Den Haag, 26 oktober 2015
Op 15 oktober heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu mij verzocht
om de Kamer vóór de plenaire begrotingsbehandeling Infrastructuur en Milieu, die voorzien
is in de week van 27 oktober 2015, een reactie te sturen over de kritiek vanuit de
regio’s over de beperkte budgetten voor regionale spoorlijnen.
Vanuit het MIRT wordt in de periode 2015 tot en met 2028 bijna € 11,1 miljard in spoor
projecten geïnvesteerd. In het investeringspakket zitten onder meer projecten in het
kader van het programma hoogfrequent spoorvervoer (PHS) en OV SAAL, alsook maatregelen
voor de verbetering van regionaal spoor, maatregelen voor grensoverschrijdend spoor,
ERTMS, uitbreidingen rond Utrecht, geluidsmaatregelen, programma fiets parkeren, aanpak
van meerdere grote stations (NSP’s) en goederenmaatregelen. Alle stakeholders, ook
de verschillende regio’s, profiteren in meer of mindere mate van dit uitgebreide en
lopende investeringspakket van € 11,1 miljard.
Vanwege alle eerder gemaakte keuzes, doorgevoerde bezuinigingen en het bestemmen van
de verschillende middelen tot 2028 is er nog beperkte financiële ruimte voor de overige
ambities van alle betrokken partijen. Er is gekozen een herijking uit te voeren van
de bestaande projecten en programma’s. Het voorstel herijking heb ik uw Kamer bij
de beantwoording van de Kamervragen van het lid Slob (ChristenUnie) op 15 oktober
2015 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 342) toegezonden.
Gedurende het proces van de herijking is met alle betrokken partijen aan de OV en
Spoortafels alsook met de Tweede Kamer besproken dat voor de herijking beperkte middelen
beschikbaar zijn van € 0 tot € 200 à 300 miljoen. Zoals blijkt uit de antwoorden op
Kamervragen van lid Slob op 15 oktober 2015 hebben vervoerders, verladers en regio’s
gezamenlijk een pakket van maatregelen en projecten ingediend dat dit bedrag overschrijdt.
Gelet op de beschikbare financiële ruimte kunnen derhalve niet alle ambities worden
gehonoreerd. Wel heb ik ervoor gekozen om de nog beschikbare financiële ruimte in
te zetten voor een maatregelenpakket waar het merendeel van de reizigers, de verschillende
regio’s en de spoorgoederensector van profiteren.
Bij brief van 8 oktober 2015 (Kamerstuk 29 984, nr. 623) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de Landelijke OV en Spoortafel
van 2 oktober 2015 waar het voorstel herijking is besproken. De meeste aanwezige partijen
hebben hun teleurstelling en zorgen uitgesproken over de in hun ogen geringe nieuwe
investeringsmogelijkheden. Tegelijk is geconcludeerd dat het financiële kader tot
2028 weliswaar beperkt is, maar dat de verdeling hiervan conform de overeengekomen
spelregels heeft plaatsgevonden. Ook wordt breed gedeeld dat met het investeringspakket
van € 11,1 miljard, dat de komende jaren zal worden uitgevoerd, de kwaliteit van het
spoor op een groot aantal plaatsen zal worden verbeterd. Partijen hebben vervolgens
ingestemd om het IenM voorstel herijking te agenderen op de bestuurlijke overleggen
in het kader van het MIRT, die de komende periode plaatsvinden.
Na bespreking van het herijkingsvoorstel in de bestuurlijke overleggen in het kader
van het MIRT worden de uitkomsten van de MIRT-overleggen via de gebruikelijke MIRT-cyclus
aan uw Kamer voorgelegd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld