hulp is aangeboden. Ik heb echter gehoord dat de docenten slechts een reiskostenvergoeding en eventueel een onkostenvergoeding krijgen. Dan wordt in feite gevraagd om in de zomervakantie vrijwilligerswerk te doen. Ik vraag de Minister of dat klopt.

Naast de aandacht voor de individuele leerlingen is het uiteraard van belang dat onderzocht wordt hoe dit zo ernstig mis heeft kunnen gaan. Het klinkt alsof er echt iets fundamenteel mis is in deze scholen en alsof het probleem breder is dan alleen deze 354 leerlingen. Het is daarom goed dat de Minister direct verscherpt toezicht toepast en dat de gang van zaken onderzocht en geëvalueerd wordt. Het vertrouwen in de directie en in het bestuur is begrijpelijkerwijs ernstig aangetast door deze gebeurtenissen. De ChristenUnie vindt het daarom van belang dat de rol van de school, het schoolbestuur, maar ook de rol van de inspectie goed onder de loep genomen worden, ook omdat nu is gebleken dat er al veel eerder signalen geweest zijn dat het niet goed ging op de school. Hoe kan het toch dat er zo veel klachten en zo veel bevindingen waren en dat er niet is ingegrepen? Verschillende collega's hebben dat al genoemd.

In die context vraag ik me ook af hoe het eigenlijk zit met de relatie tussen lesuitval en kwaliteit. Kan in het komende onderzoek ook specifiek aandacht worden besteed aan hoeveel lesuitval er nou eigenlijk is in Nederland, wat de invloed daarvan is op de kwaliteit en hoe de inspectie dat meeneemt in haar bevindingen?

Voorzitter. Ik heb nog een laatste aandachtspunt. Dankzij de bijzonder goede initiatiefwet van de heren Bisschop, Van Meenen en Rog hebben we wettelijk geregeld dat de inspectie juist meer meedenkt en adviseert en niet alleen maar de waakhond van de scholen is. Het zou heel vervelend zijn als de inspectie door deze specifieke casus in Maastricht nu landelijk in een kramp gaat schieten en dat alle goede stappen om meer dialoog in het onderwijs te brengen en die meedenkende houding, teniet zouden worden gedaan. Wat kan de Minister hierover zeggen? Laten we alsjeblieft het goede niet weggooien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruins. Dan komen we tot het slot van deze eerste termijn. Ik stel voor te schorsen tot 13.15 uur.

De vergadering wordt van 12.25 uur tot 13.17 uur geschorst.

De voorzitter:

U ziet aan de zijde van de Kamer soms een lege plek. Dat heeft te maken met het feit dat er nog VAO's zijn en dat mensen iets later komen. Ik geef het woord aan de Minister. Afspraak is twee interrupties, om mee te beginnen.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor hun bijdragen. Ik hecht eraan om hier nogmaals te benadrukken hoezeer collega Slob had gewild dat hij zelf dit debat al eerder deze week met u had kunnen voeren. Helaas is dat niet mogelijk. Dank ook voor alle wensen van beterschap aan zijn adres. Als zich iets voordoet zoals dat in Maastricht en je zit met twee bewindslieden op een departement, voel je je beiden verantwoordelijk. Het is vanuit die verantwoordelijkheid dat ik dit debat graag met u voer.

Voorzitter. Minister Slob informeerde u op vrijdag 22 juni over het onverantwoord handelen van het bestuur van VMBO Maastricht waar meer dan 350 leerlingen de dupe van werden. Dat nieuws heeft bij heel veel mensen heel veel losgemaakt, maar vooral bij de eindexamenkandidaten. Een groot deel van de eindexamenkandidaten had eerder die week gehoord dat ze geslaagd waren. De boodschap dat je dan toch geen diploma krijgt, komt heel hard aan.

Collega Slob heeft met een aantal van die leerlingen gesproken: met Guusje, Lorenzo, Robin, Shalina en Romy. Hun verhalen hebben op ons heel diepe indruk gemaakt. Het is ontzettend te betreuren dat leerlingen in onzekerheid zaten en in plaats van te genieten van hun welverdiende vakantie – een van u zei dat ook – nu het vooruitzicht hebben van een vakantie waarin ze echt nog hard aan de bak moeten. Maar onze inzet is er steeds op gericht geweest, ook op dit moment, om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen voor de leerlingen en ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk van hen alsnog de kans krijgen een diploma te halen en het komend jaar aan hun mbo-opleiding te kunnen beginnen.

Voorzitter. Ik bouw mijn beantwoording zo op dat ik eerst toch nog even toelicht en schets wat er tot op heden is gebeurd om ervoor te zorgen dat we het zo goed mogelijk konden regelen voor de leerlingen. Vervolgens zal ik ingaan op de huidige stand van zaken voor de leerlingen en het schoolbestuur, maar ook op wat dit betekent ten aanzien van het stelsel. Een aantal van u heeft daar vragen over gesteld.

Voorzitter. Het is goed om nog even te duiden hoe het nou zit met het eindexamen. Mevrouw Westerveld vroeg daar nadrukkelijk naar. Ik merk ook dat daar in de discussie soms nog misverstanden over zijn. Het eindexamen is het sluitstuk van het voortgezet onderwijs. Het bestaat echt uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen. Ik hoor een aantal mensen zeggen dat leerlingen waren geslaagd voor het eindexamen. Nee, zij waren geslaagd voor het centraal examen. Als overheid stellen we eindtermen vast, met daarin alle kennis en vaardigheden die leerlingen aan het eind van hun periode in het voortgezet onderwijs ten minste moeten beheersen. Slechts een deel daarvan wordt in het centraal examen getoetst. De school is verantwoordelijk voor toetsing van de overige eindtermen in de schoolexamens. De school maakt daarvoor een programma van toetsing en afsluiting. Dat is het PTA, waar veel over gesproken is. De school maakt ook een examenreglement, waarin afspraken staan die ervoor zorgen dat de schoolexamens op een correctie manier worden afgenomen.

Het is ook zo dat alle onderdelen van het schoolexamen afgerond moeten zijn, voordat leerlingen mogen deelnemen aan het centraal examen. Dat doen we zo om te voorkomen dat scholen na de centrale examens de cijfers van het schoolexamen zouden kunnen manipuleren om een gunstige uitslag te krijgen. Daarom is de vaststelling in die volgorde. Het is ook een echte eis in de wet dat de schoolexamens moeten zijn afgerond voor het centraal examen mag worden afgelegd.

Mevrouw Westerveld vroeg in dit kader of daarbij geen gebruikgemaakt kan worden van de artikel 32-ontheffing. Artikel 32 gebruik je voor het geval dat een leerling vanwege persoonlijke omstandigheden, ziekte of familieomstandigheden niet heeft kunnen deelnemen aan een schoolexamen. De leerling kan dat schoolexamen dan op een later moment alsnog doen. Wat er dan gebeurt, is dat dat deel van het centraal examen wordt afgelegd in het tweede tijdvak. Je schuift dat een beetje door. Dat is artikel 32. Dat had in dit geval geen oplossing geboden.

Het examenreglement en het PTA moeten door de directeur voor 1 oktober aan de inspectie worden verstuurd en uitgereikt aan alle examenkandidaten. Je moet het PTA dus kennen. De inspectie houdt daar toezicht op.

Op 14 juni ontving de inspectie een signaal over een leerling van VMBO Maastricht die een deel van het schoolexamen niet had afgerond, maar wel had deelgenomen aan het centraal examen. Toen is het balletje gaan rollen. De inspectie stuitte toen op problemen bij de school die zich niet alleen beperken tot deze casus. Uiteindelijk ontstond het beeld dat dit zich uitstrekt tot alle eindexamenkandidaten. De inspectie is toen direct een onderzoek gestart. Ik zal straks nog iets zeggen over hoe het zat met het eerder handelen van de inspectie.

Op 19 juni werd duidelijk dat alle eindexamenleerlingen gedupeerd waren door onverantwoord handelen van het bestuur. Velen van u hebben dat ook zo gekwalificeerd. Op basis daarvan kondigde de inspecteur-generaal voor het onderwijs op vrijdag 22 juni aan dat de centrale examens ongeldig werden verklaard. Dat is op dat moment ook begrijpelijk, omdat we op dat moment een noodrem nodig hadden. Als diploma's eenmaal zijn uitgereikt, blijven ze staan. Dat zeg ik ook ten aanzien van de vraag van een van u hoe het zit met leerlingen uit vorige examenjaren. Die diploma's blijven gewoon staan. Een eenmaal uitgereikt diploma blijft uitgereikt.

Op vrijdag de 22ste is ook meteen uw Kamer geïnformeerd en zijn de leerlingen en de ouders geïnformeerd. De inspectie is toen keihard aan de slag gegaan om precies in beeld te krijgen welke onderdelen van het schoolexamen leerlingen nu wel en niet hadden afgesloten. Een heel team van inspecteurs heeft op de school zelf al het gemaakte werk geïnventariseerd. Hierbij hebben ze immense stapels toetsen moeten doorspitten. Ik heb daar beelden van gezien: een heel team van inspecteurs dat voor alle 354 leerlingen alle stapels met schoolexamens heeft doorgeploegd om per leerling een exact beeld te krijgen. Daar is echt ontzettend hard aan gewerkt en ik heb heel veel waardering voor het heel minutieuze werk dat die inspecteurs hebben gedaan.

Het beeld dat uit dat werk naar voren komt, was echt heel ernstig. Bijna alle leerlingen missen grote of kleine onderdelen van de leerstof. Dat is echt onaanvaardbaar. Het CvTE heeft op ons verzoek ook nog eens gekeken naar de centrale examens. Het heeft gekeken of die wel op een goede manier zijn afgelegd. Uit een steekproef die zij hebben gedaan, kwam gelukkig het beeld naar voren dat de centrale examens handhaafbaar waren. Daarom heeft Minister Slob vorige week op advies van de inspectie kunnen melden dat de cijfers van het centraal examen blijven staan. Volgens mij was dat een grote opluchting voor velen en ook voor ons. Deze centrale examens blijven staan tot 1 januari 2019. Volgens mij was op dat moment het goede nieuws voor de leerlingen even dat dit in ieder geval bleef staan. Het minder goede nieuws was dat ze de gaten in hun schoolexamens moeten herstellen. Dat doen we niet voor niks. Dat heeft collega Slob ook uitgelegd aan de leerlingen die hij gesproken heeft. Hij merkte in dat gesprek dat daar ook bij de leerlingen begrip voor bestond. Deze leerlingen verdienen, ook in het belang van hun eigen toekomst, een volwaardig diploma, een diploma waarmee zij kunnen laten zien dat ze volwaardig aan de eindtermen hebben voldaan. Dat is het diploma dat je ieder kind en iedere leerling gunt. Zeker na wat deze leerlingen doormaken, gun je hun dat volwaardige diploma.

Natuurlijk willen we dat zo min mogelijk leerlingen tijd verliezen of een jaar moeten overdoen vanwege fouten die zij niet zelf hebben gemaakt, maar die echt aan de school te wijten zijn. Nogmaals, tegelijkertijd verdienen zij dat volwaardige diploma. Het is dus zaak om daar een oplossing voor te verzinnen. Daar is de afgelopen weken heel hard aan gewerkt.

Ik zal u nu gaan uitleggen waar we nu staan. Wat is dan nu de stand van zaken? De inspectie heeft op basis van de systemen van de school, het gemaakte werk van de leerlingen en gesprekken met de betrokken leraren en vaksecties vastgesteld welke onderdelen de leerlingen precies misten. Dat is afgezet tegen het PTA van de school en dat leverde dus een heel ernstig beeld op. De inspectie heeft haar bevindingen afgelopen donderdag overgedragen aan de inmiddels ingestelde externe examencommissie. Die zorgt ook voor de examinering in het vervolg. Die nieuwe examencommissie is op verzoek van Minister Slob ingesteld. Ze is verantwoordelijk voor het afnemen en het vaststellen van de beoordeling van de hersteltoetsen die gemaakt gaan worden.

Voor het inhalen van het gemiste werk – en dat is echt veel – vonden we het belangrijk dat gekeken wordt naar wat nou echt nodig is om in te halen en wat nou echt moet worden afgesloten. De heer Rog vroeg daarnaar. We kijken echt alleen naar de eindtermen. VMBO Maastricht had een heel uitgebreid PTA, met nogal wat toetsen. We kijken nu echt naar de eindtermen die gehaald moeten worden en wat de leerlingen daarin missen. Dat betekent ook dat de externe examencommissie het oude PTA van de school ongeldig heeft verklaard en een bijgesteld PTA vaststelt. Dat is gebaseerd op die eindtermen. Er komt voor deze leerlingen nu een nieuw PTA, gebaseerd op de eindtermen. Dat betekent voor de leerlingen dat ze gelukkig niet al die toetsen hoeven te maken. Er wordt echt gekeken wat minimaal noodzakelijk is om in te halen. Als een leerling op basis van het oude PTA bijvoorbeeld vijftien tekortkomingen had, zouden die weleens in één toets te vatten kunnen zijn. Op die manier wordt daaraan gewerkt.

Cito maakt de hersteltoetsen. Het maakt zowel modulaire toetsen bestemd voor een leerling die bijvoorbeeld maar één of twee eindtermen mist, als een heel integrale toets waarmee de eindtermen in zijn geheel getoetst kunnen worden. Zo'n integrale toets maakt het ook voor een leerling die heel veel mist, behapbaar om zo snel mogelijk alles in te halen. De heer van Meenen vroeg of het nu haalbaar en behapbaar wordt gemaakt voor de leerlingen. Ja, alles wordt erop ingezet om een zo behapbaar mogelijk geheel aan toetsen te maken.

Mevrouw Westerveld vroeg in dat kader nog of het niet mondeling kan. Wij zetten in op hersteltoetsen die betrouwbaar en vergelijkbaar zijn en waarvan het resultaat goed onafhankelijk kan worden vastgesteld. Het moet ook uitvoerbaar blijven. Schriftelijke hersteltoetsen zijn door de externe examencommissie uitvoerbaarder geacht dan mondelinge. Dat is dus de manier waarop het proces wordt ingericht.

De commissie heeft gekeken welke toetsen noodzakelijk zijn om de eindtermen te kunnen halen. Dat beeld is per leerling gelegd naast wat zij nog niet hadden afgerond. Leerlingen hebben eind vorige en begin deze week te horen gekregen wat ze globaal genomen nog moeten inhalen. De school heeft de leerlingen dinsdagavond geïnformeerd over het proces en over hoe er gerepareerd wordt. Gisteren en vandaag worden met de individuele leerlingen en hun ouders gesprekken gevoerd om door te spreken wat er per vak ingehaald moet worden en wanneer dit precies kan. Die gesprekken waren dus gisteren en vandaag. In antwoord op de vraag van de heer Beertema of er helderheid is: ja, op dit moment krijgen de leerlingen helderheid over hoe het programma er voor hen uitziet. Op basis van die gesprekken kunnen leerlingen beginnen met hun voorbereiding. Hiervoor is ook de zomerschool ingericht, waarbinnen leerlingen begeleid kunnen worden richting die nieuwe schoolexamens.

Op 11 juli, dus volgende week al, kan via een reparatietoets het schoolexamen voor maatschappijleer worden ingehaald. Daarvoor wordt nu al lesgegeven op de zomerschool. Van 10 tot en met 25 augustus vindt de volgende herstelperiode plaats. Het doel is dat zo veel mogelijk leerlingen hun schoolexamens kunnen afronden.

Een aantal van u, de heer Heerema bijvoorbeeld, vroeg of men nu ook eerlijk is naar de leerlingen. De meesten vroegen of het nu voor iedereen haalbaar is. Dat is wat we moeten vaststellen. Er waren ook leerlingen gezakt voor hun centraal examen. Van 22 leerlingen weten we dat die op basis van de slaag/zakregeling in het centraal examen met geen mogelijkheid met die schoolexamens nog hun eindexamen kunnen halen. Daarover moeten we dan ook eerlijk zijn. Die leerlingen hadden al eerder gehoord dat ze gezakt waren. Ze gaan dat niet meer kunnen inhalen. Aan de andere kant zijn er leerlingen die voor het centraal examen gezakt waren, maar wellicht via de schoolexamens alsnog hun gemiddelde kunnen ophalen en wellicht aan het einde van de zomer of in het najaar alsnog kunnen slagen. Daar zit dus een wisselend beeld in. Naast de eerste hersteltoets volgende week en de volgende periode van 10 tot 25 augustus vindt er eind oktober nog een herstelperiode plaats. Leerlingen krijgen daarvoor ook nog een herkansingsregeling aangeboden.

De voorzitter:

Minister, u heeft een interruptie van de heer Beertema van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Beertema (PVV):

Even een opmerking. Natuurlijk zijn er leerlingen die gezakt zijn en misschien door gunstige resultaten van de schoolexamens alsnog dat diploma kunnen halen. Andersom geldt dat natuurlijk ook: als leerlingen de schoolexamens heel slecht doen, kan het zo zijn dat ze alsnog zakken. Dit even ter nuance.

Hoe groot is de groep leerlingen waarbij de schade aan het PTA zo groot is dat het echt onbegonnen werk is om er nog aan te beginnen? Ik begrijp van de Minister dat dit nu bekend is. Als ik hoor dat er duizenden manco's zijn, moeten er van dat soort leerlingen zijn. Is daar zicht op en hoe groot is die groep?

Minister Van Engelshoven:

Het is op dit moment moeilijk om daar exacte aantallen aan te plakken, want het is ook maatwerk. Ik heb u gezegd dat die tekortkomingen worden teruggebracht tot een behapbaar geheel in toetsen. Het eerdere beeld dat het om tientallen toetsen per leerling zou gaan, wordt gecorrigeerd. Het aantal wordt teruggebracht tot een overzichtelijk geheel, gericht op het behalen van de toetsen van de eindtermen. De gesprekken die vandaag plaatshebben, zijn ook maatwerk. Leerlingen zullen met hun ouders en de mentor moeten beoordelen of dit een haalbaar programma is. Ik vind het heel ingewikkeld om daar op dit moment exacte aantallen op te plakken. Ik weet ook niet welke conclusies leerlingen of ouders verbinden aan wat er nog ontbreekt en hoe kansrijk zij het vinden om dat nog in te halen. Er zit ook nog een keuze-element in bij de leerlingen. Zij kunnen zeggen dat ze het zwaar vinden en liever een jaar overdoen. Die keuze zit er ook in. Laten we er hier nu geen aantallen opplakken, waardoor we vooruitlopen op het maatwerk. We weten dat echt pas als leerlingen ook hun keuze hebben gemaakt in de opgave waarvoor ze gesteld zijn. De scholen weten natuurlijk wel om hoeveel vakken het gaat en hoeveel toetsen iedere leerling moet maken. Dat weet men per leerling heel goed. Ik heb op dit moment niet het overzicht van het aantal toetsen per leerling. De school weet dat wel, want anders kon men die gesprekken niet voeren.

De heer Beertema (PVV):

Nee, precies. De school is die gesprekken aan het voeren, dus de school weet het wel. Ik vind het antwoord van de Minister niet heel geruststellend klinken. De Minister kan niet de toezegging doen dat die behapbaarheid voor alle leerlingen geregeld wordt, want de Minister heeft al enkele voorbehouden ingebouwd. Ik kan dan rustig concluderen dat het toch gaat om een forse groep leerlingen voor wie het allemaal niet behapbaar blijkt te zijn. Dat vind ik een groot probleem.

Minister Van Engelshoven:

De heer Beertema trekt nu een conclusie die hij niet kan trekken. Voor sommige leerlingen is het een overzichtelijk aantal toetsen en voor een aantal een wat groter aantal. Ik maak een zeker voorbehoud, omdat het uiteindelijk ook de leerling is die daarover moet beslissen. Het gaat niet alleen om het aantal toetsen dat je moet maken, maar ook om de uitslag van het centraal examen. Was dat een «royaal geslaagd» of een «op het randje geslaagd»? Dat is het vakwerk dat de mentor met de leerling en de ouders moet doen: inschatten of dit voor de leerling een haalbaar programma is. Met de hersteltoetsen is echt ingezet om voor zo veel mogelijk leerlingen een programma te maken wat te doen is.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb overigens heel veel waardering voor de inspanningen die daar geleverd worden, want ik weet dat daar het een en ander geleverd is. Het is een enorme klus. Ik wil van hieruit mijn complimenten maken aan al die mensen.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Heerema, ter interruptie.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, voorzitter, ik maakte inderdaad de opmerking dat de school ook eerlijk moet zijn naar leerlingen. Er is een groep leerlingen die sowieso niet geslaagd is. Die groep zou ook met het goede schoolexamen niet kunnen slagen. Er is blijkbaar ook een groep leerlingen die gezakt is voor het centraal schriftelijk, maar enkele gaten in het PTA heeft zitten waardoor er eventueel nog een positieve uitkomst zou kunnen komen. Ik snap dat het maatwerk is wat wordt gedaan en dat we op zoek zijn naar de wijze waarop we zo veel mogelijk kinderen kunnen laten slagen. Ik zou zo graag willen dat als dat uitzicht er onvoldoende is, die kinderen niet een halfjaar lang het idee hebben dat ze er met een beetje passen en meten gaan komen. Dan weten we in januari eigenlijk niet goed wat we met die gezakte leerlingen aan moeten. Ik vind het simpelweg eerlijker naar de leerlingen als ze in augustus of september te horen krijgen dat ze het jaar moeten overdoen.

Minister Van Engelshoven:

De heer Heerema vraagt om de leerlingen een reëel perspectief te geven. We hebben het proces zo ingericht dat het voor de meeste leerlingen echt een heel hoopvol perspectief kan zijn. Het advies dat de school nu met de leerling en de ouders bespreekt, is toegesneden op die leerling en met u hoop ik dat dat zo eerlijk mogelijk is. De kernvraag daarbij is: wat is voor jou op dit moment het verstandigst om te doen? Gelukkig is het een kleine groep leerlingen waarvoor het echt niet meer kan. Daar moet je ook meteen eerlijk in zijn. Het heeft geen zin om leerlingen die echt geen kans hebben, de hele zomer te laten werken om dat deel te herstellen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een aanvullende vraag dan. Kan de Kamer zodra die groepen meer in beeld komen – ik snap dat het heel veel werk is op dit moment – informatie krijgen over hoe dat beeld eruitziet? Die 22 leerlingen zijn duidelijk, maar er is een groep twijfelgevallen bij en er is een groep waarmee het wel zal lukken. Ik heb behoefte om inzicht te krijgen in hoe die groepen eruitzien. Ik vind dat wij die informatie zouden moeten hebben.

Minister Van Engelshoven:

Als ik uw vraag goed begrijp, wilt u weten wat het aantal toetsen is dat per leerling moet worden gedaan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, voorzitter. We hebben nu een beeld dat 22 leerlingen sowieso niet kunnen slagen. Er zullen straks groepen ontstaan van kinderen die gezakt zijn voor het centraal schriftelijk, maar nog kans hebben om het te halen. Dan is er een groep leerlingen die geslaagd is voor het centraal schriftelijk en een kans heeft om het te halen. Waarschijnlijk is er een groep leerlingen die geslaagd is voor het centraal schriftelijk, een grote kans heeft om te slagen en weinig gaten in het PTA heeft. Ik heb als Kamerlid behoefte om inzicht te krijgen in die groepen.

Minister Van Engelshoven:

Hoeveel kans iemand heeft om te slagen, is heel subjectief, want de ene leerling is de andere niet. Het lijstje van hoeveel leerlingen welke toetsen moeten doen, is er wel. In de gemengde leerweg zijn er bijvoorbeeld 9 leerlingen die twee toetsen moeten doen en 24 leerlingen die zes toetsen moeten doen. Als je nog zes toetsen moet doen, is dat ingewikkelder dan wanneer je er nog twee moet doen. Het is heel moeilijk om daar specifieke groepen in te onderscheiden. Ik ben nog even op zoek naar welke informatie u nou precies wilt ontvangen. Een kleine groep leerlingen gaat niet beginnen aan de hersteltoetsen, omdat dat niet zinvol is. De andere leerlingen gaan er wel aan beginnen, waarbij de ene leerling met meer hersteltoetsen te maken heeft dan de andere. Ik kan daar nu niet een kwalificatie aan hangen over hoe kansrijk dat is. Dat is ook afhankelijk van de resultaten die worden behaald. Ieders inspanning is erop gericht om al degenen die vanaf volgende week beginnen met het traject van hersteltoetsen, in het najaar aan een vervolgopleiding te kunnen laten beginnen. Bij de ene leerling zal dat meer inspanning kosten dan bij de andere. Ik snap uw vraag wel om groepjes te maken waaraan kansen worden verbonden, maar dat doet het maatwerk dat wordt geleverd geen recht. Ik hoop dat u er zich mee kunt verstaan dat het enige onderscheid dat we nu weten dat tussen wel of geen hersteltoets is. De ene leerling vraagt meer begeleiding dan de andere. Ik kan er moeilijk groepjes van maken.

De voorzitter:

Dan ter interruptie, de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Mag ik het zo samenvatten dat van de 354 leerlingen waar we sinds een paar weken over spreken, er 22 leerlingen eigenlijk nooit geslaagd zijn en nooit zouden kunnen slagen met een hersteltraject en dat alle andere 332 leerlingen in theorie kunnen slagen? Mijn vraag is dan de volgende. Is het dan aan hen en de ouders om te bepalen of zij meedoen aan de zomerschool en het hele traject of is het advies zodanig dat dit ook verhinderd wordt door de school of door anderen?

Minister Van Engelshoven:

Behalve voor de 22 voor wie het echt niet mogelijk is, hebben ze allemaal de kans. Iedereen spant zich maximaal in om ervoor te zorgen dat zij alsnog een diploma kunnen halen en aan een vervolgopleiding kunnen beginnen. Dat is echt de inzet van de bewindspersonen, de examencommissie en de mensen in de zomerschool. Dat is waar we met z'n allen op gericht zijn: ervoor zorgen dat iedereen die kans krijgt en daarin zo goed mogelijk wordt begeleid.

De heer Van Meenen (D66):

Dat is ontzettend mooi om te horen. Dan blijft mijn vraag over dat het voor de ene leerling een stuk moeilijker is dan voor de andere. Dat zal in zekere mate ook afhangen van de bereidwilligheid van het mbo om hiervoor ruimte te creëren. Ik heb hierover ook iets gevraagd. Misschien komt de Minister er nog op terug, maar ik vraag het nu nog een keer. Is die medewerking zodanig dat ook de mbo's die hierop betrokken zijn, meewerken aan de studeerbaarheid van het programma? Kunt u iets meer zeggen over waaruit dat bestaat?

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, ik wil nog even heel kort iets zeggen over de zomerschool en dan kom ik op het punt van het mbo. Als de heer Van Meenen het mij toestaat, ga ik even iets zeggen over de zomerschool.

De voorzitter:

Dan toch nog ter interruptie de heer Kwint, als u het niet erg vindt. U kunt zo dadelijk uw betoog vervolgen. Meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dank. Maatwerk, dat snap ik. Het samenvoegen van toetsen lijkt mij verstandig en bijdragen aan de haalbaarheid van het programma. Ik ben blij om te horen dat – kort door de bocht samengevat – men ook tegen het advies van een school in mag beginnen aan het herkansen van al deze toetsen en dat het recht hierop op een of andere manier niet wordt ontnomen. Ik had nog een vraag gesteld over de periode van een halfjaar. De geldigheid van het centraal examen loopt nu in principe tot 1 januari. We constateren allemaal dat dit mogelijk een heel intensief traject gaat worden, zeker voor de kinderen die daarnaast al aan een mbo-opleiding gaan beginnen. Ik wil graag dat de Minister zegt dat ze kinderen die in het zicht van de haven zijn en nog enkele toetsen moeten doen, zo in november of december, niet alsnog helemaal gaat terugzetten. Laten we de geldigheid van het centraal examen iets langer laten doorlopen, want drie of vier maanden doen niks af aan de prestatie die zij geleverd hebben bij het centraal examen.

De voorzitter:

De Minister volgt na deze interruptie haar betoog.

Minister Van Engelshoven:

Het is goed om iets te zeggen over die periode tot 1 januari. We hebben ervoor gekozen om zo min mogelijk in situaties te komen waarin we echt problemen kunnen krijgen met andere leerlingen in het land, omdat die kunnen zeggen: dan wil ik die kans ook. Als het centraal examen bijvoorbeeld een jaar zou blijven staan, zou de ander kunnen zeggen: o, die kans had ik ook wel gewild. Het is een beetje de vraag hoe lang je het verantwoord vindt om leerlingen in een zekere onzekerheid te laten of ze nu wel of niet het diploma gaan halen. Nogmaals, in oktober is er ook nog een periode om de hersteltoetsen te halen. Voor de meeste leerlingen geldt dat ze dan inmiddels aan het mbo zijn begonnen. Daar kunnen zich een aantal situaties voordoen. De heer Kwint doelt op de situatie dat een leerling aan het mbo is begonnen, de hersteltoetsen in oktober niet met goed gevolg kan afronden en nog steeds niet geslaagd is. Er kunnen dan twee dingen gebeuren. De leerling kan dan de mbo-opleiding toch vervolgen, ondanks het ontbreken van een vmbo-diploma, mits de mbo-instelling na onderzoek de leerling toelaat. Het mbo kan dan de leerling inschrijven, eventueel op een lager niveau, afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek. Dat is maatwerk, maar de wet biedt de mogelijkheid om dat op dat moment te doen. Wat ook kan gebeuren, is dat de leerling die na oktober zijn schoolexamens niet heeft afgerond, op het vmbo blijft en daar het jaar opnieuw doet. De uitbesteding naar het mbo wordt dan beëindigd. Ik kom er zo op hoe die constructie werkt.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Die had ik nog niet gesteld. Voorzitter, ik vind dit wel lastig. Wij weten niet om hoeveel toetsen dit per leerling gaat. De Minister vraagt ons wel in te stemmen met een periode van een halfjaar. Ik geloof best dat er kinderen zijn die zeggen: ja, die kans had ik ook wel gewild. Aan de andere kant denk ik dat er weinig kinderen in Nederland zullen zijn die zeggen: had mij maar op dit vmbo in Maastricht gezet. Met die eerste kinderen heb ik niet zo heel veel medelijden. Het onderscheid tussen een halfjaar en een jaar lijkt mij toch wat triviaal, zeker als je van kinderen vraagt om zich helemaal suf te knokken en als er dan aan het einde, in het zicht van de finish, alsnog afgehaakt moet worden. Ik snap dat er geen absolute uitspraken gedaan kunnen worden over de grootte van de groep en waar het over gaat, maar ik vraag wel om enige coulance in die deadline van 1 januari. Straks worden kinderen hierdoor dubbel gepakt. Eerst hebben ze de ellende van dit traject achter de rug, dan gaan ze een halfjaar hartstikke hun best doen en uiteindelijk halen ze het nog net niet. Dat kan toch niet een gewenste uitkomst zijn?

De voorzitter:

Dank u, meneer Kwint, uw vervolgvraag leek wel erg op uw eerste vraag, moet ik zeggen. Het woord is aan de Minister.

Minister Van Engelshoven:

Een paar dingen daarover. Coulance proberen we ook te betrachten langs de andere weg. Dat heb ik u zojuist proberen uit te leggen. Op basis van artikel 6.2.1 van de WEB kan alsnog een mbo-opleiding worden gevolgd via een aparte toets. Je kunt de datum voor het centraal examen steeds verder verleggen, maar we moeten ook accepteren dat je op een gegeven moment tegen een leerling moet zeggen: je bent helaas toch nog gezakt. Met de externe examencommissie is heel goed gekeken of het programma zo te maken is dat het behapbaar en doenbaar is in die periode. Daar is echt goed naar gekeken. Het Cito heeft echt zijn best gedaan om de toetsen zo in te richten dat het te doen is. Je wilt op een gegeven moment ook dat iets afgesloten kan worden. Tot 1 januari zijn er twee perioden geweest waarin de hersteltoetsen gemaakt kunnen worden. Voor al die toetsen is dan nog een herkansing geweest. Op een gegeven moment moet je ook kunnen zeggen dat er een perspectief moet zijn op een moment om het af te ronden. Nogmaals, voor de enkele leerling waarvoor er dan nog geen helderheid is, is nog wel een andere route van coulance bedacht.

Alles afwegende denk ik dat hier wel door de externe examencommissie heel goed naar is gekeken. Er is gebalanceerd tussen wat behapbaar is en wat een goede periode is waarin iedereen voldoende kansen krijgt, maar waarin ook momenten zitten dat je kunt zeggen: hier zetten we er een punt achter. Je moet je ook voorstellen wat het met je doet als het verder wordt gerekt met nog weer een toetsperiode. Je moet op een gegeven moment ook kunnen zeggen: we ronden dit af, binnen een periode waarin het volgens mij maximaal behapbaar is gemaakt en er verschillende perioden zijn waarin nog steeds een herkansing zit.

Voorzitter. Ik kom op het mbo en het vervolgonderwijs. Onze inspanningen zijn er echt op gericht dat leerlingen in september aan hun vervolgopleiding kunnen beginnen. De leerlingen die nog deze zomer hun schoolexamens en de hersteltoetsen met goed gevolg afronden, kunnen via de reguliere route in september met hun mbo-opleiding starten. Laten we met elkaar hopen dat dit zo veel mogelijk leerlingen zijn. Er zullen ook leerlingen zijn die meer tijd nodig hebben voor het afronden van die schoolexamens. Die gaan in september en oktober tegelijkertijd werken aan het afronden van hun schoolexamen op het vmbo en starten op het mbo. De mbo-instellingen in de regio Zuid-Limburg, waar de meesten van deze leerlingen naartoe willen, hebben de handen daarvoor ineengeslagen. Ze hebben een taskforce opgericht om de leerlingen daarbij te helpen en ervoor te zorgen dat zij zo min mogelijk vertraging oplopen. Dat gebeurt via een maatwerktraject. Afhankelijk van de precieze tekorten die een leerling heeft en wat hij nog aan hersteltoetsen te maken heeft, wordt voor die leerling op het mbo een maatwerkprogramma gemaakt. Als ik het goed zeg, gebeurt dit via de route van artikel 25a. De leerling wordt vanuit het vmbo uitbesteed aan het mbo. Ik vind dit een hele ongelukkige term in de wet, want ik heb gevoelsmatig moeite met het uitbesteden van een kind, maar zo staat dat nu eenmaal in de wet. De leerling blijft ingeschreven bij het vmbo, maar wordt uitbesteed aan het mbo. Hij wordt voor een aantal dagdelen voorbereid op zijn schoolexamens in het vmbo en krijgt daarnaast een maatwerktraject in het mbo.

Ik hoor buiten de microfoon iemand vragen hoe het met het havo is. Er is volgens mij één leerling die naar het havo gaat. Hiervoor wordt binnen het schoolbestuur een maatwerktraject geregeld. Er wordt in de taskforce per leerling gekeken of het verantwoord is om met die mbo-opleiding te starten voordat het vmbo is afgerond. Ons uitgangspunt is om het voor zo veel mogelijk leerlingen mogelijk te maken om die combinatie te maken. Ook dat is onderwerp van gesprek in de maatwerkafspraken die betrokkenen met elkaar gaan maken.

24 jongeren willen naar een andere mbo-opleiding dan die in Zuid-Limburg. Daar is inmiddels ook contact mee gelegd. Er is hen verzocht mee te werken aan de oplossingen die door de taskforce worden bedacht. Het grootste deel van deze instellingen heeft inmiddels toegestemd hieraan met een positieve insteek mee te werken. Nogmaals, mocht het zo zijn dat in het najaar het vmbo-diploma niet wordt gehaald, is er alsnog een mogelijkheid om de mbo-opleiding te vervolgen via een aparte toets in het mbo. Dat is waar we nu staan. Ik heb grote waardering voor al die mensen van de inspectie, van de centrale examencommissie en van het Cito die ervoor hebben gezorgd dat dit pakket maatwerk mogelijk is. Ook mijn dank aan de mbo-scholen die bereid zijn hieraan mee te werken, zodat per leerling via maatwerk gezorgd kan worden dat zij, als het maar enigszins kan, toch hun scholing kunnen vervolgen. Dat was het eigenlijk in het blokje «hoe staan de leerlingen er nu voor?»

Over het schoolbestuur zijn een aantal dingen gezegd. Volgens mij kan er geen enkel misverstand over bestaan dat er heel veel is misgegaan bij dit schoolbestuur. Het bestuurslid in het schoolbestuur dat verantwoordelijk was voor onderwijs is teruggetreden uit haar functie. Wij hebben er bij de raad van toezicht op aangedrongen om, zo snel als het kan, een nieuwe bestuurder te benoemen. Dat is inmiddels ook gebeurd. Dat is de heer Rijkers geworden, die als interim-bestuurder volledig de verantwoordelijkheid draagt voor deze twee scholen en het vervolg van het traject. Deze twee scholen vallen integraal onder de verantwoordelijkheid van de nieuwe interim-bestuurder. De voorzitter van het college van bestuur heeft geen enkele rol meer als het gaat om deze scholen. We hebben er ook in onze briefwisseling en in onze contacten met de raad van toezicht op aangedrongen om scherp te zijn op de communicatie naar leerlingen en ouders. We merkten dat er af en toe wat ruis ontstond en de zaken niet voor iedereen even helder waren. Ook daar zal de interim-bestuurder samen met de externe examencommissie op toezien.

De voorzitter:

Excellentie, een interruptie van de heer Beertema, Partij voor de Vrijheid.

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp dat de nieuwe interim-bestuurder verantwoordelijk wordt voor deze twee scholen. Dit betekent dat de oorspronkelijke bestuurder, Postema, gewoon in functie blijft voor de andere negentien scholen. Ik begrijp dat dus niet. Wat ik ook niet begrijp, is dat de aanwijzingsmogelijkheid die de Minister heeft, kennelijk nog steeds niet is gebruikt. Er zijn wel harde woorden gesproken, neem ik aan. Er is op van alles aangedrongen, maar dat heeft niet tot de juiste reactie geleid, noch van de raad van toezicht, noch van het college van bestuur. Die blijven heel ijzerenheinig zitten. Het beeld is wel – het spijt me het te moeten zeggen – dat het Ministerie van Onderwijs een beetje voor joker staat. Het staat een beetje met lege handen. Dat is een politieke onmacht waarover ik eerlijk gezegd m'n nieren zit op te vreten.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, laat ik daar een paar dingen over zeggen. Wij hebben in ons handelen in de afgelopen dagen één prioriteit gehad: het belang van de leerlingen. Alles moet erop gericht zijn om de leerlingen nu zo veel mogelijk perspectief te bieden. Vandaar dat onze inzet erop gericht was om zo snel als het maar enigszins kon een nieuwe bestuurder verantwoordelijk te maken voor het vervolgtraject in deze scholen. Dat hebben wij middels onze eigen contacten met de raad van toezicht afgedwongen. Die bestuurder is er nu ook en daar ben ik heel blij om. De voorzitter van de raad van bestuur zit er nog steeds. Laat ik daar twee dingen over zeggen. Ik ben zelf inmiddels een heel aantal jaren bestuurder. Ik vind dat als je bestuurder bent, het erop aankomt dat je je 's ochtends in de spiegel moet kunnen aankijken en de vraag moet kunnen stellen: ben ik nog wel de goede persoon op de goede plek? Dat is voor iedereen een eigen weging in zijn verantwoordelijkheid. Ik geloof dat ik in dit geval een andere weging had gemaakt.

Als het gaat om het oordelen over het bestuurlijk handelen van anderen, moet je een ding vooral doen en dat is zelf heel zorgvuldig bestuurlijk handelen. In eerste instantie is de raad van toezicht verantwoordelijk voor het handelen van het bestuur. Daar lag als eerste een verantwoordelijkheid. De Minister kan pas een aanwijzingsbevoegdheid geven als het gaat om de positie van een bestuurder, nadat er onderzoek naar het bestuurlijk handelen door de inspectie is afgerond, er een voornemen tot een aanwijzing is gedaan en er een termijn van vier weken is gegeven om daarop te reageren. Daarna kan de aanwijzing pas geëffectueerd worden. Dat onderzoek naar het bestuurlijk handelen is gestart en komt er. In het belang van de leerling en om ervoor te zorgen dat er voor die twee scholen waar nu zo veel moet gebeuren op korte termijn een nieuwe bestuurder zou komen – iemand anders dan de bestuurder die verantwoordelijk is voor de gemaakte fouten – waardoor mensen weer vertrouwen konden ontwikkelen, hebben we dat op deze manier gedaan. Als we het via de route van de aanwijzingsbevoegdheid hadden moeten doen, was het niet snel genoeg gegaan. Ik snap alle gevoelens daarbij, maar juist als het gaat om het vellen van een oordeel over het bestuurlijk handelen van anderen vraagt dat van onszelf bestuurlijke zorgvuldigheid. Vandaar deze route.

Ik was enorm blij dat de raad van toezicht ons eerder deze week meldde dat deze interim-bestuurder zou worden aangesteld. Hij is inmiddels aan het werk. Laten we er vooral op hopen dat mensen er vertrouwen in krijgen dat die interim-bestuurder samen met de externe examencommissie dit proces in goede banen kan leiden. Het oordeel over het bestuurlijk handelen gaan we geven op basis van het komende onderzoek naar het bestuurlijk handelen. Het gaat dan ook om het bestuurlijk handelen in de volle breedte. Het gaat dan ook om de vraag of het verstandig was dat iemand in een schoolbestuur van deze omvang nog omvangrijke nevenfuncties had. Klopt de beloning erbij? Is het bestuurlijk in goede banen geleid dat het hier ging om een groot bestuur in een gebied waar een monopolie is ontstaan? Daar gaan we in volle omvang naar kijken. Ik vind dat we eerst dit onderzoek moeten afwachten. Na de zomer gaan we daar de consequenties uit trekken.

De heer Beertema (PVV):

De Minister verwoordt dat goed. Ze verwoordt ook goed wat voor vreselijke dingen er aan de hand zijn. Ik zie dat onderzoek tegemoet. Ik zie het bijna als een toezegging van de Minister dat als er conclusies uitkomen die we hier met z'n allen verwachten, er ook gevolgen aan gegeven zullen worden. Ik wil de Minister wel het volgende meegeven: ze beschuldigt mij er weleens van dat ik een karikatuur schets. Ik schets die karikatuur over het algemeen niet. Ik vind dat hier een enorme karikatuur in Limburg aan de gang is geweest. Er zijn meer onderwijsbestuurders de mist in gegaan. Tegen eentje uit Rotterdam is nota bene drie jaar cel geëist. We hebben wel een geschiedenis hier met z'n allen. Ik wens in ieder geval de nieuwe interim-bestuurder succes. Ik heb waardering voor het feit dat hij deze klus op zich neemt, want dat is nogal wat. Ik wens hem heel veel sterkte vanaf deze plaats en wacht het onderzoek af.

De voorzitter:

Meneer Rog, ter interruptie.

De heer Rog (CDA):

Dank. Ik wil aansluiten bij de complimenten die de heer Beertema maakt aan de interim-bestuurder. Tegelijkertijd zegt de Minister volgens mij letterlijk dat OCW de raad van toezicht eigenlijk heeft moeten dwingen om tot een interim-bestuurder te komen. Als dat zo is, vind ik dat ook een ernstig gegeven. Ik wil dat graag bevestigd horen van de Minister.

Minister Van Engelshoven:

Dwingen in formele zin kunnen wij niet. We kunnen dingen wel in meer of mindere mate indringend adviseren, laat ik het zo zeggen.

De heer Rog (CDA):

Het is goed dat de Minister dit in ieder geval bevestigt, maar ik geef hier maar gewoon aan dat ik het voor de bestuurscultuur en de relatie tussen raad van toezicht en het bestuur van LVO wel uiterst zorgelijk vind. Ik hoop van harte dat de inspectie daar de vinger bij legt.

Ik heb een aanvullende vraag, voorzitter, over het onderzoek dat naar de voorzitter van het bestuur wordt gedaan. We hebben het over een WNT-norm en een omvangrijke hoeveelheid nevenfuncties. Hij komt ver boven die norm uit. Is het mogelijk dat straks met terugwerkende kracht geld van die bestuurder wordt gevorderd, als blijkt dat hij helemaal niet 100% beschikbaar was, maar wel een 100% salaris genoot?

Minister Van Engelshoven:

Laten we eerst de feiten vaststellen en vervolgens kijken welke conclusies we daaraan verbinden. Ik zal daarbij de vraag van de heer Rog goed in het achterhoofd houden. Wat de indringendheid van het advies betreft, het is een beetje zoals mijn moeder dat vroeger deed. Ze ging zelden dingen gebieden of verbieden, maar gaf een indringend advies en dan wist je het wel. Op die manier dus.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, ter interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er zijn een paar dingen gezegd over de raad van toezicht. Ik heb in mijn termijn gezegd dat ik nog geen enkel voorbeeld heb gezien van een heel groot wanbeleid op deze schaal waarbij een raad van toezicht tijdig ingreep. Ik hoop dat de Minister hier nog op ingaat. Mijn vraag nu is een andere. Ik heb ook gevraagd of het onderzoek dat plaatsvindt op deze school specifiek vanaf 2010 of misschien wel eerder kan plaatsvinden, want ik krijg signalen van onder andere mensen die er gewerkt hebben dat er al jaren iets aan de hand was; ik heb zelfs het woord «angstcultuur» gehoord. Ik zou het heel fijn vinden als we verder terug kunnen gaan om te kijken hoe dit heeft kunnen gebeuren, maar ook wat er in het verleden is gedaan en wat er is gedaan met signalen van docenten, die er wel degelijk waren.

Minister Van Engelshoven:

Twee vragen van mevrouw Westerveld. U zegt dat u zelden hoort dat een raad van toezicht in zo'n situatie adequaat optreedt. Als dat wel gebeurt, hoort u er waarschijnlijk niets van. Als een raad van toezicht het werk echt goed doet, komt er niets over naar buiten. Die grijpt op tijd in, geeft signalen af en stuurt bij waar het nodig is. Je hoopt dat het zo gaat, want dan vervult het horizontaal toezicht ook de rol die het heeft.

U vraagt of bij het onderzoek naar het bestuurlijk handelen ook tot 2010 kan worden teruggekeken. Ik vraag me even af of dit zinvol is, want voor je het weet zijn we een onderzoek aan het optuigen naar heel ver in het verleden. We willen allemaal hier de onderste steen boven krijgen over het bestuurlijk handelen en ook over de samenwerking tussen de scholen, want het is geen fusie van scholen. Ik weet niet of het dienstig is om tot 2010 te gaan terugkijken. Het gaat er vooral om of we voldoende boven halen om te zorgen dat de verantwoordelijken hun verantwoordelijkheid nemen en om voldoende lessen te leren zodat dit niet nog een keer gebeurt. Ik vraag me af of het daarvoor nodig is om tot 2010 terug te kijken.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Als raden van toezicht tijdig ingrijpen, horen we dat wel, want dan staat dat in de krant of komt het naar ons toe dat bestuurders ontslagen zijn. In die zin denk ik zeker dat we dat horen. Waarom ik wil teruggaan naar 2010, is omdat op deze school volgens sommige mensen die er werkten kennelijk een angstcultuur heerste. We hebben het er al eerder over gehad. Wat moet een leraar doen die merkt dat er dingen niet goed gaan? Dat is volgens mij wel degelijk een vraag die belangrijk is voor dit onderzoek en voor de toekomst. Daarom kan ik me voorstellen dat het relevant is om een aantal jaren terug te gaan om te kijken naar de ontwikkelingen op deze school. Wat hebben mensen, leraren, ouders, anderen al aangekaart? Wat is ermee gedaan? Hoe heeft het zover kunnen komen?

Minister Van Engelshoven:

Ik heb er net over gezegd wat ik erover gezegd had. Maar als er inderdaad al ernstige signalen lagen, zal dat feit uiteraard worden meegenomen. Als die signalen er lagen, komt natuurlijk de vraag naar voren waarom er niet toen al naar is gekeken. Dat gaat zich dan ook in het bestuurlijk handelen opbouwen. We moeten wel even kijken hoe groot die signalen waren en wat er nu nodig is. We willen ook niet heel lang blijven onderzoeken. Het gaat er mij vooral om om de verantwoordelijken aan te spreken en te voorkomen dat het nog een keer gebeurt.

Voorzitter. Het is misschien goed om te melden dat er al een kwaliteitsonderzoek liep bij VMBO Maastricht. Dit zal worden uitgebreid naar een steekproef bij andere scholen die onder het bestuur van LVO vallen. Direct na de zomervakantie worden die onderzoeken opgestart om, ook als het gaat om kwaliteit, een breder beeld te krijgen van hoe het bij dit bestuur zit met de borging van de kwaliteit. Is het onderzoek van voldoende kwaliteit? Heeft het bestuur voldoende zicht op die kwaliteit? Is die kwaliteit voldoende geborgd? Die vragen gaan we echt breder bekijken. In wat er is gebeurd, is daar voldoende aanleiding voor. Dat eindrapport zal uiterlijk in november gereed zijn. In september ronden we het af, maar we hebben dan altijd nog een periode voor hoor- en wederhoor nodig, voordat we het kunnen publiceren.

Ik heb al het nodige gezegd over het onderzoek naar het bestuurlijk handelen. Dan het optreden van de inspectie.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter, wij moeten over drie minuten stemmen. Is het een idee dat dit een logische knip is, aangezien dit het einde van een blokje is?

De voorzitter:

Ter linkerzijde is mij net verteld dat als er even geen interrupties komen, de Minister het net kan afronden.

Minister Van Engelshoven:

Ja, als het goed is, kan ik dit nog doen voor de stemmingen.

Een heel aantal van u heeft vragen gesteld over de klachten van de inspectie en vroeg waarom daar niet op is geacteerd. Ik wil voor alle helderheid het beeld wegnemen dat op basis van alle meldingen en klachten niet geacteerd zou zijn. Dat is er wel degelijk. Als ik kijk naar de hele geschiedenis van wat de inspectie daar heeft gedaan, is er wel degelijk actie genomen op basis van de signalen. Er zijn gesprekken gevoerd en er zijn herstelopdrachten gegeven. De inspectie heeft daar wel degelijk op gehandeld. Ik wil echt het beeld wegnemen dat er niets is gebeurd. Dat u blijft zitten met de vraag of dat voldoende was en of de inspectie in dit soort situaties voldoende instrumentarium heeft, begrijp ik. Ik heb die vragen ook. Vandaar dat na overleg met de bewindslieden de inspectie de ADR heeft gevraagd onafhankelijk onderzoek te doen naar het handelen van de inspectie in deze casus, vanaf het moment van het ontstaan van VMBO Maastricht in 2015. Het gaat wat mij betreft om twee dingen. Is binnen de kaders die we kennen voor het optreden van de inspectie, in deze situatie juist gehandeld? En zou je in dit soort situaties dan misschien extra instrumentarium willen hebben? Die vraag moeten we met elkaar beantwoorden, als je ziet dat dit gebeurt. Ik ben met de heer Bruins wel van mening dat we niet te snel tot conclusies moeten komen en beweren dat dan het hele toezicht weer op de schop moet. We zijn net overgestapt naar een andere manier van toezicht. Laten we proberen daar de rust in te houden. Ik vind wel dat we met elkaar verplicht zijn om te kijken of er misschien toch hiaten in zitten, waardoor het zinvol is om in die situaties een extra instrument te hebben. Het onderzoek is dus tweeledig. Was het optreden van de inspectie adequaat? Heeft de inspectie een adequaat instrumentarium? Dat onderzoek wordt nog in juli gestart en uiterlijk november wordt hiervan het rapport opgeleverd. Ik ga er zomaar vanuit dat we dan daar met u het gesprek over zullen voeren. Dit lijkt mij een mooi moment om te gaan stemmen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij ook, excellentie. Wij schorsen tot na de stemmingen, ongeveer een uur.

De vergadering wordt van 14.20 uur tot 15.25 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, ik heropen het debat.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, ik heb een punt van orde, als dat mag. Als het gaat om de discussie rond de positie van mijnheer Postema, stel ik voor dat we mevrouw Ploumen van de PvdA uitnodigen, want die weet kennelijk heel goed hoe het nu allemaal moet gaan. Ik wil daarbij ook nog iemand anders uitnodigen, namelijk «iemand». Ik lees namelijk in een app: «iemand moet hem nu bellen dat hij de eer aan zichzelf moet houden.» Als we mevrouw Ploumen uitnodigen, dan kan zij een toelichting geven op hoe de PvdA-banenmachine dit gaat oplossen.

De voorzitter:

Ik zal uw voorstel maar ter kennisgeving aannemen. Maar ik begrijp wat u zegt. Ik heropen toch de vergadering. Ik geef voor de eerste termijn de Minister het woord voor de vragen die nog niet beantwoord zijn. Dat zijn er een paar. Ook zijn interrupties weer toegestaan. Dank u wel. Het woord is aan de Minister.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Nog een aantal thema's waren blijven liggen. Ik had u al gezegd dat de inspectie die al bezig is met het onderzoek bij VMBO Maastricht, dat breder gaat trekken naar LVO. Daarnaast heeft de VO-raad aangekondigd een onafhankelijke commissie onderzoek te laten doen naar de kwaliteitsborging van de schoolexamens in het vo. Ik benadruk in de richting van de heer Van Meenen dat het een onafhankelijke commissie is onder leiding van Geert ten Dam. Het gaat bijvoorbeeld om hoe het zit met de verantwoordelijkheidsverdeling en hoe de afspraken binnen een school worden gemaakt. Dat onderzoek moet een landelijk representatief beeld opleveren. Daarnaast krijgen de bestuurders een beter beeld van hoe het er op hun scholen voorstaat met de kwaliteitsborging van de schoolexamens, want ik kan mij goed voorstellen dat naar aanleiding van Maastricht heel veel besturen zich even achter de oren hebben gekrabd van: hoe zit het bij ons? De VO-raad moedigt hen op deze manier aan om daar goed naar te kijken.

Op basis van het onderzoek gaat de onafhankelijke commissie aanbevelingen formuleren en instrumenten ontwikkelen waarmee zij denkt de borging van de PTA's en de uitvoering ervan beter te kunnen checken. Eind augustus komen daar de eerste aanbevelingen over uit, zodat, als dat dienstig lijkt, die nog kunnen worden meegenomen voor de volgende PTA's worden vastgesteld.

Ik wil daar zelf nog iets aan toevoegen. Eigenlijk wil je dat ouders en leerlingen beter worden meegenomen, ook in het proces van schoolexamen en centraal examen. En eigenlijk zou elke school na het vaststellen van het PTA in oktober leerlingen en ouders heel goed moeten informeren over hoe het PTA eruitziet; wat gaat de leerling het komende jaar aan schoolexamens doen?

Daarnaast is het belangrijk dat die schoolexamens echt formeel worden afgerond; dat je met elkaar vaststelt dat je klaar bent voor het centraal examen. Sommige scholen doen dat al en maken daar een formeel moment van waarbij leerling en ouders hun handtekening zetten onder het behaalde resultaat en zo met elkaar vaststellen dat ze klaar zijn voor dat centraal examen. Ik vind eigenlijk dat dat de standaard moet worden op elke school: dat je met elkaar vaststelt dat de schoolexamens op een goede manier zijn afgerond en dat je nu kunt beginnen aan het centraal examen. Wij gaan dit oppakken; we gaan regelen dat dit de standaard wordt op elke school. Collega Slob komt daar na de zomer bij u op terug.

Voorzitter. Ik had nog een paar losse vragen niet beantwoord. Die loop ik snel even langs. De heer Van Meenen vroeg hoe het zit met de leerlingen die nu in het derde jaar zitten. Daarvan kan ik zeggen dat hun behaalde schoolexamencijfers voor het aanstaande vierde jaar uiteraard blijven staan. De externe examencommissie stelt voor deze groep ook een nieuw PTA vast en er wordt gecontroleerd of wat in het oude PTA staat volledig is en of daar onregelmatigheden in zitten. Dat wordt gedaan door die externe examencommissie. Dat is dus een extra check en daarin wordt het PTA voor het examenjaar opnieuw vastgesteld.

De heer Heerema en volgens mij ook de heer Beertema uitten hun bezorgdheid dat er een trend rondom de examens te zien is, maar daar is het echt nog te vroeg voor. We zien tot nu toe over de jaren heen een zekere stabiliteit in de meldingen. Dit jaar lopen ze iets op, maar een melding is nog geen onregelmatigheid. We zullen echt moeten kijken, als we alle meldingen van dit jaar hebben, of dat ook onregelmatigheden zijn. Ik kan me voorstellen dat ze nu oplopen, omdat mensen zich zorgen over de examens maken. De constatering dat er sprake is van een trend, doet u echt te vroeg. Mochten we zien dat de meldingen, die nu iets oplopen, echt leiden naar onregelmatigheden, dan gaan we uiteraard heel goed kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de borging verbetert. Dat is iets wat de VO-raad ook doet.

De vraag van mevrouw Westerveld over artikel 32 heb ik al eerder beantwoord. Mevrouw Westerveld vroeg ook wat de rechten van leerlingen zijn en of die niet beter moeten worden vastgelegd. In het regeerakkoord is een afspraak gemaakt over het vastleggen van leerrechten en de voorstellen daarover zullen u in 2019 bereiken. Leerlingen hebben in de bestaande rechten het recht van medezeggenschap. In de wet is ook de klachtenregeling vastgelegd. Dat is ook het geval bij diverse geschillencommissies rondom het onderwijs, bijvoorbeeld rondom het passend onderwijs. Daarnaast kan een leerling altijd naar de rechter stappen. Je wilt niet dat het zover komt, maar dat kan wel; soms naar de burgerlijke rechter en soms naar de bestuursrechter. Maar daar komt volgend jaar nog een nadere discussie over.

Dan was er nog de vraag naar de compensatie...

De voorzitter:

Sorry, excellentie, een interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik had op dit punt twee vragen. De eerste was: kan het ministerie op de een of andere manier deze grote groep ouders en leerlingen ondersteunen, zodat ze bijvoorbeeld collectief naar de rechter kunnen stappen en dat niet allemaal afzonderlijk hoeven te doen? Mijn tweede vraag was inderdaad of we niet eens wat beter moeten kijken naar rechten, als een instelling aantoonbaar niet levert wat zij belooft. Want dat gebeurt weleens vaker. Moeten we dan echt iedere keer naar de ouders of de leerlingen kijken om naar de rechter te stappen? Of moeten we wat beter kijken naar wat daarover in de wet staat, zodat ze bij voorbaat al wat beter beschermd worden?

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister.

Minister Van Engelshoven:

We moeten natuurlijk deze casus niet als voorbeeld nemen. Als de governance binnen een school op orde is en er een goed functionerende regeling is waar ook de medezeggenschap wat mee kan – op het moment dat er klachten zijn wordt daarover teruggerapporteerd aan de medezeggenschap – moet dat een functionerend systeem van checks-and-balances zijn. Het moet ook in het horizontale toezicht werken, maar daar zal in het onderzoek naar het bestuurlijk handelen naar gekeken worden. Dat heeft hier kennelijk niet optimaal gefunctioneerd, als ik het zo zie. Het is goed om, als we hebben gekeken naar hoe dat functioneert, te kijken of we daar lessen uit moeten trekken.

Dan de vraag over de compensatie van de kosten: kunnen we voorkomen dat al die ouders apart met een advocaat naar de rechter gaan? Ik hoop dat het schoolbestuur zijn verantwoordelijkheid gaat nemen en het er niet op laat aankomen dat ouders via advocaten en de rechter iets moeten gaan afdwingen, maar dat men met elkaar kijkt naar wat men in redelijkheid met elkaar kan doen. Ik hoop dat die oproep aankomt. U heeft hem met z'n allen volgens mij ook zo bedoeld. Laat het nou niet op procedures aankomen of op een eventuele collectieve actie van de ouders, maar laat het schoolbestuur eens goed kijken naar de schadegevallen waarvan je in redelijkheid en billijkheid kunt zeggen dat je gaat kijken of er iets aan te doen is. Dat wil niet zeggen dat elk uur van een vakantiebaantje dat niet gewerkt is nou meteen vergoed moet worden. Je moet daar echt in redelijkheid en billijkheid naar kijken en proberen er met elkaar uit te komen. Het zou toch doodzonde zijn als we met elkaar onnodig juridische kosten gaan maken. Er moeten al genoeg kosten gemaakt worden in het hersteltraject.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, uw laatste interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind dat een hele mooie wens van de Minister, want ik denk dat het heel veel gedoe kan schelen, maar ik denk ook dat het ten goede komt aan de relatie tussen de school, de ouders en de leerlingen als ze er gewoon samen uitkomen. Ik vind het mooi dat de Minister dat hier zo uitspreekt. Zou de Minister dat ook terug willen leggen bij de school? Of kan ze in ieder geval een dringend beroep doen op de school om met de ouders en leerlingen te gaan zitten om er samen uit te komen en om het te hebben over een compensatie?

Minister Van Engelshoven:

Bij dezen. Zoals gezegd: ik zou het doodzonde vinden als kosten besteed worden aan procedures hierover. Hier moet met elkaar uit te komen zijn. Het bestuur heeft richting de ouders best iets goed te maken.

De heer Bruins had de vraag of er aandacht is voor emotionele schade en stress bij leerlingen. Wij hebben het gemeentebestuur van Maastricht gevraagd om te kijken wat het kan doen door het beschikbaar stellen van jeugdhulp in dit kader en door zijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik kan me heel goed voorstellen dat dit voor leerlingen onzekerheid en extra stress geeft en dat je kijkt of je via de lijn van de jeugdhulp bijstand kunt organiseren. Dat verzoek is gedaan.

Tot slot had de heer Bruins nog de vraag hoe het staat met de lesuitval in heel Nederland en of we daar niet eens naar moeten kijken. De inspectie neemt dat steekproefsgewijs in haar onderzoek mee. U kunt zich voorstellen dat we met extra belangstelling naar die resultaten zullen kijken.

Voorzitter, volgens mij heb ik hiermee de meeste vragen beantwoord.

De voorzitter:

De meeste wel, maar mijnheer Kwint heeft er nog een die niet beantwoord is, denk ik.

De heer Kwint (SP):

Dat klopt. De meeste van mijn vragen zijn overigens beantwoord. Ik had een concreet voorstel, namelijk of we niet, om het vertrouwen in het onderwijs in Zuid-Limburg te herstellen, een begin moeten maken met het ontmantelen van die hele LVO-koepel. Moeten we die niet op gaan knippen?

Minister Van Engelshoven:

Ja, u had die vraag gesteld en terecht. Ook hiervan zeg ik dat ik eerst de resultaten van het onderzoek naar bestuurlijk handelen wil hebben. Daarin wordt ook gekeken naar wat er is gebeurd rondom de samenwerking tussen de scholen en wat het betekent dat er een school is met een monopoliepositie. Dat is echt kijken naar het bestuurlijk handelen. Ik vind sowieso altijd dat je bij incidenten moet waken voor het te snel te grote conclusies trekken. Ik vind wel dat u de vraag terecht stelt. Zeer terecht. Maar bij dit punt wil ik eerst kijken naar wat het onderzoek naar bestuurlijk handelen nou oplevert.

De heer Kwint (SP):

Er spelen hier twee dingen. Eén is de vraag: kwam dit mede door de schaalgrootte? Ik denk daar van alles van, maar het lijkt me inderdaad verstandig dat we daarvoor het onderzoek afwachten. Het tweede is het herstellen van het vertrouwen in scholen die onder deze koepel vallen, van ouders die nu massaal op hun vrije zaterdag naar België rijden om naar de open dag van de middelbare school te gaan, van ouders die hun kinderen willen weghalen van de prima functionerende scholen onder de koepel LVO. Als we het onderzoek afwachten, leggen we nogal een hypotheek – ik probeer het niet al te zwaar te zeggen – op het toekomstige middelbare schoolonderwijs in Zuid-Limburg. Ik snap best dat het even kan duren voordat het allemaal organisatorisch geregeld is en het kabinet uitspreekt dat het deze koepel gaat opknippen, maar het zou verstandiger zijn als de besmette onderwijskoepel LVO ophoudt met bestaan.

Minister Van Engelshoven:

Nog los van de vraag of dat in het kader van vrijheid van onderwijs op dit moment kan, is dit niet het moment om even ruige conclusies te trekken. Mijn eerste zorg zijn de leerlingen en ervoor zorgen dat ze hun diploma kunnen halen. En ja, we moeten goed kijken hoe het bestuurlijk verder kan. Ik denk dat er een grote rol is weggelegd voor de raad van toezicht om er op korte termijn voor te zorgen dat op al die scholen van LVO weer vertrouwen ontstaat in het zittende bestuur. Dat is echt mijn eerste zorg. Vervolgens gaan we kijken of het voor de koepel als geheel consequenties moet hebben. Ik ben in deze casus niet voor «grote stappen, snel thuis».

De voorzitter:

Dan zijn we gekomen aan het einde... Bijna. Mijnheer Rog.

De heer Rog (CDA):

De Kamer heeft meerdere ideeën aangedragen. Kwint heeft er net eentje genoemd. Ikzelf ben met twee concrete suggesties gekomen waarvan ik graag hoor hoe de Minister erover denkt. De ene was de suggestie van Pieter van Vollenhoven zelf of de Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzoek moet doen. De andere, waar ik zelf ook veel voor voel, was om de Onderwijsraad om advies te vragen over hoe we omgaan met de schoolexamens. Over die twee gedachten zou ik de Minister graag horen.

Minister Van Engelshoven:

Goed dat de heer Rog mij daaraan herinnert. Die had hij inderdaad genoemd. De suggestie van de heer Van Vollenhoven: ik begrijp dat hij graag wil helpen, maar we hebben het niet over een kwestie van veiligheid die in het geding is. Ik denk dat we eerst de onderzoeken die we rondom deze casus hebben, eens moeten afwachten. Uw suggestie over de Onderwijsraad snap ik, maar de Onderwijsraad is er al mee bezig en komt in het najaar met een advies over toetsing en examens, zodat we naar aanleiding daarvan in dit najaar het debat kunnen voeren.

De heer Rog (CDA):

Ik wil een interruptie plegen op het eerste punt. Ik ben heel blij dat er op tal van punten onderzoek gedaan wordt, maar de Auditdienst Rijk is weer een rijksinstantie met een blik vanuit... Hoe heten dat soort mensen, u begrijpt wat ik bedoel? Boekhouders. Accountants! Precies. Sorry, ik zocht even naar het woord. De Auditdienst Rijk kijkt wel vanuit die blik. De reden dat ik de suggestie van de heer Van Vollenhoven warm onder de aandacht wil brengen, is dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid toch echt een hele externe blik heeft, echt volledig onafhankelijk, en in vrijheid misschien wel veel diepere vragen kan stellen. Dat is toch... Nou ja, afijn, ik hecht eraan om dit pregnant onder de aandacht van de Minister te brengen.

Minister Van Engelshoven:

Ik wil de heer Rog er toch op wijzen dat de Auditdienst Rijk echt onafhankelijk opereert, ook zelf zijn opdracht kan formuleren, en naar meer kijkt dan alleen de cijfers. Het gaat ook om doelmatig handelen. Dus het is veel breder en ze hebben een onafhankelijke, eigenstandige positie. Ik wil het daar voorlopig bij laten.

De voorzitter:

Dan kijk ik even naar de zijde van de Kamer. Ik concludeer, nu dan terecht, dat de eerste termijn van de Minister geweest is. Dan komen we aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor twee minuten per spreker. Mijnheer Van Meenen, D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik wil om te beginnen iedereen danken die heeft meegewerkt aan het beperken van de schade en het zoveel mogelijk kansen bieden aan de leerlingen. Dat gaat verder dan alleen de bewindspersonen, die ik overigens ook van harte bedank, uiteraard ook Minister Slob die ik nogmaals veel beterschap wens. Maar ik dank ook deze Minister die zich betoond heeft als iemand die hier vol inzit en een groot hart heeft, en aan wie alles gelegen is om deze kinderen maximale kansen te geven. Dat is goed om te zien.

Ik ben ook blij met de dingen die de Minister gezegd heeft over de opties die er na 1 januari eventueel nog zijn. Dat lijkt mij een verstandige weg. Dat is van het allergrootste belang. Ik wil de Minister vragen of het mogelijk is dat de Kamer echt op de hoogte gehouden wordt over hoe dit loopt. Wat mij betreft ook gedurende het reces, want er gaan in dit reces dingen gebeuren. Er gaan resultaten geboekt worden en er gaan misschien ook al leerlingen eind augustus hun diploma ontvangen. Misschien moeten wij met z'n allen maar eens eventjes bij die diploma-uitreiking zijn. Ik weet niet hoe ze het allemaal gaan doen, maar daar zie ik naar uit. En gedurende het najaar hoop ik op nog wat meer.

Wat minder blij ben ik natuurlijk met de hele bestuurlijke situatie. Daar kun je heel veel over zeggen en je kunt het zo groot maken als je wilt, want het is heel groot en er wordt gelukkig onderzoek gedaan, maar ik aarzel of ik verder wil gaan dan de Minister in haar conclusies over het bestuur. Ik neig er misschien wel een beetje toe en om die reden vraag ik een VAO aan.

Ten slotte wil ik alle leerlingen, hun ouders en iedereen die hierbij betrokken is, ook de docenten, heel veel succes wensen en ik hoop op een voor iedereen goed einde van dit verhaal en een succesvolle vervolgopleiding.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Meenen. Dan is het woord aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Naar aanleiding van de eerste termijn heb ik nog drie angels. De eerste is de leerlingen. We hebben een debatje gehad over hoe je zo eerlijk mogelijk kunt zijn tegen de leerlingen en zo serieus mogelijk om kunt gaan met hun kansen. Er zit flexibiliteit in na 1 januari en dat vind ik goed. Ik hoop dat we niet ergens in januari, februari of maart voor problemen komen te staan die we misschien hadden kunnen oplossen door eerder eerlijk te zijn. Dat is één. Twee is de onderwijsinspectie. Er wordt onderzoek gedaan of het instrumentarium voldoende is. Ik ben heel benieuwd wat daaruit komt, want ik vraag me af of dat voldoende is. Zeker als je ziet dat er meer aan de hand is dan alleen Maastricht, wat volgens mij wel een trend is.

Dan de bestuurder. De Minister is daar heel fors in geweest. Dat waardeer ik. De stappen die ze zet zijn formeel en nodig, maar er is natuurlijk wel wat gebeurd in de schorsing. Er is een verandering van het PvdA-standpunt geweest, en dat blijkt ook een standpunt van de fractie te zijn, die nu vindt dat de bestuurder weg moet. Het is voor mij nog niet helemaal duidelijk of dat alleen geldt voor de vmbo-bestuurder of ook voor de fractievoorzitter in de Eerste Kamer. Ik ben heel benieuwd wat die verandering teweeg heeft gebracht en of de Partij van de Arbeid daar misschien wat duidelijkheid over kan geven. In eerste termijn zijn we er allemaal op ingegaan en toen was het antwoord heel voorzichtig.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat we hier een goed debat hebben gehad. Ik heb een deel gemist omdat ik helaas – nou ja, helaas – naar de plenaire zaal moest, omdat er andere onderwerpen speelden. Dat was dus absoluut niet uit desinteresse, maar omdat je soms twee of nog meer dingen tegelijk moet doen. Vandaar. Ik heb natuurlijk wel meegekregen wat hier is gewisseld.

Ik wil deze Minister bedanken dat zij op korte termijn dit debat, waar heel veel achter zit, heeft overgenomen. Ook omdat het een heel moeilijk onderwerp is voor iedereen. Fijn dat deze Minister dat heeft gedaan. Ik vind het een heel fijne toezegging dat zij gaat praten met de bestuurder over compensatie, omdat ik het met de Minister eens ben dat het bestuur wel wat goed te maken heeft. Ik hoop ook dat ouders en leerlingen daarmee heel wat gedoe bespaard wordt, zodat ze bijvoorbeeld niet allemaal afzonderlijk een advocaat in de arm moeten nemen en naar de rechter moeten gaan.

Dan had ik nog een vraag. Het is mij niet helemaal duidelijk wie dat onderzoek binnen LVO gaat doen. Dat heeft de Minister wel beantwoord, maar ik heb het niet meegekregen. Is dat de inspectie? En zo ja, wordt het dan niet te veel de inspectie die kijkt naar haar eigen rol? Wil de Minister daar nog even op ingaan?

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Rog, CDA.

De heer Rog (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken dat zij hier met veel toewijding heeft gesproken. Ik wil haar ambtgenoot op OCW heel veel beterschap wensen. Ik vind het vreselijk voor mijnheer Slob dat hij is opgenomen. Ik ben heel blij met de gerichte aandacht voor deze leerlingen waaruit blijkt dat de jongens en meiden die niet gezakt waren voor het centraal examen, reëel de kans krijgen om alsnog het volledige examen af te ronden. Daar ben ik blij mee.

Ik wil ook mijn waardering uitspreken voor de interim-directeur bij LVO die zo laf naar voren werd geschoven om alle problemen en alle woede en frustratie van ouders op te vangen en die daar met de kop in de wind stond, maar ook voor de interim-bestuurder die is aangesteld, de heer Rijkers. Ik vind het top dat deze mensen hun verantwoordelijkheid wel nemen en heb daar zeer veel respect voor. De raad van toezicht lijkt toch door de Minister min of meer gedwongen te zijn om de interim-bestuurder aan te stellen. Ik vind dat pijnlijk en ik hoop dat dit nadrukkelijk in de komende onderzoeken wordt blootgelegd, want het bestuurlijk falen is breed bij deze onderwijsstichting. Er zijn veel goede toezeggingen gedaan. Bij het onderzoek naar de bestuurder wordt ook zijn bovenmatige inkomen en zijn beperkte inzetbaarheid betrokken. We zullen kijken wanneer de man vertrekt en hoeveel geld er terug zal vloeien naar LVO.

Wat betreft de inspectie heb ik toch een beetje ongemakkelijk gevoel bij de keuze voor de ADR in plaats van voor een instelling die een wat grotere afstand heeft. Ik ben heel blij dat er bij de Onderwijsraad een adviesverzoek ligt rond de schoolexamens. Sorry dat ik dat even niet wist. Dat vind ik heel belangrijk. Wat mij betreft gaat het debat hierover verder zodra de rapporten er zijn in november.

Dank, voorzitter, en dank aan de Minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Rog. Dan de heer Beertema, Partij voor de Vrijheid.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ook mijn waardering voor het harde werk van de Minister en de bereidheid om hier te zijn, een groot compliment daarvoor.

Ik ben niet overtuigd van het hele traject en ik maak ook gebruik van het VAO om een motie in te dienen voor een generaal pardon. Zijn we één keer in ons leven voor een generaal pardon, is het weer niet goed.

Ik sluit mij ook aan bij de collega van de SP. LVO is besmet en heeft eigenlijk geen bestaansrecht meer. Wij stellen voor om het op te knippen en te verspreiden over in ieder geval drie onderwijsaanbieders: een openbare, een bijzondere en een algemeen-bijzondere. Dan is er wat te kiezen en kunnen die scholen zich profileren. Dat lijkt mij een veel gezondere situatie. Misschien kan de Minister erop reageren.

Een laatste punt, voorzitter. Collega Azarkan, die er nu niet is, had het over het Postema-fonds voor de gemiste inkomsten uit vakantiebaantjes. Maar het gaat natuurlijk om veel meer. Ik wil de Minister vragen of zij bereid is in kaart te brengen wat het de overheid kost. Dat is toch op zijn minst € 8.500 voor een leerling die een jaar over moet doen. Maar die leerling verliest ook een jaar. Die komt een jaar later op de vervolgopleiding, betreedt een jaar later de arbeidsmarkt. Ik heb al een getal voorbij zien komen dat het zomaar € 34.000 scheelt. Het gaat om veel meer, ook om minder belastingopbrengsten. Dat is een complex plaatje. Zou dat becijferd kunnen worden? Ik wil dat graag weten om de mogelijkheden te verkennen om deze bestuurders ook eens persoonlijk aansprakelijk te stellen. In het verleden zijn we daar ook al eens mee bezig geweest. Wat zijn de mogelijkheden daarvoor? Dat zou ik graag willen weten.

Daar laat ik het even bij, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, de heer Beertema. Dan de heer Kwint van de Socialistische Partij.

De heer Kwint (SP):

Dank, en dank ook aan de Minister, het gehele ministerie en al die mensen die zich de afgelopen week een slag in de rondte hebben gewerkt om dit allemaal zo goed en zo kwaad als het ging af te ronden. Dank ook voor de antwoorden. De rol van de inspectie lijkt me echt iets waar we later op terug moeten komen. Het is goed dat die onderzocht wordt, het is goed om daar kritisch naar te kijken. Ik vind het heel verstandig om die twee paden te bewandelen, dus kijken of ze het goed hebben gedaan en of ze het wel goed kunnen doen. Dat lijkt mij hard nodig.

Blijven voor ons nog twee punten over. Eén is de geldigheid van het centraal schriftelijk examen. Ik vind een halfjaar nog steeds triviaal. Elke deadline is in principe triviaal, maar ik zie niet in hoe het verschil tussen een halfjaar en bijvoorbeeld een jaar nou een groot verschil maakt voor andere groepen leerlingen. Als kids na een halfjaar heel hard werken om het alsnog te halen, te horen zouden krijgen «sorry, je mist er net een paar, je krijgt je diploma toch niet», zou ik dat onacceptabel vinden. Zeker als we niet weten om hoeveel toetsen het gaat en in hoeverre hun programma haalbaar is.

Over een schadevergoeding hebben we het gehad. De Minister gaat dit actief communiceren naar de scholen. Dat lijkt mij goed.

Over die onderwijskoepel verschillen we echt van mening. De Minister zegt dat je geen ondoordachte stappen moet nemen. A: die zijn er volgens mij niet en b herstel van vertrouwen kan niet wachten tot na de zomer, want dan maken ouders de keuze naar welke school hun kind gaat. Als wij de uitkomsten van het onderzoek afwachten, er dan uitgebreider in de Kamer over debatteren en uiteindelijk onze conclusies trekken, lijkt mij dat eerlijk gezegd riskanter. Het lijkt mij voor het onderwijssysteem, het onderwijs in Zuid-Limburg, riskanter als wij september ingaan met LVO in plaats van zonder LVO.

Ten slotte: de bestuurder moet volgens de Minister in de spiegel kijken. Daar ben ik het heel erg mee eens, maar tot nu toe blijkt dat dat vrij lastig is met een bord voor je kop.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Laat ik ook beginnen met mijn dank uit te spreken aan de Minister dat zij vandaag het debat met ons wilde voeren en aan iedereen die ervoor heeft gezorgd dat wij de afgelopen weken van zo veel mogelijk informatie zijn voorzien, maar vooral ook dat de leerlingen en hun ouders van zoveel informatie zijn voorzien. Ook wil ik alle docenten die hun hulp hebben aangeboden, eigenlijk al vanaf dag één, heel erg danken daarvoor.

Ik heb in dit debat benadrukt dat mijn fractie vindt dat tot op de bodem moet worden uitgezocht hoe dit zo vreselijk heeft kunnen misgaan. We hebben het debat willen afwachten en de Minister willen horen. Ik heb de collega's gehoord en wij hebben als fractie – daar is net al aan gerefereerd – inmiddels de conclusie getrokken dat de positie van de bestuursvoorzitter onhoudbaar is. Vinden wij dat daarmee de kous af is? Nee. Het onderzoek naar de rol van de inspectie, naar wat er is misgegaan in dat bestuur, moet er komen, juist om te voorkomen dat dit in de toekomst nog een keer kan gebeuren.

Ik ben heel blij om te horen dat de Minister er alles aan gaat doen om te zorgen dat zo veel mogelijk van die leerlingen door kunnen stromen naar hun vervolgopleiding en dat dat in heel veel gevallen ook zal gaan lukken, naar het zich laat aanzien. Ook zijn we heel blij met de toezegging die net in het interruptiedebat met mevrouw Westerveld is gedaan, dat er bij het bestuur op wordt aangedrongen dat er gekeken wordt naar compensatie, want leerlingen en ouders mogen echt niet de dupe worden van deze situatie. Daarbij wensen wij alle betrokkenen, ook de docenten, heel veel sterkte.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Een interruptie van de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Goed antwoord, denk ik. Ik was benieuwd naar de verandering van het standpunt van de fractie, die het afgelopen uur heeft plaatsgevonden. Het is verstandig dat de Partij van de Arbeid de handen aftrekt van de heer Postema. Geldt dat alleen voor zijn positie als bestuursvoorzitter van Maastricht of ook voor zijn positie in de Eerste Kamer? Of heeft u daar nog geen besluit over genomen?

De voorzitter:

Sorry, ik moet eerlijk zeggen dat dit niet aan de orde is. Ik stel voor dat mevrouw Van den Hul daar niet op hoeft te reageren, tenzij zij daarop staat. Laten we eerlijk zijn: dat staat hier niet op de agenda.

Mijnheer Bruins, aan u het woord.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is genoeg gezegd, denk ik. Ik wens de jongens en meisjes in Maastricht heel veel sterkte de komende zomer en de komende maanden, en ook Minister Slob met zijn herstel en de verdere werkzaamheden die rond dit dossier gedaan moeten worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik even naar de Minister of zij een korte schorsing nodig heeft. Nee? Dan is het woord aan de Minister voor haar tweede termijn.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor alle gemaakte opmerkingen, ook in tweede termijn. Ik hecht eraan om nog te zeggen dat zowel voor mij als collega Slob geldt dat onze aandacht de komende tijd vooral zal uitgaan naar wat nodig is en wat wij kunnen blijven doen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk leerlingen alsnog hun diploma halen en aan een vervolgopleiding kunnen beginnen. Daar moet tot die klus geklaard is de eerste prioriteit van allen blijven liggen.

Ik wil ook nogmaals mijn dank uitspreken aan al degenen die ervoor aan het zorgen zijn dat het kans van slagen heeft. Dat zijn heel veel mensen geweest, van de inspectie, van het CvTE, van Cito, docenten. Overigens ook mijn waardering voor de interim-bestuurder. Als je zo'n klus op je neemt, steek je wel je nek uit. Ik wens hem echt alle succes toe. Uiteraard geldt dat ook voor de externe examencommissie, die ook nogal een klus heeft om dit in de zomer in goede banen te leiden en die ervoor zorgt dat er een realistisch en haalbaar programma ligt.

De heer Van Meenen vroeg mij ervoor te zorgen dat de Kamer op de hoogte blijft van hoe het nu verdergaat. Ik ben graag bereid dat te doen en ik begrijp ook heel goed dat de Kamer de vinger aan de pols wil houden over hoe het gaat. Ik kan mij voorstellen dat we voor eind juli een eerste bericht sturen, eind augustus nog een keer en dat u, als we die periodes hebben gehad, een beetje op de hoogte blijft van hoe het gaat en hoe we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen dat examen halen.

Ik begrijp dat de heer Van Meenen in een VAO nog iets wil zeggen rondom de bestuurder. Ik heb het mijne daarover gezegd en ik ben blij dat de Kamer begrip heeft voor de positie van het ministerie als het gaat om zorgvuldig bestuurlijk handelen.

De heer Heerema had geen vraag aan mij. «Zo eerlijk mogelijk», ja, maar wel gericht op zoveel mogelijk kansen. We gaan onderzoek doen naar het handelen van de inspectie met inderdaad de twee elementen die de heer Kwint ook noemde.

Mevrouw Westerveld. Het is misschien goed om even uit te leggen hoe het zit met de onderzoeken van de inspectie. Het onderzoek naar het bestuurlijk handelen binnen LVO kan alleen door de inspectie worden gedaan. Formeel hebben we dat zo geregeld. Dat is echt een onderzoek wat de inspectie moet doen. Ook verbreedt de inspectie het kwaliteitsonderzoek dat zij al had lopen, naar heel LVO. Het onderzoek naar het handelen van de inspectie zelf wordt uiteraard extern gedaan.

De heer Rog denkt anders over dat ADR-onderzoek. Soms verschil je van mening, maar ik denk dat het echt een verstandige keus is.

De heer Beertema. Mooi dat u ook een keer voor een generaal pardon bent, maar volgens mij zou je daarmee hier... Ik hecht er toch aan om het te zeggen: ook deze leerlingen hebben recht op een volwaardig schooldiploma – en dat is inclusief schoolexamens – hoe vervelend het ook is en hoe treurig het ook is dat ze daarvoor nog heel hard moeten gaan werken de komende tijd.

Uw verhaal over de kosten...

De heer Beertema (PVV):

Dat is de ene kant van het verhaal. Ik realiseer me dat ook ontzettend goed, want als er een grote vriend van het civiel effect van de landelijke examens is, dan zijn wij dat wel. Ik heb er in mijn eerste termijn op gewezen dat het andere maatschappelijke vertrouwen wel heel erg beschadigd wordt op het moment dat er een restcategorie leerlingen overblijft die na dit hele drama uiteindelijk het diploma niet halen. Hoe groot die is weten we nog niet, maar dat betekent voor heel veel mensen een enorme breuk in het vertrouwen in de integriteit en betrouwbaarheid van het onderwijsstelsel. Niet alleen in Limburg, dat zal een landelijk effect hebben. Die twee heb ik tegen elkaar willen afwegen. Ik vind het de minst kwade. Het generaal pardon dat ik voorsta, is geen mooie oplossing; ik vind het verschrikkelijk, maar het is de minst kwade van de twee. Misschien kan de Minister zeggen wat zij vindt van die andere maatschappelijke vertrouwensbreuk die ik voorzie?

Minister Van Engelshoven:

Hier ben ik het echt met u oneens. U stelt een generaal pardon voor alle 354 leerlingen voor, waarmee je ze eigenlijk hun vervolgopleiding, hun vervolgleven, instuurt met een onvolwaardig diploma, met een half schoolexamen. Dat doet wat met leerlingen. U gaat er bijna van uit dat er straks een restcategorie zal zijn die geen diploma haalt. Nee, daar is alles niet op gericht. We hebben voorlopig een beperkte groep die gewoon het jaar zal moeten overdoen, omdat ze ook op basis van het centraal examen er niet meer in kan slagen om dat diploma te halen. Bij al die anderen gaan we alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat ze dat diploma halen, liefst voor ze aan het mbo beginnen, maar als het nodig is dit najaar. En dan is er nog een groep waarvoor het te organiseren is dat zij, als het echt niet lukt, toch op het mbo kan blijven, waarvoor dan een aparte toets plaatsvindt. Maar mijn inzet is erop gericht om ervoor te zorgen dat iedereen met een volwaardig examen zijn weg kan vervolgen. Ik zou het doodzonde vinden als we tegen 354 mensen zeggen: jouw diploma is net even iets anders dan dat van de rest. Als ik me in de positie van die leerlingen probeer te verplaatsen, zou ik dat heel pijnlijk vinden. Hoe ingewikkeld het ook voor de leerlingen is; een aantal van hen zal echt nog heel hard moeten werken om het te halen, maar we gaan er alles aan doen om hen daarbij te begeleiden. Dat is volgens mij een verstandige route.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Natuurlijk, dat is uw standpunt en daar heb ik ook waardering voor. Ik denk wel dat u zich dan moet voorbereiden op de gevolgen van de vertrouwensbreuk die heel veel ouders zullen ervaren en ook op de eventuele juridische gevolgen voor de overheid en LVO, dat straks niet eens meer bestaat. Er zullen zaken komen en dat wordt geen mooi gezicht. Dat veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en dat zal ongetwijfeld zijn weerslag hebben op het vertrouwen in het onderwijs. En dat vind ik ontzettend jammer.

Minister Van Engelshoven:

Hiervan maken de heer Beertema en ik een andere inschatting en hebben we een andere wens.

De heer Beertema vroeg of alle kosten in kaart kunnen worden gebracht. In zijn vraagstelling zitten nogal wat «what if»-vragen. Als je kijkt naar hoe ingewikkeld het zou zijn voor de overheid om een bestuur aansprakelijk te stellen voor een enorm complex pakket aan maatschappelijke kosten, wat heel moeilijk bewijsbaar is, dan vraag ik mij in redelijkheid af of we daar onze energie in moeten stoppen. Als we kijken naar wat er aan opgaven ligt rondom deze casus, naar de vragen die erachter weg komen, wil ik daar primair de energie op richten.

De heer Kwint...

De voorzitter:

Sorry. Heel kort, mijnheer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Ook dat begrijp ik, maar de Minister begrijpt ook wel dat ik, ondanks dat die persoonlijke aansprakelijkheid kennelijk heel moeilijk te regelen valt, absoluut wil voorkomen dat die bestuursnomaden, zoals ik ze weleens heb genoemd, het hele land doortrekken, van de ene interim-klus naar de andere die ze elkaar toespelen. Dat de heer Postema opeens volgende maand opduikt op een prachtige voorzittersfunctie in Groningen of Drenthe of Gelderland moet absoluut voorkomen worden. Daarom wil ik zo dat graag die persoonlijke aansprakelijkheid eens een keer geregeld wordt.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij kennen we bestuurdersaansprakelijkheid, maar dit is een ingewikkelde casus. Nogmaals, mijn energie richt zich op dit moment echt even op andere dingen.

Dan de heer Kwint en de duur van de geldigheid van de centrale examens. Mijn argumentatie heb ik met u gewisseld. U heeft mij niet op andere gedachten gebracht. Ik denk dat we nu een goede balans hebben gekozen tussen echt alle leerlingen maximaal kansen geven en zeggen dat er een moment moet zijn waarop we dit hoofdstuk echt afsluiten.

De heer Kwint (SP):

Laat ik hem omdraaien. Hoe verwacht de Minister dat wij hier ons fiat aan kunnen geven als wij op geen enkele manier kunnen schatten om hoeveel toetsen het gaat en hoe het programma eruit gaat zien, en we uiteindelijk wel, terecht, aangesproken zullen worden als leerlingen na een halfjaar keihard werken het toch net niet halen en hun jaar moeten overdoen? Het is toch niet zo gek dat wij, of in ieder geval ik, daar moeite mee hebben?

Minister Van Engelshoven:

Op het risico af dat ik een groot deel van het debat ga herhalen: ik heb geprobeerd zo helder mogelijk uit te leggen dat de examencommissie heeft geprobeerd om een programma van hersteltoetsen te maken dat zo is ingericht dat zij inschat dat dit met deze termijnen te doen is. Natuurlijk zal dat voor een aantal leerlingen, degenen met de grootste gaten in het PTA, nog best een klus zijn. En we hebben de kans op maatwerk bij het mbo voor degenen die het echt niet lukt. Volgens mij hebben we zo een maximaal sluitend pakket gemaakt. Als u mij vraagt of u daarmee akkoord moet gaan zonder dat u precies weet hoe het voor iedereen zit, zeg ik dat er een grens is aan tot in welk detail we de Kamer moeten meenemen in hoe het precies geregeld is. Het lijkt bijna alsof je eerst precies wilt weten hoe het programma er voor iedere leerling uitziet. We hebben er echt heel goed naar gekeken, de examencommissie heeft er goed naar gekeken, en we zijn met elkaar tot de weging gekomen dat we zo echt een programma hebben waarin je iedereen maximaal de kans geeft om op een goede manier zijn vervolgopleiding te voltooien.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u had nog een vraag? De laatste interruptie, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het gaat over een vraag die ik in de eerste termijn had gesteld, of het mogelijk is om ook mondelinge tentamens te doen. Daarvan heeft de Minister gezegd dat het moeilijk is te vergelijken, omdat je een aantal eindtermen nodig hebt en dat die daarom... Ik hoor de heer Kwint wat zeggen aan mijn linkerkant en dat punt wilde ik ook maken: een aantal staatsexamens wordt ook mondeling gedaan. Daarom begreep ik niet zo goed waarom de Minister zegt dat dit lastig te vergelijken is, want dat gebeurt bij staatsexamens ook.

Minister Van Engelshoven:

Even voor de goede orde: staatsexamens bestaan niet voor het vmbo. We hebben echt gekeken naar hoe we het betrouwbaar en vergelijkbaar maken. Hoe maken we het uitvoerbaar voor deze groep leerlingen? Daar is een weging uitgekomen waarbij ik vertrouw op de mensen die echt verstand hebben van toetsing en examinering. Zowel het Cito als de centrale examencommissie zeggen dat dat met dit pakket heel goed gaat. Er zijn mensen die zich afvragen of het ook mondeling had gekund. Daar is een goede weging op gemaakt. Ik denk dat we daar echt op moeten varen en het zo moeten doen. Voor je weet ga je het voor alle mensen verschillend organiseren. Volgens mij hebben we een strak traject uitgelijnd dat te doen is. Hier is een goede weging over gemaakt, dus we gaan dat schriftelijk doen.

Voorzitter, tot slot over de opmerking van de heer Kwint dat je voor herstel van vertrouwen nu heel snel het bestuur moet opknippen. Ik vraag mij dat af, want dan zetten we een heel gehaast reorganisatietraject in. Ik vraag mij af of dat nou gaat helpen. Het eerste wat moet gebeuren, is dat er weer gewoon bestuurlijk vertrouwen komt en dat we op basis van het onderzoek naar bestuurlijk handelen goed gaan kijken naar de vervolgstappen. Maar om dit nu in de zomer te organiseren: ik denk dat we dan heel veel partijen in heel veel ellende storten. Het helpt niet heel erg om vertrouwen bij ouders te herstellen als je tussen nu en september het schoolbestuur in een grote reorganisatie stort.

Voorzitter, volgens mij heb ik alle vragen in tweede termijn beantwoord.

De voorzitter:

Dat heeft u, tenzij de heer Kwint... Is het nodig?

De heer Kwint (SP):

Zeker, want het is een vrij belangrijk punt. Niemand verwacht dat die reorganisatie in september klaar is. Iedereen snapt dat het niet gaat lukken om een totale scholenkoepel in een paar maanden te ontmantelen. Sterker nog, ik ben het met de Minister eens dat dat onverstandig zou zijn en dat je dan vermoedelijk chaos krijgt. Maar hier alvast uitspreken dat LVO op zijn eind loopt, dat wij er een einde aan gaan maken en ervoor gaan zorgen dat er weer wat te kiezen valt in het onderwijs in Limburg, dat die besmette koepel wordt opgedoekt en in meerdere stukken wordt geknipt, geeft het signaal dat er een goede reden is om vertrouwen te hebben in de toekomst van het middelbare schoolonderwijs in Zuid-Limburg. Ik vrees echt – ik hoop het niet – dat als je besluit dat niet te doen, je een nog grotere vlucht gaat zien van ouders die bijvoorbeeld naar België gaan. Dan zit je met een continuïteitsprobleem van het hele onderwijs in Zuid-Limburg en daar maak ik mij zeer grote zorgen over.

De voorzitter:

U heeft uw punt helder gemaakt. Heeft de Minister nog behoefte om erop te reageren? Eigenlijk heeft u dat al twee keer gedaan.

Minister Van Engelshoven:

Tot slot. Mijnheer Kwint, ik denk dat er weinig mensen zijn die zich daarover geen zorgen maken. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat ik er zeer aan hecht om dat op een zorgvuldige manier te doen. Nogmaals, daar hoeven we helemaal niet zo lang op te wachten. We krijgen al vrij snel zicht op hoe dat onderzoek naar het bestuurlijk handelen eruitziet en hoe we daarop vervolgstappen gaan nemen. Volgens mij is het op korte termijn vooral zaak dat het vertrouwen wordt hersteld door bestuurders in wie ouders alle vertrouwen hebben. Dat is een iets makkelijker te nemen stap dan het opknippen van een heel bestuur.

De voorzitter:

Dan zijn wij hierbij gekomen aan het einde van de vergadering. We zien elkaar vanavond hopelijk weer in een VAO met als eerste spreker het lid Van Meenen. Dan vier toezeggingen:

  • Het onderzoek naar het handelen van de onderwijsinspectie in de casus van het VMBO Maastricht vanaf 2015, dat wordt uitgevoerd door de Auditdienst Rijk, ontvangt de Kamer in november 2019.

  • Het onderzoek naar de kwaliteitsborging van de schoolexaminering in het voortgezet onderwijs mede via zelfevaluatie door vo-scholen ontvangt de Kamer dit najaar.

  • Dit najaar ontvangt de Kamer ook het advies van de Onderwijsraad over toetsen en examens.

  • De Kamer ontvangt eind juli de eerste voortgangsbrief en eind augustus de tweede voortgangsbrief over de ontwikkelingen rondom de casus-VMBO Maastricht.

Dan dank ik de Minister voor haar optreden, heel erg bedankt ook op zo'n korte termijn, de ambtelijke ondersteuning, de leden en het publiek. Dank u wel en tot later.

Sluiting 16.18 uur.

Naar boven