29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 308 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2012

Mede naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu informeer ik u met deze brief over de stand van zaken ten aanzien van de nadere analyse van Het nieuwe spoorplan van FMN. In het algemeen overleg van 15 februari jl. (Kamerstuk 22 026, nr. 356) over de HSA-problematiek en het hoofdrailnet heb ik toegezegd een nadere analyse, inclusief onafhankelijke toets, te laten uitvoeren naar dit plan. Dit ten behoeve van het overleg over het beleidsvoornemen over de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet. De nadere analyse kan van invloed zijn op mijn initiële voornemen om de reikwijdte van het hoofdrailnet in te perken door decentralisatie van stoptreindiensten buiten de brede Randstad. Bij de voorhang van het beleidsvoornemen heb ik aangegeven de uitkomsten van de nadere analyse, inclusief mijn keuze ten aanzien van de reikwijdte, in juni aan te willen bieden aan de Tweede Kamer.

De nadere analyse wordt onafhankelijk uitgevoerd onder leiding van de heer E.J. Janse de Jonge. Het was zijn bedoeling de nadere analyse in juni op te leveren, maar hij heeft recent aangegeven meer tijd nodig te hebben om het proces met de betrokken partijen goed te kunnen doorlopen. Ter informatie is de brief van de heer Janse de Jonge bijgevoegd1. Ik heb de heer Janse de Jonge de gevraagde ruimte gegeven voor een langere doorlooptijd.

Bovenstaande betekent dat de Tweede Kamer de nadere analyse, alsmede de door mij voorgenomen koers op basis van de inzichten uit de nadere analyse, na het zomerreces ontvangt.

De Kamer verzoekt aan te geven in hoeverre besluitvorming over de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet mogelijk is, zonder de nadere analyse. Op dit moment hangt het beleidsvoornemen voor de nieuwe vervoerconcessie voor in de Tweede Kamer. Dit beleidsvoornemen gaat vooraf aan de procedure van concessieverlening en het daadwerkelijke besluit over de vervoerconcessie 2015.

Het beleidsvoornemen is gebaseerd op een onderhandse gunning van de vervoerconcessie aan NS, conform de koers die door uw Kamer werd ondersteund in het algemeen overleg over de HSA en het hoofdrailnet van 15 februari 2012. In het beleidsvoornemen is vermeld dat de uitkomsten van de nadere analyse van Het nieuwe spoorplan van FMN van nadere invloed kunnen zijn op mijn voornemen tot decentralisatie. Gegeven de koers voor een onderhandse gunning bestaat er ruimte om de uitkomsten van het gesprek met de Kamer over de nadere analyse en daarmee de precieze reikwijdte van het hoofdrailnet te effectueren in de procedure tot concessieverlening.

Het programma van eisen voor de nieuwe vervoerconcessie zou ik graag in overeenstemming willen brengen met de uitkomsten van het overleg dat ik nog voer met uw Kamer over de kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor, de doorkijk naar de lange termijn Spooragenda en het programma voor het winterweer. Ook wil ik bezien of de nadere analyse van Het nieuwe spoorplan inzichten oplevert ten aanzien van de randvoorwaarden voor samenloop. Het heeft mijn voorkeur het beleidsvoornemen, de nadere analyse en het programma van eisen in gezamenlijkheid te bespreken.

In mijn brief van 4 mei 2012 (Kamerstuk 22 026, nr. 362) heb ik aangegeven dat er tijd is om het beleidsvoornemen en bovengenoemde documenten later te behandelen. Gelet op de te doorlopen processen en om NS voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op het nieuwe eisenpakket in de concessie, is een afronding van de voorhang van het beleidsvoornemen uiterlijk eind 2012 gewenst.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven