Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2014
Hierbij informeer ik u over de uitkomsten van de gevraagde onderzoeken uit de motie
van mevrouw Dik-Faber over de Valleilijn (Kamerstuk 29 984, nr. 468). De motie bestaat uit twee delen:
-
1. De Kamer verzoekt de regering, met betrokken partijen (ProRail, Connexxion en de provincie
Gelderland) de financiële mogelijkheden voor betere benutting en voor een kwartierdienst
te onderzoeken.
-
2. De Kamer verzoekt de regering tevens te onderzoeken hoe hierbij een goede doorgaande
verbinding met Arnhem kan worden geboden en de Kamer voor het einde van het zomerreces
over de uitkomsten van beide onderzoeken te rapporteren.
Samen met de provincie Gelderland en de sector is er de afgelopen maanden onderzocht
wat de mogelijkheden zijn voor een kwartierdienst en/of verlenging van de Valleilijn
naar Arnhem.
In de bijlage bij deze brief is een samenvatting van de uitkomsten van de beide onderzoeken
opgenomen1.
Conclusie
Alle resultaten overziend concludeer ik dat zowel het bieden van een kwartier-dienst
op de gehele Valleilijn als het bieden van een doorgaande verbinding naar Arnhem mogelijk
zijn. Daar zijn wel aanzienlijke kosten aan verbonden.
Voor de kwartierdienst op de Valleilijn, voor de meest kansrijke variant, bedragen
die ca. € 46,6 mln. (incl. BTW), met daarbij jaarlijks hogere exploitatiekosten (ca.
€ 1 mln./jaar). Voor de doorgaande verbinding variëren de door ProRail zeer globaal
ingeschatte kosten van € 12 mln. voor doorrijden kwartierdienst (bovenop de investering
voor de kwartierdienst) tot € 24 mln. (incl. BTW) voor doorrijden halfuurdienst vanaf
de invoering van hoogfrequent spoorvervoer. Alleen voor het doorrijden naar Arnhem
van de huidige halfuurdienst op de Valleilijn in de huidige dienstregeling zijn geen
extra investeringen in de infrastructuur nodig. Bij het bieden van de doorgaande verbinding
naar Arnhem ontstaan ook risico’s voor de robuustheid. Tevens stel ik vast dat de
baten/kosten-ratio negatief uitvalt.
Invoering van een kwartierdienst op de Valleilijn is de verantwoordelijkheid van de
provincie Gelderland en bij een doorgaande verbinding naar Arnhem zijn zowel de provincie
Gelderland als het Ministerie van IenM als concessieverleners betrokken. De provincie
Gelderland is uiteindelijk verantwoordelijk om een afweging te maken over het verbeteren
van de Valleilijn. Daartoe zijn de uitkomsten van de onderzoeken voorgelegd aan de
landsdelige OV en Spoortafel met Oost Nederland. Tijdens dat overleg is afgesproken
om vóór het komende BO MIRT Oost Nederland na te gaan welke conclusies door de provincie
Gelderland, na overleg met betrokken partijen, worden verbonden aan de uitkomsten
van de onderzoeken.
De resultaten van de onderzoeken en de gecorrigeerde Quick scan MKBA (zie bijlage)
van de Valleilijn geven mij nog steeds geen aanleiding om te overwegen een bijdrage
te verlenen aan de onderzochte maatregelen op de Valleilijn, zoals ik ook eerder met
mijn brief van 3 februari 20142 aan u kenbaar heb gemaakt.
De conclusies van de onderzoeken worden besproken in het BO MIRT. Over de uitkomst
van dat overleg zal ik uw Kamer informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld