nr. 218
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2010
Hierbij bied ik u het Vervoerplan 2010 van de Nederlandse Spoorwegen en
het Beheerplan 2010 van ProRail aan1. Ik heb ingestemd
met de onderdelen van het Vervoerplan 2010 en het Beheerplan 2010 welke aan
instemming zijn onderworpen en als zodanig in de bijgevoegde documenten zijn
aangegeven.
Naar aanleiding van eerdere versies van het vervoerplan en beheerplan
heb ik uitvoerig met NS en ProRail overlegd over hun ambities voor 2010 en
de onderbouwing daarvan. NS heeft haar plan naar tevredenheid aangepast, waardoor
ik ermee kan instemmen.
Vanwege het belang dat ik hecht aan blijvende kwaliteitsverbetering heeft
NS op mijn aandringen de ambities/grenswaarden van de volgende indicatoren
uit het Vervoerplan 2010 alsnog naar boven aangepast:
• het klantoordeel op tijd rijden;
• het klantoordeel informatie bij ontregeling;
en
• informatie in de trein bij ontregelingen (ongewogen).
Ik ben met name verheugd dat NS de ambitie voor indicator informatie in de trein bij ontregelingen (ongewogen) fors heeft bijgesteld.
Over 2009 bedroeg de grenswaarde 35%. Het oorspronkelijke ambitieniveau
van 36% dat NS voor 2010 in gedachten had is door NS nu bijgesteld
naar 40% (eindbeeld 2010). Ik stel dat zeer op prijs. Niets is frustrerender
dan stilstaan in een weiland zonder te weten wat de oorzaak is en wat de vertraging
is die wordt opgelopen. NS neemt om deze ambitie te behalen verschillende
maatregelen om ervoor te zorgen dat conducteurs ook tijdig omroepen. Daarvoor
is ook van belang dat de informatievoorziening bij ontregelingen van ProRail
aan NS op orde is. Ik ben over verbeteringen hiervan met ProRail en NS in
gesprek.
Ook ProRail heeft het Beheerplan 2010 naar tevredenheid aangepast.
In het Beheerplan 2010 van ProRail is de grenswaarde voor beschikbaarheid op 99,53% vastgesteld. Het aandeel onderhoud is daarbij verlaagd naar 0,26%. Tevens
zijn hogere waarden afgesproken bij sociale veiligheid,
reisinfo bij ontregelingen en maatregelen toegankelijkheid. Verder
is in lijn met het advies van McKinsey en in lijn met de wens
van de vervoerders de indicator treinpad geïntroduceerd.
Adviestafels
In het nota-overleg op 12 oktober 2009 heb ik met de vaste commissie
van Verkeer en Waterstaat gesproken over het Kabinetsstandpunt naar aanleiding
van de evaluatie van de spoorwetgeving. Tijdens het overleg heeft mevrouw
Van Gent een motie ingediend (Kamerstuk 31 843, nr. 6). Deze motie
vraagt de regering in de Spoorwegwet vast te leggen, dat de spoorsector niet
zonder verantwoording kan afwijken van de punten die door de regio’s
in bestuurlijke overleggen zijn ingebracht. Ik heb toegezegd u per brief nader
te informeren over het onderwerp van de motie. Hieronder ga ik in op dit onderwerp.
NS en ProRail zijn verplicht jaarlijks een vervoerplan respectievelijk
een beheerplan te maken. In de vervoerconcessie is geregeld dat NS overleg
dient te voeren met de decentrale overheden (zie artikel 7, 8 en 25 van de
vervoerconcessie) en is opgenomen dat de adviezen en de manier waarop ermee
is omgegaan onderdeel uitmaken van het vervoerplan. In de Spoorwegwet zal
het gekwalificeerd adviesrecht met marginale toetsing worden opgenomen voor
de gerechtigden (artikel 57 van de Spoorwegwet) – vervoerders en concessieverlenende
decentrale overheden – op het integrale beheerplan. Gekwalificeerd adviesrecht
houdt in dat ProRail slechts onderbouwd kan afwijken van de adviezen. Marginale
toetsing houdt in dat indien decentrale overheden niet tevreden zijn over
de wijze waarop ProRail met de adviezen is omgegaan, zij de rechter kunnen
laten toetsen of de onderbouwing van ProRail adequaat is als ondersteuning
van het genomen besluit. Dit is een procedurele toets. In de beheerconcessie
zal worden opgenomen dat de adviezen en de manier waarop ermee is omgegaan
onderdeel uitmaken van het beheerplan zoals dat mij ter instemming wordt voorgelegd.
Er is in het kabinetsstandpunt sprake van twee soorten bestuurlijk overleg.
Dat zijn de nieuwe adviestafels over het beheerplan en het vervoerplan, en
de halfjaarlijkse overleggen over het MIRT die ik samen met enkele collega’s
voer met de regio’s. De adviestafels worden ingesteld met het doel om
opdrachtgevende overheden voor openbaar vervoer over zowel het ingediende
beheerplan als het ingediende vervoerplan hun advies te kunnen laten geven.
Ik zal voor deze adviestafels de betrokken koepels, IPO en SkVV, uitnodigen.
De decentrale overheden kunnen, indien zij inhoudelijk niet tevreden zijn
over wat beide spoorpartijen met hun inbreng hebben gedaan of de weergave
ervan in het beheer- en het vervoerplan onvoldoende is, hun standpunt op de
nieuwe adviestafels neerleggen. De resultaten van ons gesprek aan de adviestafels,
neem ik als concessieverlener van ProRail en NS mee in de beoordeling van
beider jaarplannen. Als ik de Kamer informeer over mijn instemming met beheer-
en vervoerplan zal ik in de begeleidende brieven inhoudelijk ingaan op de
ingebrachte adviezen. Daarmee lijkt mij dat decentrale partijen verzekerd
kunnen zijn van voldoende bewaking van hun inbreng. Bovengeschetste procedure
zal voor het eerst voor het vervoerplan en het beheerplan voor 2011 worden
toegepast.
In het kader van de halfjaarlijkse MIRT-overleggen spreken rijk en regio’s
elkaar over de uitvoering in de regio van toezeggingen gerelateerd aan de
gebiedsagenda’s. Deze overleggen zijn gericht op het maken van afspraken.
Met deze MIRT-overleggen is inmiddels ervaring opgedaan. U wordt elk half
jaar op de hoogte gesteld van alle afspraken en wij spreken elkaar
daarover in de Kamer. Afspraken uit de bestuurlijke MIRT-overleggen moeten
worden nagekomen en daarop ben ik aanspreekbaar.
Met deze bestuurlijke overleggen en de verankering van de rol van de decentrale
overheden in het instemmingsproces voor het beheerplan en vervoerplan ontstaat
een duidelijk kader waarbinnen de spoorsector niet zonder verantwoording kan
afwijken van voorstellen van de regio’s en waarbinnen de punten van
decentrale overheden over de spoorsector op bestuurlijk niveau de aandacht
zullen kunnen krijgen die zij verdienen.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings