Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30004 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30004 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de regels ter beperking van de omvang van de mestproductie te vereenvoudigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, worden de onderdelen ad tot en met am vervangen door de volgende onderdelen:
ad. varkensrecht: gemiddeld aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;
ae. pluimveerecht: gemiddeld aantal kippen en kalkoenen, uitgedrukt in pluimvee-eenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;
af. productierecht: varkensrecht of pluimveerecht;
ag. concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als aangegeven in bijlage I.
In hoofdstuk II vervallen de opschriften «Titel 1. Algemeen» en «Titel 2. Vergunningen».
Hoofdstuk V, titel 1, vervalt en in artikel 58b, eerste lid, onderdeel c, wordt «bepaald overeenkomstig artikel 55, achtste lid» vervangen door: vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar gehouden dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per dier per jaar, die zijn opgenomen in bijlage A.
Hoofdstuk V komt als volgt te luiden:
HOOFDSTUK V. PRODUCTIEBEGRENZING VARKENS- EN PLUIMVEEHOUDERIJ
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
a. worden de aantallen varkens, onderscheiden naar diercategorie, uitgedrukt in varkenseenheden overeenkomstig de in bijlage II daarvoor opgenomen normen;
b. worden de aantallen kippen en kalkoenen, onderscheiden naar diercategorie, uitgedrukt in pluimvee-eenheden overeenkomstig de in bijlage II daarvoor opgenomen normen.
Het is verboden op een bedrijf gemiddeld in een kalenderjaar een groter aantal varkens te houden dan het op het bedrijf rustende varkensrecht.
1. Het is verboden op een bedrijf gemiddeld in een kalenderjaar een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien op het bedrijf op geen enkel moment een groter aantal kippen en kalkoenen wordt gehouden dan overeenkomt met 250 pluimvee-eenheden.
1. Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment een groter aantal varkens te houden dan overeenkomt met 3 varkenseenheden.
2. Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan overeenkomt met 250 pluimvee-eenheden.
1. Onze Minister kan ten aanzien van een bedrijf waarvan het productierecht is overschreden bepalen, dat het op enig moment gehouden aantal varkens en het op enig moment gehouden aantal kippen en kalkoenen de door hem vastgestelde aantallen niet mogen overschrijden.
2. De in het eerste lid bedoelde aantallen komen overeen met het aantal varkens, onderscheidenlijk het aantal kippen en kalkoenen dat overeenkomstig het varkensrecht en het pluimveerecht gemiddeld gedurende het jaar mag worden gehouden, vermeerderd met 15%.
3. Onverminderd de artikelen 56 en 57 is het verboden op enig moment een groter aantal varkens of een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan het door Onze Minister vastgestelde aantal.
4. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan ten aanzien van een bedrijf voor een aaneengesloten periode van ten hoogste drie jaar worden uitgeoefend. De periode kan telkens worden verlengd tot drie jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop een overtreding van het verbod, bedoeld in het derde lid, wordt vastgesteld.
TITEL 3. OMVANG PRODUCTIERECHT BIJ AANVANG
1. Het op het bedrijf rustende varkensrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het verbod, bedoeld in artikel 56, komt overeen met het varkensrecht zoals dat onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip voor het bedrijf gold op grond van de Wet herstructurering varkenshouderij.
2. Het op het bedrijf rustende pluimveerecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het verbod, bedoeld in artikel 57, eerste lid, komt overeen met het pluimveerecht, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, zoals dat onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip voor het bedrijf gold op grond van deze wet, met dien verstande dat de kilogrammen fosfaat worden omgerekend naar pluimvee-eenheden. Voor deze omrekening komt 0,5 kilogram fosfaat overeen met 1 pluimvee-eenheid.
1. Het overeenkomstig artikel 58b bepaalde productierecht wordt gecorrigeerd, indien voorafgaand aan het in dat artikel bedoelde tijdstip, in hetzelfde kalenderjaar met betrekking tot het bedrijf een registratie heeft plaatsgevonden van een kennisgeving van overgang van het varkensrecht of pluimveerecht, of een gedeelte daarvan, maar de omvang van de verkleining, dan wel vergroting van het desbetreffende productierecht werd beperkt ingevolge artikel 18, zesde lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij, onderscheidenlijk artikel 58q, vierde lid, van de Meststoffenwet, zoals deze artikelen luidden op het tijdstip van de registratie.
2. De correctie geschiedt van rechtswege bij aanvang van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de registratie van de kennisgeving van overgang plaatsvond en leidt tot een verkleining, onderscheidenlijk vergroting van het desbetreffende productierecht met het aantal varkenseenheden of pluimvee-eenheden waarop de beperking betrekking had.
3. Voor de toepassing van het tweede lid ten aanzien van het pluimveerecht komt 0,5 kilogram fosfaat overeen met 1 pluimvee-eenheid.
TITEL 4. OVERGANG VAN HET PRODUCTIERECHT
Een productierecht kan, onder welke titel dan ook, overgaan naar een ander bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf en artikel 58k.
1. Een productierecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in het ene concentratiegebied kan niet overgaan naar een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in het andere concentratiegebied.
2. Een productierecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen buiten de concentratiegebieden kan niet overgaan naar een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen in een concentratiegebied.
3. Een bedrijf is gedeeltelijk gelegen in een concentratiegebied, als een of meer voor de varkens-, kippen- of kalkoenenhouderij bestemde stallen in dat gebied zijn gelegen.
4. In zoverre in afwijking van het eerste lid kan een productierecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig van een bedrijf dat geheel is gelegen in een van de concentratiegebieden overgaan naar een bedrijf dat in beide concentratiegebieden is gelegen, onder de voorwaarde dat het productierecht, of gedeelte daarvan, na overgang uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de varkens-, kippen- of kalkoenenhouderij op een locatie die in hetzelfde concentratiegebied is gelegen als het bedrijf waarvan het afkomstig is.
5. Het eerste en het tweede lid gelden niet ingeval van overgang van het productierecht bij een samenvoeging van bedrijven.
6. Het is verboden om binnen een bedrijf de varkens-, kippen- of kalkoenenhouderij te verplaatsen:
a. van een locatie gelegen buiten de concentratiegebieden naar een locatie gelegen in een concentratiegebied, of
b. van een locatie gelegen in het ene concentratiegebied naar een locatie gelegen in het andere concentratiegebied.
1. De belanghebbende naar wiens bedrijf het productierecht, of gedeelte daarvan, moet overgaan en de belanghebbende van wiens bedrijf het productierecht, of gedeelte daarvan, afkomstig is, geven van de overgang kennis aan Onze Minister.
2. Er kan pas aanspraak worden gemaakt op het van het andere bedrijf afkomstige productierecht, of gedeelte daarvan, met ingang van het tijdstip van registratie van de kennisgeving door Onze Minister.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de kennisgeving wordt gedaan.
1. Op het tijdstip van registratie van de kennisgeving, bedoeld in artikel 58f, tweede lid, vindt een verkleining plaats van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht van het bedrijf waarvan het desbetreffende productierecht, of gedeelte daarvan, afkomstig is, en vindt een vergroting plaats van het varkensrecht, onderscheidenlijk het pluimveerecht van het bedrijf waarnaar het desbetreffende productierecht, of gedeelte daarvan, overgaat.
2. De verkleining en de vergroting komen overeen met het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk pluimvee-eenheden waarop de kennisgeving betrekking heeft.
3. Voor het jaar waarin de kennisgeving wordt geregistreerd zijn de verkleining en de vergroting beperkt tot het deel van het desbetreffende productierecht waarvan de betrokken partijen bij de kennisgeving hebben aangegeven dat dit in dat jaar op het bedrijf waarvan het afkomstig is niet wordt benut voor het houden van dieren.
1. De registratie, bedoeld in artikel 58f, tweede lid, vindt niet plaats indien:
a. de kennisgeving niet overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 58f, derde lid, is gedaan,
b. de kennisgeving betrekking heeft op een groter aantal varkenseenheden of pluimvee-eenheden dan overeenkomt met het desbetreffende productierecht van het bedrijf waarvan het afkomstig is,
c. de kennisgeving betrekking heeft op het productierecht afkomstig van een bedrijf ten aanzien waarvan Onze Minister gebruik maakt van de in artikel 58a bedoelde bevoegdheid, of
d. de overgang van het productierecht in strijd is met artikel 58e.
2. Indien pas na registratie blijkt dat niet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden is voldaan, wordt de registratie door Onze Minister ongedaan gemaakt. Met terugwerkende kracht tot het tijdstip van de registratie vervallen de rechtsgevolgen van die registratie.
1. In afwijking van artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan op het productierecht geen pandrecht worden gevestigd.
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat alvorens Onze Minister de in artikel 58f, eerste lid, bedoelde kennisgeving in behandeling neemt, van deze kennisgeving mededeling wordt gedaan aan in die regeling genoemde derdebelanghebbenden.
3. Bij de ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de uitvoering van het tweede lid, onder meer over:
a. de wijze waarop en de termijn waarbinnen de derdebelanghebbenden zich bij Onze Minister kunnen aanmelden,
b. de gegevens die Onze Minister aan de derdebelanghebbenden kenbaar maakt, en
c. de periode gedurende welke Onze Minister de kennisgeving niet in behandeling neemt.
1. De belanghebbende kan bij Onze Minister een kennisgeving doen van het vervallen of het gedeeltelijk vervallen van het productierecht.
2. Na registratie van de kennisgeving door Onze Minister is het desbetreffende productierecht nihil, onderscheidenlijk vindt een verkleining van dat recht plaats met het aantal varkenseenheden of pluimvee-eenheden waarop de kennisgeving betrekking heeft.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de kennisgeving wordt gedaan.
TITEL 5. VERLAGING VAN HET PRODUCTIERECHT
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan, in zoverre in afwijking van artikel 58g, tweede lid, worden bepaald dat de vergroting van het productierecht wordt beperkt tot een bij de maatregel vastgesteld percentage van het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk pluimvee-eenheden waarop de kennisgeving, bedoeld in artikel 58f, eerste lid, betrekking heeft.
2. Het in het eerste lid bedoelde percentage is ten minste 75%.
3. Voor verschillende groepen van gevallen kan het percentage verschillend worden vastgesteld.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ingeval van een bedrijfsoverdracht het op het bedrijf rustende productierecht wordt verlaagd met een bij de maatregel vastgesteld percentage.
2. Het in het eerste lid bedoelde percentage is ten hoogste 25%.
3. Voor verschillende groepen van gevallen kan het percentage verschillend worden vastgesteld.
4. Onder bedrijfsoverdracht wordt mede begrepen de inbreng van een bedrijf in een maatschap en de verkrijging van een meerderheid van de aandelen in een vennootschap.
5. Dit artikel is niet van toepassing op een overdracht aan een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat, of op de inbreng in een maatschap met een zodanige persoon, en evenmin op een verkrijging van een bedrijf onder algemene titel.
1. In het belang van een goede afstemming op landelijk niveau van de omvang van de productie van dierlijke meststoffen op de gebruiks- en afzetmogelijkheden voor deze meststoffen, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat de op bedrijven rustende productierechten worden verlaagd met een bij de maatregel bepaald percentage.
2. Het in het eerste lid bedoeld percentage bedraagt ten hoogste 25% per bedrijf per kalenderjaar.
3. De verlaging van het productierecht van een bedrijf geschiedt bij besluit van Onze Minister. Het productierecht wordt niet verlaagd indien het naar het oordeel van Onze Minister aannemelijk is dat alle op het bedrijf geproduceerde dierlijke meststoffen:
a. op het bedrijf kunnen worden gebruikt met inachtneming van de bij of krachtens deze wet gestelde beperkingen met betrekking tot de hoeveelheid meststoffen die op of in de bodem mag worden gebracht,
b. onomkeerbaar worden verwerkt tot producten die niet als dierlijke meststoffen kunnen worden aangemerkt of tot samengestelde meststoffen die fosfor en stikstof dan wel ten minste één van deze elementen en kalium bevatten, en die voldoen aan de eisen gesteld in Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (PbEG L 304), of
c. worden afgezet op een andere bij algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze die een milieuverantwoorde mestafzet verzekert.
4. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de uitvoering van dit artikel, onder meer over:
a. de wijze waarop de gebruiksmogelijkheden op het bedrijf worden bepaald,
b. de voorwaarden waaraan de verwerking van de meststoffen moet voldoen,
c. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder sprake is van voldoende garanties met betrekking tot een milieuverantwoorde mestafzet, en
d. de wijze waarop een bedrijf aannemelijk kan maken dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het derde lid, tweede volzin, onderdelen a, b en c.
Artikel 63 komt te luiden:
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van:
a. een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 1, onderdelen aa en ac, 3, 5, 6, 6a, 47, 48, 49, 50, 54, 58k, 58l, 58m en 75,
b. een ministeriële regeling als bedoeld in de artikelen 44, 46 en 51, en
c. een besluit als bedoeld in artikel 59, eerste en tweede lid, houdende vrijstelling of ontheffing van het bepaalde bij of krachtens artikel 3, 4, 5, 6a, 56, 57, eerste lid, 58, 58e, 58k, 58l of 58m.
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door eenieder.
3. Onze Minister geeft toepassing aan de in het eerste lid genoemde afdeling.
Artikel 74a komt te luiden:
Hoofdstuk V vervalt met ingang van 1 januari 2015.
De bijlage behorende bij de Wet verplaatsing mestproductie wordt opgenomen als bijlage I bij de Meststoffenwet onder vervanging van het opschrift «Bijlage behorende bij de Wet verplaatsing mestproductie» door: Bijlage I behorende bij de artikelen 1, eerste lid, en 58e van de Meststoffenwet.
Na bijlage I wordt de volgende bijlage opgenomen:
Bijlage II behorende bij artikel 55 van de Meststoffenwet
Diersoorten | Onder scheiden categorieën dieren binnen de diersoorten | Aantal varkenseenheden (ve), onderscheidenlijk pluimvee-eenheden (pe) per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar: |
---|---|---|
I. Varkens | Fokkerij/vermeerdering | |
1. Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):a. waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben) | 1,97 ve | |
b. waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden) | 2,74 ve | |
2. Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij): | ||
a. van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden) | 0,96 ve | |
b. van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking) | 1,59 ve | |
c. van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking) | 1,11 ve | |
3. Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg) | 1,09 ve | |
4. Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden) | 1,86 ve | |
5. Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg) | 0,36 ve | |
Mesterij | ||
6. Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest) | 1,59 ve | |
7. Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg) | 1 ve | |
II. Kippen | Legrassen | |
1. Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennen en -hanen voor de vervanging van hennen en hanen van legrassen, inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld) | 0,4 pe | |
2. Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren –, vanaf exact 18 weken) | 1 pe | |
Vleesrassen | ||
3. Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld) | 0,5 pe | |
4. Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken) | 1,48 pe | |
5. Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd) | 0,48 pe | |
III. Kalkoenen | Voor broedeieren | |
1. Hennen en hanen voor de productie van broedeieren: | ||
a. ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf) | 0,52 pe | |
b. ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf) | 2,94 pe | |
c. ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder) | 4 pe | |
Vleeskalkoenen | ||
2. Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht) | 1,58 pe |
De Wet herstructurering varkenshouderij wordt ingetrokken.
De Wet verplaatsing mestproductie wordt ingetrokken.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onder 1° en onder 4°, vervalt telkens de zinsnede met betrekking tot de Wet herstructurering varkenshouderij.
Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1° wordt de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet vervangen door «de Meststoffenwet, de artikelen 56, 57, eerste lid, 58, 58a, derde lid, en 58e, zesde lid;» en vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet verplaatsing mestproductie.
2. Onder 3° vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet verplaatsing mestproductie.
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, tweede lid, wordt «bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet herstructurering varkenshouderij» vervangen door: bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet.
In artikel 91e, eerste lid, onderdeel a, wordt «concentratiegebied als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet herstructurering varkenshouderij» vervangen door: concentratiegebied als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet.
Artikel 96a komt te luiden:
Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 3, 35, 45 en 96 kan worden bepaald dat op een bedrijf waarnaar een varkensrecht als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, of een gedeelte daarvan, is overgegaan, of op een bedrijf dat tezamen met het daarop rustende varkensrecht is overgedragen aan een andere persoon of rechtspersoon, vanaf het tijdstip van registratie van de kennisgeving van overgang overeenkomstig hoofdstuk V, titel 4, van de Meststoffenwet, onderscheidenlijk het tijdstip van de bedrijfsoverdracht, het bij of krachtens de maatregel geregelde overgangsrecht niet van toepassing is ten aanzien van de op dat tijdstip gestelde regels, voor zover deze betrekking hebben op varkens.
In artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden wordt in de begripsomschrijving van «concentratiegebied» «bijlage B bij de Wet herstructurering varkenshouderij» vervangen door: bijlage I bij de Meststoffenwet.
De wijzigingen voorzien in deze wet zijn niet van toepassing op gedragingen die hebben plaatsgevonden voor de dag waarop de desbetreffende artikelonderdelen in werking treden.
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 december 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen) (Kamerstukken II 2004/05, 29 930) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I, onderdelen A, Q en W, en V van die wet eerder in werking zijn getreden of treden dan de artikelen I, onderdelen A, E en F, en IV, onderdeel B, van de onderhavige wet, worden de artikelen I, onderdelen A, E en F, en IV, onderdeel B, van de onderhavige wet als volgt gewijzigd:
a. In artikel I komt onderdeel A te luiden:
In artikel 1, eerste lid, worden de onderdelen t tot en met ac vervangen door de volgende onderdelen:
t. varkensrecht: gemiddeld aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;
u. pluimveerecht: gemiddeld aantal kippen en kalkoenen, uitgedrukt in pluimvee-eenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;
v. productierecht: varkensrecht of pluimveerecht;
w. concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als aangegeven in bijlage I.
b. In artikel I komt onderdeel E te luiden:
In artikel 63, eerste lid, wordt in onderdeel a «de artikelen 3, 5, 5e, vierde lid, 6a, 58, 58t en 98, eerste lid» vervangen door «de artikelen 3, 5, 5e, vierde lid, 6a, 58k, 58l, 58m en 98, eerste lid» en wordt in onderdeel c «artikel 3, 4, 5, 5a, 5h, 6a, 55, 58, 58c, 58f, 58p of 58s» vervangen door: artikel 3, 4, 5, 5a, 5h, 6a, 56, 57, eerste lid, 58, 58e, 58k, 58l of 58m.
c. In artikel I komt onderdeel F te luiden:
Na artikel 98 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Hoofdstuk V vervalt met ingang van 1 januari 2015.
d. In artikel IV komt onderdeel B te luiden:
Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1° wordt de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet vervangen door «de Meststoffenwet, de artikelen 5a, 5h, eerste lid, 56, 57, eerste lid, 58, 58a, derde lid, en 58e, zesde lid;» en vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet verplaatsing mestproductie.
2. Onder 3° vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet verplaatsing mestproductie.
1. De tekst van de Meststoffenwet wordt in het Staatsblad geplaatst.
2. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de nummering van de artikelen en hoofdstukken van de Meststoffenwet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen en hoofdstukken met de nieuwe nummering in overeenstemming.
3. Op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de tekst van de Meststoffenwet is geplaatst worden in artikel 1a, onder 1° en onder 3°, van de Wet op de economische delicten de in de zinsneden met betrekking tot de Meststoffenwet genoemde artikelnummers vervangen door de artikelnummers die in kolom 2 van de bijlage bij dit wetsvoorstel zijn opgenomen op dezelfde regel als het te vervangen artikelnummer, opgenomen in kolom 1 van de bijlage.
Indien artikel I, onderdeel D, in werking treedt op een ander tijdstip dan 1 januari, worden voor de berekening van het gemiddelde aantal kippen en kalkoenen, bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Meststoffenwet, welke bepaling na de tekstplaatsing ingevolge artikel IX wordt vernummerd tot artikel 20, eerste lid, van de Meststoffenwet, de aantallen kippen en kalkoenen, onderscheiden naar diercategorieën, die in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf werden gehouden voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding uitgedrukt in pluimvee-eenheden overeenkomstig de in bijlage II van de Meststoffenwet daarvoor opgenomen normen.
Artikel X vervalt op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het artikel in werking is getreden.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Bijlage behorende bij artikel IX
Kolom 1 Nummers van de artikelen van de Meststoffenwet zoals deze luidt na inwerkingtreding van zowel artikel I als artikel I van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen) (Kamerstukken II 2004/05, 29 930, nrs. 1–3): | Kolom 2 Nummers van de artikelen van de Meststoffenwet na inwerkingtreding van artikel IX, eerste en tweede lid: |
---|---|
1 | 1 |
1a | 2 |
2 | 3 |
3 | 4 |
4 | 5 |
5 | 6 |
5a | 7 |
5b | 8 |
5c | 9 |
5d | 10 |
5e | 11 |
5f | 12 |
5g | 13 |
5h | 14 |
6 | 15 |
6a | 16 |
8 | 17 |
55 | 18 |
56 | 19 |
57 | 20 |
58 | 21 |
58a | 22 |
58b | 23 |
58c | 24 |
58d | 25 |
58e | 26 |
58f | 27 |
58g | 28 |
58h | 29 |
58i | 30 |
58j | 31 |
58k | 32 |
58l | 33 |
58m | 34 |
59 | 35 |
59a | 36 |
59b | 37 |
59c | 38 |
59d | 39 |
60 | 40 |
61 | 41 |
61a | 42 |
62 | 43 |
63 | 44 |
64 | 45 |
67 | 46 |
68 | 47 |
69 | 48 |
70 | 49 |
71 | 50 |
72 | 51 |
73 | 52 |
74 | 53 |
75 | 54 |
76 | 55 |
77 | 56 |
78 | 57 |
79 | 58 |
80 | 59 |
81 | 60 |
82 | 61 |
83 | 62 |
84 | 63 |
85 | 64 |
86 | 65 |
87 | 66 |
88 | 67 |
89 | 68 |
90 | 69 |
91 | 70 |
92 | 71 |
93 | 72 |
94 | 73 |
95 | 74 |
96 | 75 |
97 | 76 |
98 | 77 |
98a | 78 |
99 | 79 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30004-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.