Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2023
Op 21 juni 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de beleidsintensivering
op het terrein van spoortrillingen1. Hiermee proberen we, samen met partijen uit de spoorsector, op meerdere manieren
iets te doen aan de overlast door trillingen die omwonenden van het spoor ervaren.
Ik kondigde aan na de zomer het rapport te sturen van een belevingsonderzoek dat meer
inzicht geeft in de ernst en omvang van de problematiek. Dit onderzoek is door het
RIVM uitgevoerd in opdracht van het ministerie. De gegevens zijn eind 2021 verzameld
onder ruim 5600 bewoners langs het spoor, als vervolg op eerder onderzoek in 2013.
Met deze brief stuur ik u het rapport Hinder en slaapverstoring door trillingen van treinen; Resultaten van de Vervolgmeting
«Wonen langs het Spoor».
In 2021 bleek naar schatting 11 procent (126.500 mensen) van alle 1,1 miljoen bewoners
van 16 jaar en ouder binnen 300 meter van het spoor ernstig hinder te ondervinden
van trillingen van treinverkeer. Trillingen in de nacht bleken de slaap ernstig te
verstoren bij naar schatting 13 procent van de bewoners. Wanneer specifiek gevraagd
werd naar de beleving per treintype, bleken hinder en slaapverstoring vooral veroorzaakt
door trillingen van goederentreinen en in veel mindere mate door trillingen van reizigerstreinen.
Het RIVM concludeert dat de bevindingen in grote lijnen die van het onderzoek uit
2013 bevestigen, al zijn de resultaten niet helemaal te vergelijken. Zo zijn in 2021
gebieden in de buurt van tunnels, spoorbruggen en veel sporen die naast elkaar liggen
niet meegenomen, omdat hiervoor de trillingsniveaus niet goed bepaald konden worden.
Het RIVM laat zien dat de invloed hiervan beperkt is geweest en dat dit niet de gebieden
zijn waar woningen het dichtst bij het spoor liggen en de hoogste trillingsniveaus
verwacht worden. Een opvallend verschil in uitkomst is dat treinverkeer in 2021 niet
meer de grootste bron is van hinder door trillingen binnen 300 meter van het spoor
(zoals in 2013 toen rond 20 procent hierdoor ernstig gehinderd was), maar dat hinder
door trillingen van wegverkeer en bouwactiviteiten nu vaker voorkomt. Het RIVM wijst
op een mogelijke invloed van de Covid-19-pandemie op de beleving van diverse bronnen
van trillingen en geluid omdat mensen vaker thuis waren. Overigens was de intensiteit
van het treinverkeer eind 2021 wel nagenoeg hersteld en de meeste deelnemers gaven
aan dit ook zo te hebben ervaren.
Een belangrijke verbetering is dat voor het nieuwe onderzoek een rekenmodel is gebruikt
dat de trillingsniveaus beter kan inschatten. Hiermee kon beter worden onderzocht
hoe de ervaren hinder en slaapverstoring samenhangen met de mate van trillingen. Mensen
blijken vaker ernstige hinder door trillingen van treinen te rapporteren naarmate
de trillingsniveaus hoger zijn en naarmate zij dichter bij het spoor wonen. Dit geldt
vooral voor hinder door trillingen van goederentreinen en is veel minder duidelijk
voor hinder door trillingen van reizigerstreinen. Voor slaapverstoring door trillingen
is het beeld vergelijkbaar met dat voor hinder door trillingen. Naast de trillingen
zelf zijn er ook andere invloeden op de ervaren hinder, zoals het horen of zien trillen
van voorwerpen in de woning, en bezorgdheid over waardedaling of schade aan de woning.
Het belevingsonderzoek van het RIVM laat zien in welke mate mensen nu hinder en slaapverstoring
door spoortrillingen ervaren en hoe deze samenhangen met de mate van trillingen. Dit
is belangrijke kennis om een goede afweging te kunnen maken over mogelijkheden voor
een landelijke aanpak voor spoortrillingen. Hierbij staat immers de bescherming van
omwonenden voorop. Hoewel het RIVM aanraadt om van tijd tot tijd te blijven onderzoeken
of de inzichten nog actueel zijn en hoe de beleving van trillingen verschilt tussen
personen of situaties, bieden de uitkomsten voldoende houvast om verdere beleidsvorming
rond spoortrillingen te verkennen. Hiervoor wil ik nog dit jaar een eerste verkenning
in gang zetten, die naast de verwachte invloed op de hinder ook verwachte financiële
en juridische gevolgen aangeeft voor verschillende beleidsopties. Ook zullen de inzichten
in hinder uit het RIVM-onderzoek worden meegenomen in een lopende verkenning naar
een nieuw doelmatigheidscriterium voor het afwegen van de kosten en baten van trillingsmaatregelen
in het kader van de Beleidsregel trillinghinder spoor (Bts). Ondertussen blijf ik
onverminderd inzetten op het zoeken naar oplossingen en zorg ik dat maatregelen die
werken waar mogelijk in de praktijk worden toegepast.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen