nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2006
Tijdens de plenaire behandeling op 15 juni jl. van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Mededingingswet (30 071) heb ik naar aanleiding
van een tweetal ingediende amendementen aangegeven afstemming binnen het Kabinet
wenselijk te achten. Ik heb toegezegd uw Kamer daarover nog deze week te berichten
met het oog op voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel volgende
week.
Dit betrof het amendement op stuk nr. 15 betreffende het aan de NMa verschaffen
van de bevoegdheid tot het doorzoeken van woningen zonder toestemming van
de bewoner en het amendement op stuk nr. 16 dat ertoe strekt mogelijk te maken
dat door de strafrechter aan opdrachtgevers of leidinggevenden die zich schuldig
hebben gemaakt aan bij de Mededingingswet verboden gedragingen gevangenisstraf
kan worden opgelegd.
Zoals ik tijdens de mondelinge behandeling heb aangegeven wordt door mij
en de Minister van Justitie een wetsvoorstel voorbereid waarin beide elementen
zijn opgenomen. Zowel het dwangmiddel van huiszoeking als de introductie van
gevangenisstraf ten aanzien van personen die opdracht hebben gegeven tot of
leiding hebben gegeven aan mededingingsover- tredingen. Wij beogen daarmee,
aanvullend op de in het mededingingsbeleid bestaande bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten,
voor de handhaving van het mededingingsrecht tevens aan te sluiten bij het
strafrecht. Dit is ingegeven enerzijds door de wenselijke inzet van de bij
het strafrecht ter beschikking staande dwangmiddelen zoals doorzoeking en
anderzijds door de wens om ten aanzien van personen strafrechtelijke sancties
in te kunnen zetten, zoals dat tot uitdrukking komt in uw Kamer.
De beoogde aanvullende werking van het strafrecht laat overigens het bestaande
systeem van uitvoering én bestuurlijke handhaving van de Mededingingswet
door de NMa onverlet.
Met de keuze om het bestaande integrale bestuursrechtelijke systeem van
uitvoering en handhaving van de Mededingingswet te combineren met strafrechtelijke
handhavingsmogelijkheden zal een duaal stelsel van handhaving ontstaan dat
aansluit bij relevante landen als Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
De hoofdlijnen van het wetsvoorstel zullen zijn:
– Bestuursrechtelijke handhaving van de Mededingingswet blijft over
de hele linie mogelijk.
– Daarnaast wordt strafrechtelijke sanctionering ten aanzien van
personen mogelijk. Dit betekent onder meer dat de mogelijkheid ontstaat om,
zoals het amendement op stuk nr. 16 beoogt, gevangenisstraf op te leggen aan
personen die opdracht hebben gegeven tot of leiding hebben gegeven aan het
maken van verboden mededingingsafspraken of aan het misbruik van maken van
een economische machtspositie. Ook kan zo bij de handhaving van de Mededingingswet
overeenkomstig strafrechtelijke waarborgen beschikt worden over de bevoegdheid
tot het doorzoeken van woningen. Beide elementen zullen de preventieve werking
en de effectiviteit van de Mededin- gingswet verhogen.
– De NMa krijgt de bevoegdheid tot oplegging van strafbeschikkingen,
naar het model van het wetsvoorstel OM-afdoening (29 843).
– De hoogte van strafrechtelijk op te leggen boetes wordt afgestemd
op de hoogte van de bestuurlijke boetes.
– Bepaalde ambtenaren van de NMa worden aangewezen als bijzonder
opsporingsambtenaar en vormen een bijzondere opsporingsdienst bij de NMa.
Het vorenstaande noodzaakt tot zorgvuldige vormgeving van de samenloop
van het bestuursrechtelijke traject via de NMa en het strafrechtelijke traject
via het OM. Het is zoals geschetst bovendien een meer omvattende aanpak dan
hetgeen in de amendementen nrs. 15 en 16 is vervat en het houdt, anders dan
in eerstbedoeld amendement het geval is, de toepassing van een ingrijpend
dwangmiddel als de doorzoeking van privé-woningen ingebed binnen het
bestaande systeem van het Wetboek van Strafvordering in.
Na sterk aandringen van uw Kamer heb ik toegezegd 1 oktober met een
wetsvoorstel te zullen komen. Na overleg met de Minister van Justitie kan
ik u meedelen dat ik ernaar zal streven het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel
in oktober bij uw Kamer in te dienen. Ik merk op dat dit een spoedadvies van
de Raad van State vergt.
Ik vertrouw er graag op dat deze brief mijn voornemens met betrekking
tot het strafrechtelijk versterken van de handhaving van de Mededin- gingswet
voor uw Kamer voldoende concretiseert en aan een spoedige afronding van de
behandeling van voorliggend wetsvoorstel 30 071 bijdraagt. Hiermee kom
ik tegemoet aan de in uw Kamer breed levende wens om voorliggend wetsvoorstel
deze Kamerperiode af te ronden.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst