Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht om «inzicht
te geven in de ramingen van het UWV omtrent de herkeuring van het zittend bestand
van de Wajong». Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van mijn antwoorden op vragen
van het lid Karabulut over de herkeuring van jonggehandicapten (Aanhangsel Handelingen
2012/13, nr. 3011).
In mijn antwoord van 22 augustus op vraag 4 van het lid Karabulut heb ik geconcludeerd
dat ik meer inzicht wilde geven in de ramingen over het aantal mensen dat te maken
krijgt met de beoordeling op arbeidsvermogen in het zittend bestand van de Wajong.
In mijn beantwoording van 22 augustus op vraag 3 heb ik daarom reeds helderheid gegeven
over de ramingen.
Volgens de ramingen, die zijn gebaseerd op cijfers van het UWV, zijn er aan het eind
van 2014 ongeveer 240.000 Wajongers. De inschatting is dat 100.000 hiervan geen arbeidsvermogen
hebben. Zij behouden hun Wajong-uitkering.
In aanvulling op deze gegevens heb ik in de beantwoording van de schriftelijke vragen
bij de Hoofdlijnennotitie Participatiewet en quotum na sociaal akkoord (Kamerstuk
29 817, nr. 60, onder meer antwoord 55 en antwoord 92) inzicht gegeven in de groep van 140 duizend
Wajongers, waarvan naar verwachting zal worden vastgesteld dat zij arbeidsvermogen
hebben.
Van deze groep werken circa 60.000 Wajongers. Circa 80.000 personen kunnen dus een
beroep doen op gemeenten voor ondersteuning en eventueel een uitkering. De verwachting
is dat 65.000 van deze groep in aanmerking komen voor een uitkering. De gemeenten
heeft als taak hen te begeleiden naar werk (bijv. door middel van loonkostensubsidie).
De overige circa 15.000 personen
komen niet in aanmerking voor een uitkering. Hiervoor kunnen twee redenen bestaan.
Zij melden zich niet bij de gemeente of zij komen, vanwege de polisvoorwaarden (partner
en vermogenstoets) niet in aanmerking voor een uitkering. Uiteraard kunnen deze mensen
wel een beroep op de gemeente doen voor ondersteuning bij re-integratie.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma