30 072 Internationale kinderontvoering

Nr. 29 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 mei 2013

Met deze brief stuur ik u, zoals jaarlijks gebruikelijk, het statistisch overzicht1 dat betrekking heeft op de zaken die het afgelopen jaar (2012) zijn behandeld door de Centrale autoriteit internationale kinderontvoering.

Nieuwe werkwijze

Per 1 januari 2012 is de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering gewijzigd (Kamerstukken 32 358). Hierin is onder meer geregeld dat de procesvertegenwoordiging niet meer plaatsvindt door de Centrale autoriteit. De rol en werkwijze van de Centrale autoriteit bij de behandeling van inkomende verzoeken is sindsdien veranderd. Waar voorheen de Centrale autoriteit de achtergebleven ouder in rechte bijstond gebeurt dit nu door een advocaat. De Centrale autoriteit heeft nu een stelselverantwoordelijkheid, waarbij faciliteren, verwijzen en informeren sleutelwoorden zijn.

Cijfers

In 2012 heeft de Centrale autoriteit in totaal 166 (49 inkomende en 117 uitgaande) verzoeken in behandeling genomen, waarbij in totaal 239 kinderen betrokken waren. Daarvan hadden 20 (2 inkomende en 18 uitgaande) verzoeken betrekking op een internationale omgangsregeling en zagen 146 (47 inkomende en 99 uitgaande) verzoeken op internationale kinderontvoering.

Van de 47 inkomende ontvoeringszaken zijn op de peildatum2 22 zaken (circa 46%) afgerond3, van de 99 uitgaande zaken zijn 70 zaken (circa 71%) afgerond.

Van de 146 teruggeleidingsverzoeken bleken 10 verzoeken geen betrekking te hebben op kinderontvoering in de zin van het Haags Kinderontvoeringsverdrag.

Bij de 146 verzoeken waren in totaal 214 (63 in inkomende en 151 in uitgaande zaken) kinderen betrokken.

Net als in 2010 en 2011, blijkt in 2012 bij zowel inkomende als uitgaande zaken dat de ontvoerende ouder vaker de moeder dan de vader is. Daarmee wordt de trend bestendigd die de afgelopen jaren reeds naar voren kwam. Dit sluit ook aan bij de ervaringen van de andere lidstaten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag; dat in verreweg de meeste verzoeken de moeder de ontvoerende ouder is.

Dit verklaart ook waarom in internationale omgangszaken het in verreweg de meeste zaken het de vader is die een verzoek indient.

Verdragslanden

Net als in 2011, blijkt in 2012 het aantal ontvoeringen vanuit nabije landen richting Nederland het meest voor te komen. Bij inkomende zaken vanuit verdragslanden (44 verzoeken) gaat het in 2012 grotendeels om ontvoeringen vanuit West-Europese landen. De top 3 van inkomende verzoeken tot teruggeleiding betreft Engeland (6 verzoeken), Polen (6 verzoeken) en België (5 verzoeken).

Net als in 2011, blijkt in 2012 het aantal ontvoeringen vanuit Nederland naar nabije landen het meest voor te komen. Bij uitgaande zaken naar een verdragsland (73 zaken) gaat het in 2012 grotendeels om ontvoeringen richting nabije landen. De top 4 van uitgaande verzoeken wordt gevormd door Turkije (10 verzoeken), Duitsland (8 verzoeken), Frankrijk (8 verzoeken) en België (7 verzoeken).

Niet-verdragslanden

Bij inkomende zaken vanuit niet-verdragslanden (3 verzoeken) gaat het in 2012 grotendeels om ontvoeringen vanuit niet West-Europese landen.

Het aantal verzoeken om teruggeleiding naar aanleiding van ontvoering naar een niet-verdragsland bedroeg in 2012 26 zaken. Het merendeel van de zaken betrof ontvoering naar een islamitisch land. Daarbij vallen Jordanië (4) en Egypte (4) op. In zaken waarin het Haags Kinderontvoeringsverdrag niet van toepassing is, wordt een verzoek door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken via diplomatieke wegen onder de aandacht gebracht van de lokale autoriteiten.

Ontwikkelingen

In 2012 vond ten opzichte van 2011 een lichte daling plaats van het aantal inkomende verzoeken (van 61 naar 47 verzoeken). Hiervoor is vooralsnog geen duidelijke aanwijsbare reden te geven. In 2012 zijn door de Centrale autoriteit 47 inkomende ontvoeringszaken in behandeling genomen. Hiervan zijn verzoekers in 36 gevallen door de Centrale autoriteit doorverwezen naar de Nederlandse advocatuur. Dit heeft in 22 zaken geleid tot het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank Den Haag. Op basis van de 22 verzoekschriften zijn door de rechtbank Den Haag 12 beschikkingen in 2012 afgegeven. Het verschil tussen het aantal verzoekschriften en het aantal beschikkingen kan worden verklaard door succesvolle mediation voorafgaand aan of tijdens de regiezitting (7) en het afzien van een verdere juridische procedure (3). Op basis van de 12 beschikkingen is in 8 gevallen een hoger beroep bij het Hof Den Haag ingesteld.

Ik vertrouw erop uw Kamer met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Zie bijlage bij deze brief, Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

24 maart 2013.

X Noot
3

Afgerond in die zin dat de Centrale autoriteit het dossier (juridisch) heeft gesloten.

Naar boven