29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 68 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2012

Hierbij bied ik u het rapport «Follow the Money» van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) aan.1 Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar financieel opsporen door de politie, in het licht van het landelijk versterkingsprogramma FinEC van de politie, voortkomend uit het kabinetsprogramma FinEC2 van het vorige kabinet. De politie heeft zich met het progamma FinEC vanaf april 2008 gericht op het inrichten van een beperkt aantal pilots op regionaal, bovenregionaal en landelijk niveau.

De IOOV heeft onderzocht in hoeverre het doel van het programma FinEC van de politie is behaald, te weten: of de politie meer en beter financieel is gaan opsporen. Dit heeft de IOOV gedaan door inzicht te verschaffen in de mate waarin het programma FinEC politie is geïntegreerd in de werkprocessen van de politie en de mate waarin de medewerkers op de verschillende niveaus binnen de politieorganisaties zijn toegerust voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit. De IOOV heeft zich hierbij gericht zich op kernonderdelen van het programma FinEC politie, te weten: op het afnemen van crimineel vermogen, de toerusting van medewerkers daartoe en op de ketensamenwerking.

De algemene conclusie van het rapport is dat het totaal door de politie gerealiseerd conservatoir beslag en ontnomen crimineel vermogen sinds 2009 aantoonbaar is toegenomen. De politieorganisaties die hebben deelgenomen aan de pilots van het programma FinEC van de politie zijn beter ingericht en toegerust om financieel te rechercheren en hebben daarmee ook betere resultaten bereikt.

De Inspectie concludeert evenwel dat niet alle beoogde resultaten van het FinEC-programma van de politie zijn gerealiseerd. De IOOV concludeert dat de uitrol van de aanpak van financieel-economische criminaliteit onder alle politieorganisaties onvoldoende is gerealiseerd.

In het rapport doet de IOOV een drietal aanbevelingen. De aanbevelingen zijn gericht aan respectievelijk de kwartiermaker Nationale Politie, de minister van Veiligheid en Justitie, en de korpschefs en het Openbaar Ministerie. Graag licht ik per aanbeveling toe hoe er gevolg aan zal worden gegeven en reageer ik in het licht van het kabinetsbeleid op terrein van financieel-economische criminaliteit op de algemene bevindingen van het rapport.

1. De Inspectie beveelt de kwartiermaker Nationale Politie aan de inrichting en de toerusting van de FinEC-invalshoek op alle niveaus in de politieorganisaties te versterken door het normeren en oormerken van de benodigde kwaliteit en kwantiteit van in te zetten medewerkers in alle politieorganisaties om financieel opsporen organisatiebreed te borgen en zo tot een blijvend succes te maken.

Allereerst benadruk ik graag dat een belangrijke verdienste van het FinEC-programma van de politie is dat middels pilots in een aantal korpsen een model is ontwikkeld voor de organisatie en borging van financieel-economische expertise, inclusief een formatienorm. De omvang van de financiele expertise binnen de politie is met het FinEC-programma substantieel toegenomen. De afgelopen jaren is ingezet op het vergroten van het kwantitatieve en kwalitatieve aandeel van het FinEC-specialisme binnen de politie. Een belangrijke component van de FinEC-versterking betreft de zij-instroom van hoger en anders opgeleide (financieel) deskundigen en de opleiding van politiemedewerkers. De borging van de in de pilotregio’s opgedane kennis en resultaten vindt momenteel plaats in het kader van het inrichtingsplan voor de Nationale Politie. De aanbeveling van de IOOV om de inrichting en de toerusting van de Finec-invalshoek in de politie te versterken, onderschrijf ik. Bij het opstellen van de inrichtingsplannen van de Nationale Politie wordt aandacht besteed aan de kwalitatieve invulling van de specialismen -zoals financieel rechercheren- op de verschillende niveaus. De aanbeveling van de IOOV om financieel opsporen organsatiebreed te borgen, zal ik meewegen bij het beoordelen van het inrichtingsplan.

2. De Inspectie beveelt de minister van Veiligheid en Justitie aan om mede op basis van de ervaringen en evaluaties binnen het programma FinEC politie zorg te dragen voor de totstandkoming van betrouwbare en integere sturings- en verantwoordingsgegevens bij alle bij financieel economische opsporing betrokken (keten) partners.

Ik onderschrijf deze aanbeveling, en geef daar ook uitvoering aan. De versterking van het financieel opsporen is gecontinueerd en geïntensiveerd in het programma Afpakken van crimineel vermogen. In dit programma wordt samengewerkt door Openbaar Ministerie, politie, bijzondere opsporingsdiensten, het Centraal Justitieel Incassobureau en de Koninklijke Marechaussee. Het doel van het programma is om meer, slimmer en effectiever crimineel vermogen af te pakken. Door het Kabinet is oplopend tot € 20 miljoen vanaf 2013 geïnvesteerd in het strafrechtelijk afpakken. Deze investering moet leiden tot een verhoging van de strafrechtelijke afpakresultaten met € 60 miljoen vanaf 2018. Hiermee komt het strafrechtelijke afpakresultaat vanaf 2018 op ruim € 100 miljoen. Deze investering in de strafrechtelijke keten is een onderdeel van de overheidsbrede en geïntegreerde aanpak van het afpakken van criminele winsten. Het resultaat van het overheidsbrede afpakken ligt vele malen hoger. Ik heb de Kamer daarover in de brief van 23 juni 20113 geïnformeerd. In het programma Afpakken worden de incassoresultaten van de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en het Centraal Justitieel Incassobureau bijgehouden. Dit moet leiden tot integere, betrouwbare en stapelbare verantwoordings- en sturingscijfers voor wat betreft de bijdrage van de bij het programma Afpakken betrokken partners. Hiermee ontstaat een overzicht van resultaten van het programma Afpakken.

Ten aanzien van betrokken partners die buiten de strafrechtketen vallen, zal ik met bewindspersonen van de betrokken departementen afspraken maken over de ambities op terrein van het overheidsbrede afpakken.

3. De Inspectie beveelt de korpschef(s) en het Openbaar Ministerie aan de programmatische samenwerking te versterken door het bestuur eerder, structureel en integraal te betrekken in de operationele besluitvorming binnen het financieel-economisch opsporen en handhaven teneinde effectiever en efficiënter bestuurlijke en civiele middelen te kunnen inzetten bij het afpakken van crimineel vermogen en het bestrijden van financieel-economische criminaliteit.

De uitbreiding van de geïntegreerde aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit is een belangrijke doelstelling van het programma «Nederland Veiliger». Ik heb aangegeven dat het van groot belang is om de bestuurlijke aanpak verder uit te breiden. In dit verband heb ik de ambitie uitgesproken om gemeenten actief betrokken te laten zijn bij het bestrijden van de georganiseerde misdaad4. De Regionale Informatie en Expertise Centra en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum hebben primair tot doel de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit te versterken. Inzet is, om het aantal gemeenten en provincies dat beleid voert ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit te doen toenemen. Het Openbaar Ministerie, het bestuur, de politie, Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Belastingdienst werken in dit verband bij de regionale aanpak van de hennepteelt in Noord-Brabant bijvoorbeeld samen in zogenaamde integrale afpakteams. In de geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit werken het Openbaar Ministerie, het bestuur, de politie en de bijzondere opsporingsdiensten samen met de Belastingdienst om de werkprocessen op elkaar af te stemmen teneinde het effectief en efficiënt afpakken van crimineel vermogen in de werkprocessen te borgen. Om deze geïntegreerde aanpak te versterken, wordt door het Openbaar Ministerie in samenwerking met verschillende ketenpartners een Crimineel Vermogen Informatiebox ontwikkeld, waarin informatie van diverse overheidsorganisaties met betrekking tot criminele geldstromen bijeen wordt gebracht om tot effectieve afpak- en barrièrestrategieën te komen.

Conclusie

Misdaad mag niet lonen. Dit is een belangrijk uitgangspunt van mijn beleid, en ik stuur daar ook op. Een versterking van de aanpak van financieel-economische criminaliteit is met het programma FinEC in gang gezet en wordt nu voortgezet en verder versterkt. De conclusies en aanbevelingen van het IOOV-rapport onderschrijf ik, en beschouw ik als een ondersteuning van het reeds in gang gezette beleid. Dit kabinet heeft door middel van het programma Afpakken ingezet op een verdere versterking van de financiële aanpak van criminaliteit. Het doel is om vanaf 2018 ruim € 100 miljoen crimineel vermogen strafrechtelijk af te nemen.

In het kader van de versterkte aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt de financiële expertise bij de politie vergroot, zodat in elk strafrechtelijk onderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband vanaf het begin financieel kan worden gerechercheerd. Criminele samenwerkingsverbanden worden effectief aangepakt door het opsporen en volgen van de geldstromen, financiële constructies en financiële facilitators, met het oog op het afnemen van crimineel vermogen en de schadevergoeding voor slachtoffers.

Het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen gebeurt niet alleen door de inzet van het strafrecht, maar ook door de inzet van bestuursrechtelijke en civielrechtelijke instrumenten. De overheidsbrede en geïntegreerde aanpak moet tot nog betere resultaten leiden. De politie en haar partners worden uitgerust met de kennis en middelen die nodig zijn om in goede samenwerking beter financieel te kunnen rechercheren en meer crimineel vermogen af te kunnen nemen. Resultaten worden inzichtelijk gemaakt en bijgehouden om een betrouwbaar beeld te kunnen geven van de bereikte resultaten.

Over de vorderingen in de aanpak van financieel economische criminaliteit en het afnemen van crimineel vermogen blijf ik uw Kamer informeren.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 911, nr. 10.

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 911, nr. 51.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 911, nr. 54.

Naar boven