Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2015
Op 23 september heeft het lid Slob (ChristenUnie) schriftelijke vragen gesteld over
de herijking van de spoorbudgetten en de gevolgen hiervan voor de regio’s en voor
PHS. Met deze brief geef ik antwoord op de gestelde vragen (Aanhangsel Handelingen
II 2015/16, nr. 342).
Vanuit het MIRT wordt in de periode 2015 tot en met 2028 bijna € 11,1 miljard in spoor
projecten geïnvesteerd. De budgettaire kaders voor investeringen in het spoor staan
tot aan 2028 vast. In de LTSA is aangegeven dat ambities moeten passen binnen de bestaande
budgetten. Vanwege alle eerder gemaakte keuzes, doorgevoerde bezuinigingen en het
bestemmen van de verschillende middelen tot 2028 is er beperkte financiële ruimte
voor de overige ambities van de betrokken partijen die er nog liggen. Dit is gedurende
het proces steeds met alle partijen besproken. Een herijking van de bestaande projecten
en programma’s is daarmee noodzakelijk. De herijking heeft als doel om binnen de huidige
budgettaire kaders tot een optimale programmering te komen.
In de aanloop naar de herijking – tijdens het BO MIRT in 2014 en de OV en spoortafels
van voorjaar 2015 – is gezamenlijk een aantal spelregels vastgesteld. Programma’s
die in het Regeerakkoord zijn opgenomen en de projecten die in uitvoering zijn vallen
buiten de herijking. Eind 2014 is besloten dat MIRT-projecten waar een bestuurlijke
commitment over is uitgesproken ook buiten de herijking vallen. Hierover is uw kamer
met brief van 17 november 2014 (Kamerstuk 34 000 A, nr. 15) geïnformeerd. In het voorjaar 2015 is aangegeven dat er tegen deze achtergrond een
bedrag van € 0 tot € 200 à € 300 mln. beschikbaar zou zijn voor de herijking. Aan
de Landelijke OV en Spoortafel op 30 april 2015 is bestuurlijk vastgesteld dat er
daarom scherpe keuzes gemaakt moeten worden. Over de uitkomsten van de Landelijke
OV en Spoortafel van 30 april 2015 heb ik u per brief (Kamerstuk 29 984, nr. 603) geïnformeerd.
Voor de herijking van de programma's en projecten hebben alle landsdelen, NS, ProRail
en spoorgoederenvervoerders hun wensen en ambities tot aan 2028 ingediend bij IenM.
Ten behoeve van de afweging heeft er een factfinding en validatietoets plaatsgevonden
op alle ingediende (potentiële) projecten. De projecten zijn beoordeeld ten opzichte
van de LTSA-doelen, de beschikbare investeringsruimte en de vastgestelde spelregels.
Ook is bezien of er voldoende beslisinformatie over de voorstellen voorhanden was.
Het uiteindelijke voorstel dat op basis hiervan is opgesteld, is aan de Landsdelige
OV en Spoortafels en de Spoorgoederentafel besproken en vervolgens op 2 oktober aan
de Landelijke tafel. De uitkomsten van de landelijke OV en Spoortafel heb ik u eerder
per brief (Kamerstuk 29 984, nr. 623) toegezonden.
Het voorstel herijking ligt nu voor ter bespreking aan de bestuurlijke overleggen
MIRT. De uitkomsten van de MIRT- overleggen worden via de gebruikelijke MIRT-cyclus
aan uw Kamer voorgelegd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld