29 818 Bepalingen over de medezeggenschap van werknemers (Wet medezeggenschap werknemers)

Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2018

Periodiek wordt in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek gedaan naar de naleving van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Naast de naleving van de wet richt dit onderzoek zich ook op de structuur, het functioneren en de meerwaarde van de medezeggenschap van werknemers. Zoals toegezegd in het debat van 17 januari jongstleden (Handelingen II 2017/18, nr. 40 item 4) treft u bijgaand het eindrapport van het (nalevings)onderzoek dat in 2017 is verricht en dat in oktober 2017 door mijn ambtsvoorganger openbaar is gemaakt middels publicatie op de website van de rijksoverheid.

Op verzoek van uw Kamer zijn in deze onderzoeksronde niet alleen werkgevers maar ook werknemers bevraagd. Nieuw is tevens dat aan deze kwantitatieve onderzoeken een kwalitatief onderzoek is toegevoegd. Alle resultaten zijn gebundeld in bijgaand eindrapport1. Aan werkgeverszijde zijn voor het onderzoek bestuurders2 uit een steekproef van bedrijfsvestigingen met tien of meer werknemers benaderd. Aan werknemerszijde zijn werknemers werkzaam bij een organisatie met 10 of meer werknemers bevraagd via het LISSpanel, een groot online panel dat representatief is voor de Nederlandse bevolking. Ten behoeve van het kwalitatieve deel zijn de kwantitatieve uitkomsten besproken in panels met deskundigen, OR-leden en werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.

Onder verwijzing naar de brief van 5 juli 2016 (Kamerstuk 29 818, nr. 42) benadruk ik graag de mogelijkheden die er zijn om flexwerkers goed te betrekken bij de medezeggenschap. In principe biedt de WOR daartoe alle ruimte. In de WOR staan weliswaar termijnen genoemd waarna tijdelijke medewerkers en uitzendkrachten op grond van de wet actief en passief kiesrecht verkrijgen, maar de wet laat tegelijkertijd alle ruimte om kortere termijnen toe te passen, zodat deze flexkrachten dezelfde medezeggenschapsrechten kunnen krijgen als medewerkers in vast dienst. Uit bijgaand nalevingsonderzoek blijkt dat blijvende aandacht voor het betrekken van flexwerkers belangrijk is. Ik zal dit onder de aandacht brengen bij de sociale partners verenigd in de SER/CBM. In het volgende nalevingsonderzoek zal in ieder geval de stand van zaken op het gebied van het betrekken van flexwerkers in brede zin onderzocht worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Bestuurders in de zin van WOR.

Naar boven