Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2011
Hierbij bied ik u op verzoek van uw Kamer informatie aan over het bedrijf Roteb in de gemeente Rotterdam, naar aanleiding
van het verzoek van het lid Ulenbelt bij de regeling van werkzaamheden d.d. 30 maart 2011.
De Roteb is een uitvoeringsorganisatie die, naast andere werkzaamheden, voor de gemeente een groot deel van de Wsw taken van
de Gemeente uitvoert. Uit de informatie die ik van de gemeente Rotterdam heb ontvangen blijkt dat het gaat om het niet verlengen
van 212 tijdelijke contracten van medewerkers met een arbeidsovereenkomst op grond van een Wsw-indicatie. Deze maatregel staat
niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een breder pakket aan maatregelen.
Op grond van de ontvangen informatie begrijp ik dat een ontwikkeling wordt ingezet waarbij minder mensen beschut werken bij
de Roteb en meer van detachering of begeleid werken bij reguliere werkgevers gebruik gemaakt zal gaan worden in de toekomst.
Daarbij wordt ingezet op ontwikkeling van geïndiceerden naar zoveel mogelijk regulier werken, mede met het oog op de komst
van de regeling werken naar vermogen. De Roteb onderzoekt de mogelijkheden om de mensen van wie het tijdelijk contract dit
jaar afloopt opnieuw aan het werk te helpen.
Uit de informatie die ik heb ontvangen, zou kunnen worden begrepen dat het niet verlengen van de contracten wordt gepresenteerd
als een direct gevolg van besluiten van het Rijk. Mocht dit als zodanig zijn bedoeld, dan is dat mijns inziens onvoldoende
evenwichtig. Immers, er zou dan worden voorbijgegaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente om vorm te geven aan
Wsw-taken.
De gemeente Rotterdam ontvangt van het Rijk voldoende middelen om aan de taakstelling voor het realiseren van Wsw-arbeidsplaatsen
te voldoen. Indien deze taakstelling niet wordt gerealiseerd, worden de teveel ontvangen middelen teruggevorderd.
Zoals ik onder andere bij de begrotingsbehandeling SZW heb uiteengezet, acht het kabinet het noodzakelijk én mogelijk om de
rijksbijdrage voor de Wsw te verlagen. De Wsw is in vergelijking met het buitenland erg ruim en zeer kostbaar. Uit de indicering
voor de Wsw blijkt daarnaast dat de helft van de mensen die daarop een beroep doet met enige begeleiding aan de slag zou kunnen
bij een reguliere werkgever. In de praktijk maakt slechts vijf procent die overstap.
Er werken dus op dit moment teveel mensen in de beschutte omgeving van een Sw-bedrijf, terwijl zij ook bij een gewone werkgever
aan de slag zouden kunnen. Daardoor is de Wsw moeilijker bereikbaar geworden voor mensen die geheel aangewezen zijn op beschutte
arbeid in het kader van de Wsw. Gelet hierop moet er ruimte zijn voor meer efficiency en minder subsidie.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom