29 817 Sociale werkvoorziening

Nr. 98 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2012

In deze brief informeert het kabinet u over de contouren van de Participatiewet en geeft tevens de informatie die de staatssecretaris van SZW tijdens het algemeen overleg Wsw/Wajong op 22 november 2012 heeft toegezegd (Kamerstuk 29 817, nr. 97). De bijlage bij deze brief geeft cijfermatig inzicht in de hoofdpunten van de Participatiewet en bevat tevens de tijdens het algemeen overleg toegezegde informatie.

Kansen

Het kabinet wil dat alle mensen, jong en oud, in Nederland geboren of van ver komend, mensen met of zonder beperking, als volwaardige burgers mee kunnen doen aan onze samenleving. Bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat (nog) een brug te ver is, door op een andere manier te participeren in de samenleving. Meedoen is belangrijk. Dit kabinet wil zo veel mogelijk mensen latenparticiperen.

Mensen die nu nog aan de kant staan, moeten meer kansen krijgen om mee te doen en waar mogelijk zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Nu is de regelgeving versnipperd en nodigt deze niet altijd uit tot participatie. Met de invoering van één regeling via de Participatiewet willen wij mensen die nu aan de kant staan meer kansen bieden. Meer kansen op (regulier) werk of, als dat (nog) niet kan, meer kansen op andere vormen van participatie.

Samen

Het kabinet wil samen met werknemers en werkgevers de grote onderwerpen op de arbeidsmarkt aanpakken. Die aanpak, luisteren en in goed overleg de oplossing vinden, zit in het regeerakkoord en daar wil het kabinet de komende tijd mee aan de slag. In het regeerakkoord heeft het kabinet de Participatiewet aangekondigd. Bij de uitwerking van de Participatiewet gebruiken we onderdelen van het wetsvoorstel Wet Werken naar Vermogen (WWNV) en nemen we de bouwstenen op die in het Regeerakkoord zijn afgesproken. Deze bouwstenen komen voort uit signalen in de samenleving. En daarvoor wil het kabinet ook bij de verdere uitwerking open blijven staan. De nadere uitwerking van de Participatiewet neemt het kabinet ter hand in goed overleg met de mensen om wie het gaat, gemeenten, VNG, UWV, Cedris, Divosa, werkgevers en werknemers. De financiële kaders van het Regeerakkoord zijn hierbij leidend. De eerste gesprekken hierover vinden al plaats en deze zullen we in de komende periode blijven voeren en intensiveren om tot een zo zorgvuldig mogelijke en zo breed mogelijk gedragen invoering van onze plannen te komen.

Balans

De Participatiewet brengt balans waar onbalans dreigde.

  • Daar waar de inspanningen te eenzijdig bij werknemers en uitkeringsontvangers lagen, komen die nu ook meer bij werkgevers te liggen. Vandaar dat het kabinet een quotum laat uitwerken.

  • Meer dan 200 duizend mensen waren onder de WWNV onzeker over hun situatie. Zij zitten in de Wajong en moesten een herbeoordeling en uitkeringsverlaging vrezen. Die onzekerheid nemen we weg. Het kabinet schrapt de herbeoordeling voor jongeren die al een arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wajong) hebben en de verlaging van de uitkering voor deze groep.

  • Gemeenten en de socialewerkvoorzieningsector (sw-sector) hebben gewezen op het zeer straffe tempo waarin de efficiencyverbetering werd doorgevoerd onder de WWNV. Het kabinet neemt actie. We verdubbelen de termijn die gemeenten en de sw-sector daarvoor hebben van drie naar zes jaar.

  • «Help, wat een bureaucratie!» was de verzuchting bij veel mensen en bestuurders. Dat betrof de vele verplichtingen onder de WWNV. Het kabinet wil gemeenten de vrijheid geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben.

  • De belemmering om te participeren van mensen die zich melden bij een gemeentelijk loket kan veel verschillende oorzaken hebben. Het kabinet wil gemeenten de vrijheid geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Dit kan gaan om hulp bij het vinden van werk, de inzet van een re-integratie-instrument, het bieden van een beschutte werkplek of ondersteuning uit andere domeinen, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet, als dat voor die persoon het beste is. Bezien wordt of een ongedeeld budget voor het sociale domein daaraan bijdraagt.

  • Gemeenten krijgen van het kabinet de ruimte om zelf beschut werk te organiseren. De verplichting vervalt voor gemeenten om één op de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen. Ook bij de nadere invulling van het instrument loondispensatie zal het kabinet het verminderen van bureaucratie als uitgangspunt hanteren. Op basis van de evaluatie van de lopende experimenten met loondispensatie zal het kabinet een beslissing nemen over de maatvoering en de invulling hiervan. Het kabinet zal uw Kamer eind januari 2013 informeren over de voortgang van deze experimenten.

Het kabinet wil in korte tijd veel tot stand brengen. Uitgaan van de eigen kracht van de mensen om wie het gaat is daarbij belangrijk. Bij de verdere uitwerking wil het kabinet als uitgangspunt hanteren om daar waar mogelijk maximaal ruimte te bieden aan mensen zelf en de professionals die hen ondersteunen. Want naast de Participatiewet worden ook op andere beleidsterreinen (begeleiding, jeugdzorg) decentralisaties doorgevoerd. Van belang is dat mensen bij gemeenten, die dicht bij de burger staan, terecht kunnen en dat daarbij een integrale aanpak wordt gevolgd. «Één gezin, één plan, één regisseur» is voor dit kabinet het uitgangspunt bij de verschillende decentralisaties in het sociale domein. Gemeenten staan voor de opgave om in korte tijd te komen tot een samenhangende en integrale benadering van het sociale domein. De decentralisaties in de zorg en de arbeidsmarkt bieden daar de ruimte voor door meer taken en verantwoordelijkheden op het niveau van de gemeente te beleggen. De Participatiewet levert aan deze veranderingen een belangrijke bijdrage. Daarbij is een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt eveneens van belang. Zo kan het Techniekpact, dat het kabinet in het voorjaar van 2013 zal sluiten met sociale partners en het onderwijs en dat zich onder meer richt op betere aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt, kansen bieden voor de doelgroep uit de Participatiewet.

Het is ook van belang dat er goed inzicht is in maatschappelijke effecten van de gemeentelijke inspanningen en dat gemeenten werken aan de verdere professionalisering van de uitvoering. In een brief aan de Tweede Kamer onderschrijven Divosa en Cedris dit belang. Zij pleiten voor een uitvoering van de Participatiewet waarin effectiviteit en vakmanschap verder worden ontwikkeld en waarin benchmarking, van elkaar leren en visitatie bijdragen aan doelmatig, effectief en innovatief werken. Het kabinet gaat graag in op de uitnodiging om daar nadere concrete afspraken over te maken.

Beter

Dat het beter kan en moet met de WWB, Wajong en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is heel helder voor het voetlicht gebracht door de Commissie De Vries. De Commissie constateert dat «slechts een beperkt deel van de mensen die onvoldoende productief zijn om het minimumloon te verdienen een baan vindt, voornamelijk in het kader van de Wsw. Een grotere en nog groeiende groep komt daarvoor niet in aanmerking en valt tussen wal en schip».1

Het stelsel van sociale zekerheid is over een langere periode ontstaan waardoor we een lappendeken aan regelingen hebben. Sommige regelingen zitten elkaar in de weg of hebben onbedoelde bijeffecten. Dit zorgt ervoor dat het stelsel te weinig activerend is en op termijn onbetaalbaar. Te veel mensen die kunnen werken ontvangen een uitkering, of werken in een beschutte werkomgeving, terwijl ze ook bij een reguliere werkgever aan de slag zouden kunnen.

Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die in staat is om te werken. Daarvoor bestaat al geruime tijd draagvlak. De commissie De Vries heeft hiervoor in haar rapport gepleit. Ook de VNG en gemeenten onderschrijven dit uitgangspunt.

Bij de uitwerking van de Participatiewet gebruiken we de elementen uit het wetsvoorstel WWNV. Maar onder de Participatiewet ligt een nieuw fundament waarin de signalen en kanttekeningen uit de samenleving en de Tweede Kamer zijn en worden verwerkt.

Met de Participatiewet wil het kabinet het principe van één regeling voor de gehele doelgroep consequent doorvoeren. Voor de hele doelgroep, ongeacht of deze regulier of beschut werkt, komt het instrument loondispensatie en loonaanvulling beschikbaar. Zoals al eerder genoemd zal het kabinet over de maatvoering en de invulling hiervan op basis van de evaluatie van de lopende experimenten met loondispensatie een beslissing nemen. De Wsw, die een afwijkend beloningsregime en afwijkende regelgeving heeft, zal vanaf 1 januari 2014 worden afgesloten voor nieuwe instroom. Gemeenten krijgen de ruimte om beschut werk te organiseren.

Dit kabinet deelt met het vorige kabinet de analyse dat een efficiencyverbetering in de sociale werkvoorziening nodig en haalbaar is. De mensen die werkzaam zijn in de Wsw hebben belang bij een financieel gezonde bedrijfsvoering. Dit kan onder meer worden bereikt door mensen zoveel als mogelijk te laten werken bij reguliere werkgevers. Daardoor kunnen kosten worden bespaard en opbrengsten worden verhoogd. De sector kan daardoor op termijn met minder middelen toe. Gemeenten zijn al samen met de sector bezig met het verbeteren van de Sw-sector en hebben al het nodige in gang gezet, zo blijkt ook uit de brief van de staatssecretaris van SZW over de herstructureringsplannen, die het kabinet op 11 december 2012 aan uw Kamer heeft gestuurd.

Banen

Het uitgangspunt dat mensen zoveel mogelijk in reguliere banen bij reguliere werkgevers werken, wordt in de samenleving breed onderschreven. Er is immers ook een dringende noodzaak dat iedereen die kan werken aan de slag gaat. Door de vergrijzing en de ontgroening neemt de totale beroepsbevolking in Nederland af, waardoor er op termijn, ondanks de huidige crisis, krapte ontstaat op de arbeidsmarkt.

Een actieve rol van werkgevers is noodzakelijk om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in een reguliere baan te laten werken. Om meer werkgevers te bewegen mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, is de laatste jaren vooral ingezet op het ondersteunen en faciliteren van werkgevers. Op deze manier wordt het voor hen (financieel) aantrekkelijk en eenvoudig om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Werkgevers, het kabinet, de gemeenten en UWV hebben zich in de afgelopen periode ingezet om mensen met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen. Toch heeft dit niet tot voldoende arbeidsplaatsen geleid voor mensen met een arbeidsbeperking. Uit rapportages van het SCP2 en cijfers van het CBS blijkt dat arbeidsgehandicapten verhoudingsgewijs veel minder vaak een baan krijgen dan «gewone» werknemers. De netto arbeidsdeelname3 van arbeidsgehandicapten is de laatste jaren gedaald.

Het kabinet wil die ontwikkeling keren. De reguliere werkgevers en hun medewerkers moeten hun deuren wijder open zetten voor mensen met een beperking. Want zij willen, als ieder ander, ook het beste uit zich zelf halen. Het kabinet wil bijdragen aan een cultuuromslag bij werkgevers, werknemers en mensen uit de doelgroep zelf, zodat het normaal wordt dat ook mensen met een arbeidsbeperking werkzaam zijn bij bedrijven. Het kabinet wil via voorlichting aan partijen bijdragen aan deze cultuuromslag.

Bij de WWNV leefde breed twijfel of de banen die voor mensen met een arbeidsbeperking nodig zijn, ook daadwerkelijk tot stand zouden komen. Daarom komt dit kabinet met een quotumregeling. Het quotum is geen vrijblijvend systeem. Het kabinet werkt dit nog uit en wil ook hier graag met de samenleving (waaronder werkgevers en werknemers) aan de slag. Het kader hierbij is duidelijk: een quotum van 5% bij ondernemingen met meer dan 25 werknemers en als het bedrijf daaraan niet voldoet, heeft dat financiële gevolgen.

Het quotum draagt eraan bij dat mensen met een arbeidsbeperking de banen krijgen die zij verdienen te krijgen.

De quotumregeling vergt nadere uitwerking. Voorlopige rekenveronderstellingen die daarbij worden gebruikt zijn onder andere dat het quotum volledig benut wordt als op den duur minimaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking extra aan het werk komen. De precieze wijze waarop het quotum zich vertaalt in aantallen werkplekken en banen wordt nader uitgewerkt. Daarbij wordt bezien of het quotum moet worden berekend in dienstverbanden, fte’s, verloonde uren, etcetera. Het Regeerakkoord definieert een ingroeipad van zes jaar, zodat werkgevers tijd hebben om hun werkprocessen aan te passen en personeel te zoeken en een plaats te bieden. Dit ingroeipad houdt in de rekenveronderstellingen in, dat jaarlijks circa 17.000 mensen met een beperking extra aan de slag zouden moeten komen om het quotum volledig in te vullen.

Met het quotum ontstaan banen voor mensen die in staat zijn om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan, maar die op basis van het huidige systeem mogelijk in de Wsw of de Wajong waren ingestroomd. Deze mensen kunnen straks met ondersteuning vanuit de Participatiewet aan de slag op banen die door het quotum beschikbaar komen. Op deze manier vallen mensen die niet meer instromen in de Wajong en Wsw niet tussen de wal en het schip.

Dit kabinet neemt de best practices uit het buitenland mee in de uitwerking van het voorgestelde quotumsysteem (zie voor nadere informatie uit het buitenland de bijlage).

Per 1 januari 2013 wordt de premiekorting voor arbeidsgehandicapten omgevormd tot de mobiliteitsbonus voor arbeidsgehandicapte medewerkers. Deze middelen dragen bij aan het aan het werk helpen van de gemeentelijke doelgroep, maar vormen geen onderdeel van het gebundeld participatiebudget, omdat deze middelen naar werkgevers gaan.

Goede dienstverlening aan werkgevers en werknemers is essentieel. Het moet voor werkgevers eenvoudig zijn om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen; werkgevers willen zo min mogelijk administratieve last ervaren bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. UWV en gemeenten spelen een sleutelrol bij het ontzorgen en het effectief ondersteunen van werkgevers. Onlangs zijn UWV en VNG overeengekomen dat ze de dienstverlening aan werkgevers gaan organiseren vanuit 35 arbeidsmarktregio’s.

De arbeidsmarktregio’s krijgen één aanspreekpunt waar werkgevers terecht kunnen voor informatie, advies en expertise. Ook worden vacatures en gegevens van werkzoekenden in één systeem geregistreerd. Deze onderwerpen zijn opgenomen in de wijziging van de wet (Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI, deze is sinds 1 juli 2012 van kracht). De wijzigingen moeten per 1 januari 2015 volledig geïmplementeerd zijn. In dat jaar wordt ook gestart met een evaluatie.

Gemeenten beschikken over een breed scala aan instrumenten om werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking te ondersteunen bij het vervullen van een werkplek. Te denken valt onder meer aan inzet van begeleiding, zoals jobcoaching, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek.

De mobiliteitsbonus en de introductie van een quotumregeling betekenen een grotere financiële prikkel voor werkgevers om te investeren in banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Daarmee accommoderen deze regelingen ook een lager re-integratiebudget bij gemeenten (en UWV). Terwijl de financiële mogelijkheden voor re-integratiemiddelen bij gemeenten en UWV afnemen, neemt het belang van werkgevers om hierin zelf te investeren toe. Dit past binnen de gewenste selectieve, op banen bij werkgevers gerichte aanpak van re-integratie.

Realistisch

Over het tij waarin we deze verbeteringen doorvoeren, is het kabinet realistisch. Het zijn economisch zware tijden. Juist nu is het van belang dat het beleid sociaal is en in goed overleg met iedereen die het betreft tot stand komt. Ons streven is om daarin rechtvaardige keuzes te maken en de bezuinigingen evenwichtig te verdelen. Waarbij we bescherming blijven bieden aan hen die dat het hardste nodig hebben.

Ons sociale stelsel is, samen met de zorg, het terrein waarop de betaalbaarheid van voorzieningen voor toekomstige generaties zonder ingrijpende maatregelen het meest problematisch wordt. Willen wij in de toekomst bescherming blijven bieden aan de mensen die het echt nodig hebben, dan moeten we nu scherpe keuzes maken. Het is immers van belang om het draagvlak voor het sociale zekerheidsstelsel te behouden. Door de vergrijzing neemt de druk op voorzieningen sterk toe, terwijl de beroepsbevolking die deze moet bekostigen, aanzienlijk slinkt. Daarbij past ook dat het kabinet strikter toe gaat zien op het naleven van de verplichtingen die zijn verbonden aan ons sociale zekerheidsstelsel. Zoals het kabinet in zijn regeringsverklaring heeft gezegd: «We kiezen voor een aanpak die past in de beste Nederlandse traditie van soberheid en solidariteit. Mensen die het moeilijk hebben, laten we niet in de steek. Bijdragen naar vermogen, zodat niemand door het ijs zakt, is de beste garantie voor een toekomst waarin zo veel mogelijk mensen de kans krijgen om dit mooie land zo sterk mogelijk te maken.»

Tot slot

Het kabinet wil in de komende periode voortvarend aan de slag. De invoering van de Participatiewet is voorzien op 1 januari 2014. Inzet is om in de Participatiewet de goede elementen uit het wetsvoorstel WWNV te behouden en belangrijke aanpassingen door te voeren als antwoord op de signalen van diverse kanten.

Het kabinet is voornemens deze in het voorjaar van 2013, na advies van de Raad van State, bij de Tweede Kamer in te dienen.

Wij willen, binnen de financiële kaders van het Regeerakkoord, betrokken partijen nauw bij de uitwerking van het wetsvoorstel betrekken.

Daarbij gaat het in de eerste plaats om de mensen zelf. Gemeenten krijgen een essentiële rol bij de uitvoering van de wet. Zij hebben hiermee een belangrijke sleutel in handen om van de wet een succes te maken. Met de VNG zullen wij regelmatig bestuurlijk overleg voeren. Ook zullen we contact hierover houden met Divosa, Cedris en individuele gemeenten.

De sociale partners zullen wij eveneens betrekken bij de uitwerking. Zij nemen immers een belangrijke rol in op de arbeidsmarkt. Niet in de laatste plaats gaan wij ook in gesprek met de mensen om wie het gaat in de Participatiewet, bijvoorbeeld via werkbezoeken en in het overleg met cliëntenorganisaties. Vanzelfsprekend zal het kabinet aandacht hebben voor een zorgvuldige implementatie van de nieuwe wet. In de implementatie zal ook aandacht zijn voor de samenhang met andere decentralisaties. Dit vraagt veel van gemeenten. Het kabinet zal een actieve bijdrage leveren om de gemeenten hiertoe in staat te stellen. Het kabinet wil bevorderen dat gemeenten de kansen die de decentralisaties bieden om maatwerk te leveren aan hun burgers optimaal kunnen benutten. Wij spreken iedereen aan op zijn verantwoordelijkheid, maar doen meer dan dat. Wij willen ervoor zorgen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid ook kan waarmaken.

Uiteraard willen wij de totstandkoming van de Participatiewet graag in nauwe samenspraak met het parlement gestalte geven.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Bijlage

Deze bijlage geeft cijfermatig inzicht in de hoofdpunten van de participatiewet, mede naar aanleiding van verzoeken om informatie van de Kamer tijdens het algemeen overleg Wsw/Wajong op 22 november 2012.

Financiële gevolgen Participatiewet

De uitgaven aan Wajong, WWB en Wsw bedragen momenteel bijna 11 miljard en lopen bij ongewijzigd beleid op tot bijna 13,5 miljard structureel (door verdubbeling van de Wajong).

Tabel 1 laat de netto-besparingen van de Participatiewet hierop zien. Deze lopen op van 60 miljoen in 2014 tot 400 miljoen in 2017 en 1,8 miljard structureel.

Tabel 1: Maatregelen Participatiewet (-/- is saldoverbeterend)

(bedragen in miljoenen euro)

2014

2015

2016

2017

struct

Wajong: beperking toegang tot volledig en duurzaam

0

– 40

– 80

– 120

– 1 180

Wsw: Geen nieuwe instroom + nieuwe voorziening beschutte werkplek

– 20

– 50

– 70

– 90

– 650

Efficiencykorting Participatiebudget geleidelijk

– 40

– 90

– 140

– 190

0

Totaal Participatiewet

– 60

– 180

– 290

– 400

– 1.830

De Participatiewet voegt de re-integratie- en begeleidingsbudgetten van gemeenten samen in een gebundeld re-integratiebudget. Daarmee krijgen de gemeenten de financiële middelen om re-integratie-activiteiten voor de gemeentelijke doelgroep te financieren. Onderstaande tabel 2 maakt inzichtelijk hoe het gemeentelijk re-integratiebudget is opgebouwd na verwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord.

Tabel 2: Gebundeld re-integratiebudget gemeenten na verwerking regeerakoord
 

(bedragen in miljoenen euro)

2014

2015

2016

2017

 

Gebundeld re-integratiebudget na RA

2.957

2.769

2.600

2.438

 

Opgebouwd uit de volgende posten:

       

1

Participatiebudget «oude stijl»

685

634

594

556

2

Macrobudget Wsw «oude stijl»

2.248

2.075

1.911

1.752

3

Begeleiding/re-integratie nieuwe doelgroep regulier en beschut

24

60

95

130

  • 1. Bij het Participatiebudget «oude stijl» is rekening gehouden met de doorwerking met de doelmatigheidskorting op het re-integratiebudget uit het regeerakkoord.

  • 2. Bij het macrobudget Wsw «oude stijl» is rekening gehouden met de maatregel «geen nieuwe instroom Wsw» en met de over zes jaar gespreide efficiencykorting Wsw (van 2014 tot en met 2019) van het regeerakkoord.

  • 3. Er is rekening gehouden met begeleidingskosten ad. 5.500 euro per persoon of werkplek per jaar voor de mensen die niet meer de Wsw instromen dan wel in aanmerking komen voor beschut werken. De aanvullende uitkering voor deze mensen wordt vanuit het inkomensdeel WWB gefinancierd. Bij de berekening van het macrobudget inkomensdeel WWB wordt hiermee rekening gehouden. Daarnaast worden er geleidelijk re-integratiemiddelen overgeheveld van UWV naar gemeenten. Dit betreft middelen vanuit het re-integratiebudget Wajong en middelen van de Ziektewet (no riskpolis).

Ervaringen met het quotum in het buitenland

Tijdens het AO over de Wsw en de Wajong heeft uw Kamer gevraagd om haar te informeren over ervaringen in het buitenland met een quotumregeling. Uit studies4 volgt dat landen die een quotumregeling hebben, deze verschillend toepassen. Zo zijn er landen die alleen een quotumregeling voor de overheid hebben (bijvoorbeeld Ierland en België) of een quotumregeling hebben en de naleving niet controleren, zoals Spanje en Italië. In deze landen heeft de quotumregeling daardoor niet veel toegevoegde waarde. Landen waar een quotum een positief effect blijkt te hebben zijn Duitsland en Oostenrijk. In die landen levert het quotumsysteem een substantiële bijdrage aan de werkgelegenheid voor arbeidsgehandicapten. In Duitsland zijn relatief veel arbeidsgehandicapten aan het werk. In 2011 bestaat binnen de private sector 4,0% van het werknemersbestand uit werknemers met een arbeidshandicap (het quotum bedraagt 5%) en in de publieke sector is dat percentage 6,4% (quotum bedraagt 6%)5. Voorwaarde voor een effectieve quotumregeling is in de eerste plaats dat het quotum ook daadwerkelijk wordt gehandhaafd. Voorwaarde is tevens dat er voor werkgevers een stelsel van subsidies is waardoor ze worden gecompenseerd voor kosten die verbonden zijn met ondersteuning van arbeidsgehandicapten.

Wsw

De onderstaande grafiek laat zien hoe de geleidelijke afbouw van de Wsw-plaatsen en de opbouw van beschut werk eruit ziet. In het gebundeld re-integratiebudget worden in de structurele situatie de middelen voor het aantal beschutte plaatsen en de begeleidingskosten voor beschut werk opgenomen.

Tijdens het AO Wsw/Wajong d.d. 22 november jl. is gevraagd naar een nadere onderbouwing voor deze 30.000 plaatsen.

Uit de praktijk blijkt dat niet alle mensen met een Wsw-indicatie zijn aangewezen op een volledig beschutte werkomgeving. Een aanzienlijk deel van deze mensen kan met enige begeleiding werken bij een reguliere werkgever. Deze 30.000 plekken zijn in lijn met het streven van de sector zelf naar een sectorbrede verdeling waarin minimaal een derde van de doelgroep werkt bij reguliere werkgevers, een derde werkt op locatie buiten het sw-bedrijf en maximaal een derde binnen de beschutte omgeving van het sw-bedrijf.

Het regeerakkoord spreidt de efficiencykorting op de sociale werkvoorziening over zes jaar. Bovendien gaat de efficiencykorting in per 2014, een jaar later dan was voorzien bij Werken naar vermogen. Hierdoor ontvangen gemeenten een hogere (fictieve) subsidie per plek voor het zittend bestand Wsw. De fictieve subsidie per plek daalt bij de Participatiewet met ongeveer 500 euro per jaar tot circa 22.700 euro structureel vanaf 2019. In 2015 is er per plek in het zittend bestand Wsw nog bijna 25.000 euro beschikbaar ten opzichte van 22.050 euro bij Werken naar vermogen. Dit geeft gemeenten meer tijd en lucht om hun bedrijfsvoering van de Sw aan te passen. Voor mensen met een Wsw-indicatie die op 1 januari 2014 werkzaam zijn in Sw verandert er niets, zij houden hun huidige rechten en plichten.

Instroom nieuwe doelgroep gemeente

Tabel 3 laat zien hoe de nieuwe doelgroep voor gemeenten zich naar verwachting in deze kabinetsperiode zal ontwikkelen. Door de maatregel «geen instroom Wsw» en de maatregel «beperking Wajong» neemt de instroom in de gemeentelijke doelgroep met bijna 10 duizend mensen per jaar toe. Uitgedrukt in een gemiddeld volume per jaar neemt de gemeentelijke doelgroep hierdoor toe met ruim 4 duizend mensen in 2014 geleidelijk oplopend tot 32 duizend mensen in 2017.

Tabel 3: Ontwikkeling gemeentelijke doelgroep Participatiewet

(aantallen gemiddeld per jaar x 1.000)

2014

2015

2016

2017

Totaal gemeentelijke doelgroep

4

13

23

32

Concreet betekent de Participatiewet voor een gemiddelde gemeente met 50 duizend inwoners (80 procent van de gemeenten heeft minder dan 50 duizend inwoners) een stijging van de instroom met circa 30 personen per jaar (minder dan 3 per maand). Een gemeente van die omvang heeft momenteel gemiddeld bijna 1.000 bijstandsgerechtigden. De invoering van de Participatiewet betekent een stijging van ruim 3 procent ten opzichte van de bestaande bijstandspopulatie.

Een gemiddelde gemeente met 100 duizend inwoners heeft momenteel bijna 3.000 bijstandsgerechtigden. Uitgaande van een gelijke spreiding over het land leidt de Participatiewet in deze gemeente tot een stijging van de instroom met 60 mensen per jaar (5 per maand). Een stijging van 2 procent ten opzichte van haar bestaande bijstandspopulatie.

Wajong

Tijdens het AO van 22 november heeft uw Kamer ook gevraagd hoe het kabinet de instroom in de Wajong gaat afremmen.

Het kabinet begrijpt de zorg die hieraan ten grondslag ligt. De omvang van de Wajong is namelijk fors gegroeid. Vanaf 2001 tot en met 2010 is de jaarlijkse instroom in de Wajong blijven stijgen. In 2011 was de instroom met 16.300 mensen weliswaar lager dan het jaar daarvoor, maar nog altijd twee keer zo hoog als in de eerste jaren van deze eeuw. Het aantal Wajong-uitkeringen bedroeg eind 2011 216.200 en zal zonder beleidswijzigingen oplopen tot meer dan 400.000 in 2045. Het is van belang deze stijging in te dammen. De Participatiewet is erop gericht om de participatie te bevorderen en de instroom in de Wajong te beperken. De gemeenten worden vanaf 2014 verantwoordelijk voor mensen, ook jongeren, met arbeidsvermogen. Jongehandicapte mensen met arbeidsvermogen stromen daardoor niet meer in de Wajong. De mobiliteitsbonus voor werkgevers wordt verhoogd en er wordt een quotum ingevoerd. De Wajong is vanaf 2014 alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. Op grond van deze voornemens mag worden verwacht dat het aantal personen met een Wajong-uitkering in de toekomst zal uitkomen op circa 165.000 in 2045.

Tijdens het AO heeft uw Kamer ook gevraagd om een studieregeling, zoals die bestaat in de huidige Wajong, op te nemen in de Participatiewet. Het kabinet zal dit onderzoeken en komt daarop terug bij de nadere uitwerking van de Participatiewet.


X Noot
1

Commissie fundamentele herbezinning Wsw, Werken naar vermogen, oktober 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 29 817, nr. 40).

X Noot
2

Startklaar voor vier jaar. Een verkenning van publieke prestaties voor de kabinetsformatie 2012

X Noot
3

Hierbij wordt uitsluitend gekeken naar personen die tenminste 12 uur per week werken. Bij bruto arbeidsdeelname gaat het om een percentage van de potentiële beroepsbevolking.

X Noot
4

Buitenlandse ervaringen met arbeidsvoorzieningen voor gehandicapten, APE 2008

Arbeidsparticipatie van jonggehandicapten, OSA 2008

X Noot
5

Statistik Bundesagentur fur Arbeit

Naar boven