29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 232 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2013

Inleiding

Op 19 april 2011 heb ik namens het kabinet de Nationale Contraterrorisme (CT)-strategie 2011–2015 aangeboden aan de Tweede Kamer1. De strategie beschrijft een samenhangende aanpak van terrorisme en extremisme en verbindt daarmee de strategie alle betrokken organisaties en diensten op lokaal en nationaal niveau op eenzelfde definitie van het probleem en een gezamenlijke visie op de aanpak.

De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) draagt zorg voor de integrale samenhang van de inspanningen, met behoud van de eigen wettelijke en beleidsmatige verantwoordelijkheden van de partners. Naast de NCTV zijn dit: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (BZK/AIVD), het Openbaar Ministerie (OM), de Nationale Politie, de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), en de ministeries van Buitenlandse Zaken (BZ), Defensie/de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Koninklijke Marechaussee (DEF/MIVD en KMar), Financiën (douane), (BZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW/integratiebeleid).

Zoals in de CT-strategie 2011–2015 is aangegeven, zal het terrorismebeleid periodiek worden geëvalueerd. De eerstvolgende evaluatie is voorzien aan het eind van de looptijd van de huidige strategie in 2015. Uit de bijgaande opzet2 blijkt dat de Nationale CT-strategie 2011–2015 als basis wordt genomen voor de evaluatie. Ook wordt aangesloten bij het evaluatiekader dat door de voorgaande evaluatiecommissie is ontwikkeld, aangevuld met een methodiek die programmering, uitvoering en management inzichtelijk maakt. In lijn met de wens van uw Kamer om de evaluatie te laten verrichten door een deskundige en objectieve partij, is de minister voornemens de uitvoering te laten lopen via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

De NCTV rapporteert jaarlijks over de voortgang van de uitvoering. Voor u ligt de tweede Voortgangsrapportage Contraterrorisme en -Extremisme over de periode juni 2012 tot en met mei 2013.3 De rapportage begint met een terugblik op het dreigingsbeeld van de afgelopen periode. De terrorismedreiging bepaalt immers in sterke mate het beleid en de maatregelen op het gebied van contraterrorisme en extremisme. Paragraaf 2 beschrijft de voortgang van de strategische prioriteiten uit de CT-strategie 2011–2015, te weten:

  • Internationaal Jihadisme;

  • Migratie en Reisbewegingen;

  • Technologie en Innovatie;

  • Doorontwikkeling van het Stelsel Bewaken en Beveiligen.

Ten slotte is paragraaf 3 gewijd aan de voortgang van de doorlopende beleidsinzet.

Als bijlage bij deze brief is toegevoegd de beleidsdoorlichting (25.1) van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007–2011. Deze was uw Kamer toegezegd door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.4 Aangezien het beleidsthema extremisme inmiddels onder mijn verantwoordelijkheid valt, ontvangt u van mij dit rapport. Eerder heb ik verslag afgelegd over de afronding van het Actieplan in de vorige Voortgangsrapportage Contraterrorisme en -Extremisme 2012. De voorliggende beleidsdoorlichting gaat dieper in op de doelstellingen en resultaten van het Actieplan, zowel inhoudelijk als financieel.

De beleidsdoorlichting maakt zichtbaar hoe lastig het is om het effect van maatregelen op dit terrein te bepalen. Er zijn geen objectieve standaarden om causaliteit aan te tonen, de onderzoeksgroep is heel klein, en controlegroepen ontbreken. Onder deze omstandigheden is wetenschappelijke meting bijzonder moeilijk. Wel laten uitgebreide resultaatinventarisaties en consultatierondes zien dat het Actieplan heeft gezorgd voor een impuls voor de aanpak van polarisatie en radicalisering en dat de ontwikkelde kennis, netwerken en instrumenten over het algemeen voldoende ondersteuning bieden.

Bijlagen5:

  • 1. Beleidsdoorlichting Polarisatie en Radicalisering 2007–2011

  • 2. Opzet evaluatie CT-strategie

  • 3. Toezeggingen/moties op CT-gebied

1. Terugblik dreigingsbeeld in de periode juli 2012 – juni 2013

In het afgelopen jaar zijn ontwikkelingen zodanig geëvolueerd dat de NCTV het dreigingsniveau terrorisme op 13 maart 2013 heeft verhoogd van «beperkt» naar substantieel. Hieronder wordt geschetst welke internationale en nationale ontwikkelingen daaraan ten grondslag liggen. De dreiging tegen Nederland is nog immer vooral te herleiden tot de activiteiten van jihadistische groepen en personen, reden waarom hier met name aan dit internationale fenomeen de meeste aandacht wordt besteed.

Proliferatie internationale Jihadisme

In de afgelopen jaren is de slagkracht van kern al Qa’ida sterk afgenomen, met name door de uitschakeling van belangrijke leiders. Desondanks behoudt het netwerk de intentie om het Westen aan te vallen. In 2012 bleek dat kern al Qa’ida ook nog steeds in staat is hiertoe personen te trainen en te instrueren. In november 2012 werden drie van hen aangehouden die een aanslag wilden plegen in Europa. Diverse aan al Qa’ida gelieerde organisaties in Afrika en Azië kenden zowel successen als tegenslagen. Zo werd het Somalische al Shabaab steeds meer in de verdrukking gebracht door het militaire optreden in het land. Desondanks blijft de beweging in staat aanslagen te plegen, zoals onder andere bleek in april en mei 2013 in Mogadishu. Ook het Jemenitische «Al Qa’ida op het Arabisch Schiereiland» (AQAS) verloor terrein in de militaire strijd. Maar de verspreiding van Engelstalige jihadistische propaganda via het internetmagazine «Inspire» vond doorgang, ook na de uitschakeling van drijvende krachten al-Awlaki en Khan in 2011. Het Noord-Afrikaanse «Al Qa’ida in de Islamitische Maghreb» slaagde er in een islamistische «safe haven» in te richten in het noorden van Mali, maar moest een deel van het veroverde terrein weer prijsgeven na een militaire interventie van Frankrijk begin 2013.

De opstanden in diverse regio’s van Noord-Afrika en het Midden-Oosten hebben in enkele landen een moeizaam proces naar democratisering op gang gebracht. In die landen maken niet alleen democratisch gezinde organisaties, maar ook jihadistische netwerken gebruik van de ruimte om te groeien. De voorheen uiterst repressieve veiligheidsapparaten zijn niet meer in staat die netwerken de kop in te drukken. Soms is er politieke onwil bij de machthebbers om de netwerken aan te pakken. Dit heeft geleid tot capaciteitsopbouw van jihadistische organisaties. In sommige landen, waaronder Egypte, trekken de organisaties ook jihadisten uit Europa aan. Het vizier van die netwerken is met name gericht op de eigen regio, maar sommige hebben de intentie ook westerse doelen aan te vallen.

In Syrië is de opstand tegen het Assad-regime ontaard in een wrede burgeroorlog waarbij tienduizenden burgerdoden vallen en mensenrechten door beide kampen worden geschonden. Een deel van de netwerken die strijden tegen het regime van Assad is jihadistisch van aard. Die netwerken trekken duizenden buitenlandse strijders aan, onder wie honderden Europeanen. Hun doel ligt vaak verder dan de val van het regime van Assad. De verovering van Syrië is voor hen een stap in de richting van herstel van het kalifaat. Veiligheidsdiensten vrezen dat sommige netwerken op termijn ook de intentie zullen koesteren westerse doelen aan te vallen. De aanwezigheid van westerse jihadisten vergroot dan hun potentieel om toe te slaan.

Dreiging tegen en in westerse landen

De dreiging van terrorisme in Noord-Amerika en Europa is voor een groot deel te relateren aan het internationale jihadisme. In Boston lieten op 15 april 2013 twee broers van Tsjetsjeense afkomst twee zelfgemaakte explosieven ontploffen nabij de finishlijn van de marathon. Drie mensen kwamen om en er waren honderden gewonden. Uitingen op internet van de broers duiden op sympathie voor islamistische doelstellingen. Daarnaast valt op dat het naast Boston ook bij de moordaanslag op een soldaat in Londen en het jihadistische steekincident in Parijs om kleinschalige of mogelijk ook solistische aanslagen ging. Dit past in de ontwikkeling waarbij jihadisten zich meer richten op het plegen van kleinschalige en simpele aanslagen, uitgevoerd door solisten of een klein aantal personen. Verder mislukte op 10 december 2012 een aanslag met een tas vol zelfgemaakte explosieven op het station in Bonn. Over de toedracht is veel onduidelijk, maar de autoriteiten vermoeden de betrokkenheid van islamisten bij de aanslagpoging. Eerder in 2012 was Bonn, zoals enkele andere steden, toneel van ernstige rellen tussen salafisten en rechts-extremisten. In diverse Europese landen werden arrestaties verricht van vermoede jihadisten. In Denemarken mislukte op 5 februari 2013 een aanslag op de controversiële islamcriticus Lars Hedegaard. De dader ontkwam, zijn motief is onbekend. Vanaf de tweede helft van 2012 steeg het aantal Europeanen dat zich bij de Syrische oppositie tegen Assad aansluit sterk. Velen van hen strijden aan de zijde van jihadistische netwerken. Gevreesd wordt dat een deel van hen geradicaliseerd terugkeert en betrokken raakt bij de opzet van netwerken en bij aanslagvoorbereidingen in Europa.

Ook andere vormen van terrorisme raakten Noord-Amerika en Europa. Op 18 juli 2012 kwamen zes personen en de dader om bij een zelfmoordaanslag op een bus met Israëlische toeristen in Burgas (Bulgarije). Twee Libanezen, die in verband met deze aanslag werden gearresteerd, waren vermoedelijk gelieerd aan Hezbollah. In de Verenigde Staten vermoordde een neonazistische skinhead op 5 augustus 2012 zes sikhs toen hij het vuur opende op een tempel die zij bezochten. In Polen werd in november 2012 een kleine terroristische cel ontmanteld die werd geleid door de chemicus Bruno Kwiecień. Hij was in een gevorderd stadium met de voorbereiding van een aanslag met zelfgemaakte explosieven op het Poolse parlement. De motieven van de man, die in de media al snel doorging voor de «Poolse Breivik», zijn nog steeds onduidelijk. Zeker is dat hij zich veelvuldig kritisch uitliet over de Poolse regering, die hij verantwoordelijk hield voor de slechte economische situatie. In Duitsland blijven de autoriteiten veel aandacht houden voor de dreiging van extreemrechts terrorisme na de ontdekking van de Nationalsozialistischer Untergrund (NSU). De NSU was verantwoordelijk voor tien moorden op immigranten en een politieagent in het eerste decennium van deze eeuw.

Dreiging tegen Nederland

De meest opvallende ontwikkeling in de voorbije twaalf maanden is de grote stijging van het aantal Nederlandse ingezetenen die zich aansluiten bij jihadistische netwerken in het buitenland, met name in Syrië. Vooral aan het einde van 2012 en begin 2013 reisden vele tientallen jongeren alleen of in kleine groepjes naar Syrië. De meesten ondergaan daar een gevechtstraining waarna zij worden ingezet in de strijd tegen de troepen van Assad. Niet alle uitreizigers zullen terugkeren. Van de terugkeerders zal een deel de draad van hun leven weer oppikken. Maar er moet rekening worden gehouden met enkelingen die zeer radicaal, getraumatiseerd en in hoge mate van geweldsbereidheid terugkeren. Door de grote aantallen uitreizigers is het buitengewoon moeilijk voor de diensten (AIVD, KMar en politie) om zicht op de reisbewegingen te houden. Hierdoor is de ongekende dreiging toegenomen.

Nederland blijft in de visie van jihadistische personen en organisaties een legitiem doelwit onder meer vanwege onze bijdragen aan internationale militaire en politionele missies en vanwege de vermeende discriminatie van moslims en de gepercipieerde beledigingen van de profeet in ons land. Ook in de rapportageperiode kwam Nederland in dit verband geregeld in beeld. Zo werd Nederland op jihadistische websites en in mainstreammedia enkele malen in verband gebracht met de omstreden film «Innocence of Muslims». Die film leidde tot felle protesten in veel islamitische landen. Verder werden Geert Wilders en Ayaan Hirsi Ali vermeld op een dodenlijst in de tiende editie van het jihadistische internetmagazine «Inspire», die in februari 2013 uitkwam.

Diverse radicale en extremistische groepen die zich profileren op thema’s als asielrechten en dierenrechten, of die zich bezighouden met extreem linkse of rechtse thematiek, lieten het afgelopen jaar door middel van publicaties en acties van zich horen. In sommige geval overtrad men daarbij de wet door bijvoorbeeld gebouwen te bekladden. In het voorjaar van 2013 liet het protest van extreemlinkse groeperingen en individuen tegen het asielbeleid een verharding zien waarbij ook personen die slechts indirect aan het asielbeleid zijn gelinkt (zoals architecten die betrokken waren bij de bouw van de detentiecentra) doelwit werden van acties. Het is niet te verwachten dat dergelijke groepen zich ontwikkelen tot terroristische organisaties. Het is echter niet uitgesloten dat eenlingen hun extremistische standpunten kracht willen bijzetten via gewelddadige acties.

Radicalisering

Radicale islamistische groepen als Sharia4Holland en Behind Bars zijn sinds eind 2010 in Nederland actief. Ze stellen geweldloos te zijn, maar verspreiden wel het jihadistische discours. In juni 2012 werd in DTN geconstateerd dat de grenzen tussen jihadistische netwerken en deze activistische groepen, ook vanwege de diverse onderlinge contacten, waren vervaagd. De laatste maanden vertonen de radicale islamistische groepen relatief weinig activiteit in Nederland, waarschijnlijk mede omdat diverse leden naar Syrië zijn uitgereisd.

Recent zijn er signalen van groeiende islamistische radicalisering van kleine groepen jongeren in diverse steden in Nederland. Dit uit zich onder meer in een sterke toename van het aantal jihadreizigers, maar ook in een toename van het radicale discours op internet en in sociale media. De radicalisering lijkt zich geheel of grotendeels buiten moskeeën af te spelen, in jeugdgroepen waarvan de leden elkaar in de virtuele en fysieke wereld ontmoeten en het jihadistische gedachtegoed delen. In deze kringen zijn ook personen actief die een faciliterende rol spelen bij de jihadgang van sommige jongeren.

Weerstand

Ondanks de signalen van toegenomen radicalisering van kleine groepen jonge moslims lijkt de weerbaarheid van Nederlanders tegen ideologisch geïnspireerd geweld nog steeds groot. Weerbaarheid laat zich lastig vaststellen, maar extremistische groepen hebben een zeer kleine actieve aanhang, en er deden zich in de onderhavige periode niet of nauwelijks extremistisch gemotiveerde geweldsincidenten in Nederland voor.

2. Strategische prioriteiten uit de Nationale CT-strategie 2011–2015

De kern van de CT-strategie is de zogenoemde «brede benadering», waarbij de bestrijding van terrorisme erop is gericht om extremisme in een zo vroeg mogelijk stadium te onderkennen en aan te pakken. De brede benadering omvat vijf pijlers:

  • Verwerven: verwerven en uitwisselen van informatie over mogelijke risico’s

  • Voorkomen: concreet voorkomen van aanslagen en gewelddadig extremisme

  • Verdedigen: bescherming van vitale objecten, diensten en personen

  • Voorbereiden: adequate voorbereiding op de mogelijkheid van een aanslag

  • Vervolgen: opsporing en vervolging van verdachten met een terroristisch motief

De CT strategie 2011–2015 benoemt vier prioriteiten voor de bestrijding van terrorisme en extremisme in de komende periode:

  • 1. Internationaal jihadisme

  • 2. Migratie en reisbewegingen

  • 3. Technologie en innovatie

  • 4. Doorontwikkeling stelsel Bewaken en Beveiligen (inclusief aanpak eenlingen)

Hieronder wordt de voortgang op deze vier prioriteiten besproken, waarna een overzicht volgt van het lopend beleid, ook op andere terreinen.

2.1 Internationaal Jihadisme en Migratie/Reisbewegingen

Hierboven is beschreven dat de belangrijkste bron van terroristische dreiging voor Nederland jihadistisch van aard is, met een nadruk op de recente mogelijke dreiging die uitgaat van het hoge aantal personen dat naar jihadistische strijdgebieden uitreist en op termijn terugkeert naar Nederland.

Hoewel de omvang van de ontwikkelingen aanleiding vormt voor verhoogde alertheid, zijn de dreigingen naar hun aard niet nieuw. In 2011 vormde ze al de basis voor de eerste twee prioriteiten in de CT-strategie: de bestrijding van het internationaal jihadisme en van jihadistische reisbewegingen. Op deze terreinen komen lokale en internationale detectie en aanpak bij uitstek samen, die hieronder ook in samenhang worden besproken.

Vanwege de overlap tussen bestrijding van internationaal jihadisme en jihadgang uit respectievelijk de terugkeer daarna naar Nederland wordt de voortgang op beide onderwerpen (en dus de eerste twee prioriteiten) hieronder in samenhang behandeld langs de pijlers van CT-strategie (verwerven, voorkomen enz.). Vanwege de actuele dreiging op deze thema’s zal deze beschrijving uitgebreider zijn dan op de andere thema’s. Het gaat dan om de volgende keuzes uit de CT-strategie 2011:

Nederland levert internationaal een bijdrage aan het voorkomen en neutraliseren van verdere escalatie in de jihadistische strijdgebieden. Inzicht in de ontwikkelingen in deze regio’s en de risico’s die daaruit voortvloeien is essentieel. De samenhang tussen buitenlands beleid, defensie, inlichtingen en nationaal contraterrorismebeleid gericht op de betreffende regio’s zal verder worden bevorderd, zowel op beleidsniveau als waar mogelijk ter plaatse.

Het kabinet initieert beleid om te voorkomen dat het migratiebeleid wordt misbruikt voor terroristische doeleinden, of dat personen die tot Nederland zijn toegelaten vatbaar raken voor radicalisering.

Er moet worden verhinderd dat vanuit Nederland reisbewegingen plaatsvinden naar trainingskampen en terroristische strijdgebieden (en andersom). Dit vraagt om verbetering van de grensbewaking, een optimaal functionerende migratieketen, veiligheidsbewustzijn bij contactfunctionarissen in binnen- en buitenland en een adequate informatiepositie van gemeenten, politie en inlichtingendiensten.

Om beter zicht te krijgen op (ongewenste) reisbewegingen zal worden verkend op welke wijze reisgegevens hiervoor gebruikt kunnen worden, incl. versterking van de informatiepositie inz. passagiersgegevens. (PNR, API, etc).

2.1.1. Detectie van internationaal jihadisme en jihadistische reisbewegingen

Aan de basis van de aanpak van de dreiging staat het proces van «verwerven», ofwel detectie. Hiermee wordt gedoeld op het verzamelen, duiden en gericht delen van informatie en inlichtingen ten behoeve van de aanpak. Partners in de detectie zijn AIVD, MIVD, de politie, de Kmar, het lokaal bestuur en de relevante maatschappelijke partners.

Reguliere inzet

Onderzoek naar de jihadistische dreiging is een doorlopende doelstelling van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Een belangrijke pijler van de diensten is de sterke positie op internet. De diensten investeren in een gezamenlijke sigint-cybereenheid. De doorlopende inzet zowel in het fysieke domein als op het internet is beschreven in de Voortgangsrapportage 2012. De Nederlandse I&V-diensten werken daarbij samen met de diensten in het buitenland, zoals de AIVD bijvoorbeeld in CTG-verband (Counter Terrorism Group).

Voor de AIVD zijn daarnaast de Regionale Inlichtingendiensten (RID), waaronder de Bijzondere Dienst van de KMar, een belangrijke bron van informatie voor de lokale detectie van mogelijk ongewenste reisbewegingen. In juni 2012 is gerapporteerd over het project RID 2015. Inmiddels is dit project omgezet in een programma met als doel de taken van RID-en te versterken, de kwaliteit van de mensen en middelen en de sturing te verbeteren.

De AIVD doet onderzoek naar jihadistische dreigingen tegen Nederlandse belangen in binnen- en buitenland. Dit onderzoek is gericht op het gehele spectrum van radicalisering tot en met het plannen van aanslagen. Indien mogelijk verstrekt de AIVD informatie aan nationale partners (zoals OM, politie, lokaal bestuur) en internationale partners (buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten). Naast jihadgang naar Syrië continueert de AIVD het onderzoek naar jihadistische dreigingen vanuit o.a. Pakistan, Somalië en Jemen, en vanuit Nederland zelf. Het internetonderzoek van de AIVD is niet gebonden aan landen en is gericht op terroristische dreigingen vanuit alle mogelijke landen en gebieden.

De MIVD doet onderzoek naar internationale terroristische netwerken en individuen die een bedreiging kunnen vormen voor defensiebelangen in Nederland en daarbuiten. De MIVD voorziet op deze wijze het ministerie van Defensie van de noodzakelijke (algemene en operationele) dreigingsinformatie. Voor de MIVD is de dreiging die uitgaat van jihadistische netwerken in Syrië ook belangrijk vanwege de inzet van de Nederlandse krijgsmacht in Turkije, de Multinational Force and Observers (MFO) in de Sinaï en de United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) in Libanon. Ook de regio Noord-Afrika/Sahel is al enige tijd onderwerp van MIVD-onderzoek vanwege de jaarlijks terugkerende oefening Flintlock en de daar aanwezige jihadistische netwerken. De antipiraterij inzet van de Nederlandse krijgsmacht was ook in de afgelopen rapportageperiode reden voor maatregelen om de ct-informatiepositie m.b.t. de Hoorn van Afrika en Jemen te verbeteren. Jihadistische activiteiten in de regio Afghanistan/Pakistan blijven een belangrijk aandachtspunt vanwege de ontplooide militaire middelen in Afghanistan en de aantrekkingskracht van deze gebieden op jihadisten uit het Westen, ook uit Nederland.

De politie maakt, als centrale partner in de detectie, gebruik van indicatoren voor het signaleren van radicalisering. Ook indicatoren van jihadgang zijn geformuleerd en beschikbaar gesteld aan de eenheden (handelingskader jihadgang, 2013). De politie wisselt internationaal doorlopend informatie uit via diverse kanalen, onder andere via Europol.

Ook lokale partners spelen een belangrijke rol in de verwerving van informatie. De afgelopen jaren is in de grotere gemeenten (met steun van de centrale overheid) geïnvesteerd in expertise en netwerken onder lokale professionals (van jeugdzorg, onderwijs enz.) en maatschappelijke sleutelfiguren. Zij worden betrokken bij het opmerken en delen van signalen van extremisme (vanuit een zorgperspectief). Ook zijn multidisciplinaire casusoverleggen geïnitieerd en afspraken gemaakt over informatieregistratie (zie de bijgevoegde beleidsdoorlichting). In het hele land zijn eerstelijnswerkers getraind op de signalering en aanpak van radicalisering. Tools en tips zijn verzameld in een online database (www.nctv.nl ), terwijl de trainingen zijn geborgd in de basisopleidingen en in diverse organisaties verspreid via train-de-trainer cursussen. Op deze wijze is de eerder verzamelde kennis ook nu beschikbaar voor eerstelijnswerkers die worstelen met de problematiek van jihadgangers.

Intensivering van de detectie van jihadgangers

Effectieve detectie van jihadgangers en van dreigingen die uitgaan van terugkeerders vereist (a) voldoende capaciteit (in termen van menskracht en kennis/kunde) en (b) effectieve structuren voor het verzamelen, duiden en delen van informatie (inclusief wetgeving en protocollen).

De AIVD heeft de capaciteit op dit terrein de afgelopen maand verhoogd. Speerpunt is het voorkomen van jihadistische aanslagen en deelname aan de jihad vanuit Nederland. Hierbinnen is jihadgang naar Syrië prioriteit. Dit geldt zowel voor het eigen lokale als internationale inlichtingenonderzoek als voor de samenwerking met (inter)nationale partners. In het kader van verbeterde detectie, hebben BZ en AIVD in de achterliggende periode trainingen verzorgd voor ambassademedewerkers in bestemmings- en doorreislanden van jihadreizigers. Doel is signalen te herkennen dat personen betrokken zijn (geweest) bij jihad en daarop adequaat te handelen.

Het onderzoek van de AIVD heeft de afgelopen periode geresulteerd in een aantal ambtsberichten aan het OM over personen die betrokken zijn bij jihadgang naar Syrië. Daarnaast heeft de AIVD een ambtsbericht uitgebracht aan de Raad voor de Kinderbescherming om te voorkomen dat minderjarigen naar Syrië uitreizen dan wel worden meegenomen.

In de rapportage uit 2012 zijn maatregelen beschreven ter verbetering van de informatiepositie van de MIVD. Naast de (ongewijzigde) voortzetting van deze maatregelen, zijn de afgelopen periode de activiteiten van MIVD geïntensifieerd om de informatiepositie over de jihadistische netwerken in Syrië en Mali verder te verbeteren.

Met de verhoging van het dreigingsniveau heeft ook de politie de aandacht voor internationaal jihadisme en jihadgang verscherpt. De politie zoekt verbinding met internationale onderzoeken naar terrorisme om de linken met Nederland inzichtelijk te maken. Dit heeft in een aantal gevallen geleid tot het uitvoeren van rechtshulpverzoeken voor buitenlandse politie- en justitiediensten.

Ook de KMar heeft de aandacht in de grensgebieden en aan grenzen op in- en uitreis geïntensiveerd. Dit geldt niet alleen voor de Grensbewaking en Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) maar ook voor de beveiliging van vitale objecten en subjecten (luchthavens en Koninklijke verblijven). De alertheid van de operationele medewerkers is verhoogd met een reeks van specialistische briefings. In het licht van de verhoogde dreiging, kan de KMar, op verzoek van het OM, @migo Boras inzetten. Zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 4 april 2013 (Kamerstuk 19 637, nr. 1647), kan het systeem @migoboras (in zeer ernstige gevallen) worden ingezet voor de rechtshandhaving en 1 augustus 2012 voor de handhaving vreemdelingenwetgeving.

Op lokaal niveau bewijzen reeds ontwikkelde netwerken nu hun waarde. In de kleinere gemeenten waar mogelijke jihadgangers zijn gesignaleerd worden dergelijke structuren inmiddels ook versterkt; uitwisseling van praktijkvoorbeelden tussen gemeenten wordt waar nodig gestimuleerd en gefaciliteerd vanuit de NCTV. Voor eerstelijnswerkers is het afgelopen jaar een speciale verdiepingstraining over islamistisch extremisme ontwikkeld, die specifiek ingaat op het fenomeen jihadgang.

Naast de hierboven beschreven versterking van capaciteit en kennis, is ook optimalisering van structuren voor informatiedeling van groot belang. De CT Infobox zal met gebruikmaking van informatiesystemen van partners en met hulp van indicatoren snel adviseren over de geïdentificeerde mogelijkheden op het vlak van informatieverstrekking of aanzetting tot handelen.6 Daarnaast kunnen AIVD, OM en politie informatie delen in het Afstemmingsoverleg Terrorismebestrijding (AOT). Aan het AOT kunnen desgewenst vertegenwoordigers van de regionale eenheden van de politie deelnemen. Daarnaast liet de NCTV simulatiespelen ontwikkelen en aanbieden, waarin de samenwerking tussen nationale en lokale partners bij informatieverwerving en -deling met personen uit alle betrokken organisaties en diensten is beoefend.

Reisgegevens

Zicht krijgen op reisbewegingen van personen waarvan een dreiging uitgaat, blijft essentieel voor deugdelijk onderzoek en eventuele interventies. Diverse opsporings-, handhavings- en veiligheidsdiensten achten het nodig te kunnen beschikken over deze reisgegevens, ook wel «travel information» genoemd. Op dit moment is het juridisch niet altijd mogelijk deze gegevens te ontvangen of analyseren in het kader van de bestrijding van terrorisme. Daarom wordt er momenteel onderzocht op welke manier het gebruik van dergelijke data mogelijk kan worden gemaakt voor genoemde doelen.

Personen waarvan een dreiging uitgaat en die Europa uit- of inreizen, reizen niet per se via de lidstaat die informatie over deze persoon heeft. Het is daarom essentieel om op Europees niveau uiteindelijk het uitwisselen van informatie over terroristen of zware criminelen tussen lidstaten mogelijk te maken. Nederland heeft, naast het Verenigd Koninkrijk, duidelijk een inhoudelijke voorsprong op dit dossier. Daarom neemt Nederland het initiatief om, samen met enkele lidstaten, de nodige Europese samenwerking op dit terrein te versterken.

Een concreet voorbeeld is het zogenaamde Passenger Name Record (PNR) dossier. Momenteel werkt de Europese Commissie aan een voorstel voor een EU-systeem voor de uitwisseling van PNR-gegevens van vliegtuigpassagiers voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terrorisme. Hoewel er bijzonder brede steun is in de lidstaten en in de JBZ-Raad voor de PNR-richtlijn, heeft Nederland zich (als enige-Oostenrijk stemde tegen) van stemming onthouden in de JBZ-raad, vanwege de bewaartermijn van gegevens. Eind april 2013 heeft de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement de ontwerprichtlijn voorlopig verworpen in een oriënterende stemming. Het is onduidelijk hoe het verdere EU-proces zal verlopen. De vertraging op Europees niveau weerhoudt Nederland er niet van om te verkennen op welke wijze reisgegevens toch beschikbaar kunnen komen voor de bestrijding van terrorisme. Nederland nam inmiddels het initiatief tot een verkennende studie met een aantal andere lidstaten.

De behoefte om passagiers- en reserveringsgegevens te gebruiken voor het tegengaan van jihadgang, maakt deel uit van een bredere behoefte aan het gebruik hiervan in de strijd tegen zware criminaliteit, zoals mensenhandel en terrorisme. De groei van jihadistische reisbewegingen uit Europa maakt de structurele behoefte urgent en vraagt om hernieuwde en geïntensiveerde inzet op Europese of zo nodig nationale wetgeving die dekkende registratie en gebruik van passagiers-gerelateerde informatie mogelijk maakt.

2.1.2. Interventie bij internationaal jihadisme en jihadistische reisbewegingen

De aanpak van jihadistisch terrorisme en extremisme noodzaakt tot intensieve nationale en internationale samenwerking op alle pijlers van de CT-strategie die te maken hebben met «interventie» (voorkomen, voorbereiden, vervolgen), waarbij het zowel gaat om maatregelen op het juridisch als op het bestuurlijke vlak. Hieronder wordt eerst de internationale inzet besproken, daarna volgt de nationale aanpak.

Internationale aanpak

Nederland levert een actieve bijdrage aan de internationale aanpak, zowel in algemene multilaterale verbanden als de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU) en in meer gerichte verbanden zoals het Global Counterterrorism Forum (GCTF). De Nederlandse inbreng is telkens gericht op de CT-prioriteiten (met name jihadistische reisbewegingen, de aanpak via internet/sociale media, en geradicaliseerde eenlingen).

De specifieke contraterrorisme inzet richt zich op Europese uitwisseling en samenwerking bij de aanpak en – buiten Europa – op capaciteitsopbouw in conflictregio’s. De nadruk bij dit laatste ligt op het in een vroegtijdig stadium onderkennen en tegengaan van radicaliserings en op de noodzaak van inachtneming van mensenrechten en rechtsstaatbeginselen. Daarnaast zijn naast ook algemene ontwikkelingssamenwerking-initiatieven van groot belang. Conflicten en instabiliteit in landen als Syrië en de Sahel, raken immers Nederland via piraterij, wapen-, drugs- en mensenhandel en illegale immigratie maar ook via bedreigingen van terrorisme. Investeringen in armoedebestrijding en conflictpreventie kunnen onderliggende oorzaken van conflicten wegnemen, en daarmee symptomen zoals terrorisme helpen voorkomen.

Verenigde Naties en Europese Unie

Nederland draagt bij aan de rol van de VN bij de bestrijding van terrorisme, onder meer via financiële steun aan de Counter Terrorism Implementation Task Force en het Counterterrorism Executive Directorate. Activiteiten richten zich vooral op preventie (dialoog, grensmanagement, strafbaarstelling rekrutering). Helaas bevinden de onderhandelingen over een alomvattend VN-terrorismeverdrag zich onverminderd in een impasse. Daarnaast waren de resultaten van de AVVN7-review van de VN-CT- teleurstellend. Zo werd geen overeenstemming bereikt over de instelling van een CT-Coördinator. Nederland streeft ernaar dat deze positie in 2013 alsnog wordt gecreëerd.

Op 30 mei jl. heeft de VN-Veiligheidsraad besloten Jabhat Al-Nusra op de Al-Qaida-sanctielijst te plaatsen. Effecten zijn bevriezing van tegoeden, reisverbod en wapenembargo. Dit besluit vindt zijn internationaalrechtelijke basis in VN Veiligheidsraadresolutie 2083 en alle VN-lidstaten zijn derhalve verplicht per direct de benodigde uitvoeringsmaatregelen te nemen. Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling beschouw ik de motie hierover8 d.d. 28 mei als uitgevoerd.

De EU nam, met actieve steun van Nederland, in januari 2013 een «Actieplan Terrorismebestrijding» aan voor de Hoorn van Afrika en Jemen. Prioriteiten zijn: «rule of law»/mensenrechten, tegengaan gewelddadig extremisme en terrorismefinanciering. In dit kader worden programma’s ontwikkeld. Juni 2012 is overeenstemming bereikt over de veiligheids- en contra-terrorismestrategie gericht op Pakistan. Ook hier zet Nederland in op actieplannen voor criminal justice/rule of law en tegengaan van radicalisering. Vooruitgang is geboekt op de Europese samenwerking t.a.v. jihadreizigers. Een notitie opgesteld door de Europese Counter-Terrorism Coordinator (EU CTC) is besproken in de JBZ-raad van 7 juni jl. Nederland speelde een voortrekkende rol in de totstandkoming ervan en maakt zich sterk voor de uitvoering van actiepunten (bv. versterking monitoring reisgegevens, uitwisseling van lokale practices en verspreiding van counter-narratives).

De EU is een interessante partner voor cofinanciering van transnationale initiatieven. Twee Nederlandse projecten zijn dit jaar gehonoreerd: één om een internationale conferentie over grootschalige maatschappelijke onrust te organiseren, de andere om familieleden van islamistisch- en rechts-extremisten beter te betrekken bij de radicaliseringaanpak.

Andere internationale gremia

Nederland werkt in GCTF-kader mee aan capaciteitsopbouw in Noord-Afrika, gericht op getuige- en bronbescherming in terrorismezaken. Een ander GCFT-resultaat is het «International Institute for Justice and the Rule of Law» in Tunis. Nederland draagt hier bij aan een curriculum over terrorismebestrijding voor politie en justitie professionals. Tot slot zijn Nederlandse beleidsmakers en eerstelijnswerkers prominent aanwezig in de leiding en deelname van uitwisselingsverbanden als het European Policy Planners Network (PPN) en het EU-«Radicalisation Awareness Network» (RAN).9 Zo initieerde Nederland in het voorjaar een bijeenkomst van RAN, de EU CTC en enkele Lidstaten, rondom de problematiek van jihadreizigers.

Terrorismelijsten en Terrorismefinanciering

De hierboven genoemde activiteiten zijn vooral gericht op de pijlers «voorkomen/voorbereiden» van de CT-strategie. Daarnaast werkt Nederland uiteraard ook in internationaal verband aan een meer repressieve aanpak (vervolgen). Zo is er de uitvoering van internationale sanctiemaatregelen (o.m. Veiligheidsraadresolutie 1373). De «nationale terrorismelijst» wordt minimaal twee maal per jaar herzien. In de periode sinds 30 mei 2012 leidde dat tot één delisting (20/06/2012). Momenteel is de Sanctieregeling 2007-II van toepassing op tien personen en vier organisaties. De lijst is beschikbaar op www.rijksoverheid.nl .

Nederland zet ook de inspanningen voort in de «Like-Minded Group on Improving fair and clear procedures for a more effective UN sanctions system». Deze groep droeg bij aan de instelling van een VN-Ombudspersoon ter begeleiding van delisting-verzoeken in het kader van het Al Qaida-sanctieregime (ref. VNVR-resolutie 1904 en 1989). Mede op Nederlandse instigatie is eind 2012 het mandaat van de Ombudspersoon verder versterkt. Voorts maakte Nederland afspraken over toegang tot al dan niet vertrouwelijke informatie in het kader van beoordelingen van een verzoek tot delisting. Nederland sprak de bereidheid uit om, indien er aanleiding is te veronderstellen dat Nederland over relevante informatie beschikt, zo tegemoetkomend mogelijk te zijn, uiteraard met inachtneming van nationale wettelijke kaders.

In EU-kader heeft Nederland gepleit voor plaatsing van Hezbollah op de terrorismelijst. Hiervoor ontbreekt tot op heden consensus, maar mede als gevolg van de conclusie van de Bulgaarse autoriteiten dat de militaire tak van Hezbollah verantwoordelijk is voor de aanslag in Burgas (juli 2012), is het onderwerp weer actief onderwerp van gesprek tussen EU-lidstaten. De actuele discussie spitst zich toe op een initiatief van het Verenigd Koninkrijk de militaire vleugel van Hezbollah op de EU-terrorismelijst te plaatsen. Bij gebrek aan zicht op overeenstemming over Hezbollah in zijn totaliteit als terroristische organisatie aan te merken, verleent Nederland actieve steun aan dit voorstel. In maart van dit jaar heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over mogelijkheden over de plaatsing van Hezbollah op de EU-terrorismelijst. Met deze passage geef ik uitvoering aan deze toezegging.10

De aanpak van terrorisme gerelateerde geldstromen is een ander voorbeeld van internationale samenwerking op de repressieve aanpak. De Landelijke Eenheid van de politie brengt structureel de financiële stromen vanuit Nederland naar het buitenland (financiering terrorisme) in kaart. Hierbij wordt nauw samengewerkt met Financial Intelligence Unit (FIU). Financiering terrorisme: is een structureel aandachtsgebied van FIU in samenwerking met Dienst Landelijke Informatie Organisatie (DLIO). Hierbij is er in het bijzonder aandacht voor financiering van personen en/of van organisaties die als terroristisch zijn aangemerkt.

Nationale aanpak

Bij de nationale aanpak van jihadisme en jihadreizigers werken politie, OM, IND, NCTV en lokaal bestuur nauw samen op de sporen van voorkomen, voorbereiden en vervolgen. Het DTN constateerde in het afgelopen jaar dat het tegengaan van jihadreizen problematisch is. De mogelijkheden tot vervolging worden beperkt door de uitdaging van bewijslastvergaring, terwijl het ontmoedigen van potentiële uitreizigers lastig blijkt. Daarnaast is er een risico dat autoriteiten, vanwege de verhoogde aantallen, zicht verliezen op uitreizigers en terugkeerders. Overigens kampen andere westerse landen met gelijke uitdagingen. Daarnaast stelde het DTN vast dat de aandacht voor radicalisering in politiek, bestuur en samenleving in de afgelopen jaren afnam. Dat is begrijpelijk in het licht van de tot voor kort beperktere dreiging, maar tevens zorgelijk nu er aanwijzingen zijn dat islamistische radicalisering groeiende is. Om deze trend te keren, hebben de nationale CT-partners de inzet geïntensiveerd langs de hieronder beschreven lijnen.

2.1.3 Voorkomen en Voorbereiden

De aanpak om terrorisme en extremisme te voorkomen en om partners zo goed mogelijk op hun taken in deze aanpak voor te bereiden, wordt vooral uitgevoerd in de combinatie van politie, lokaal bestuur en andere partners als het OM en de IND.

De politiële aanpak van jihadgangers begint bij signalering. De politie onderhoudt in de wijken contact met mensen uit moslimgemeenschappen en moskeebesturen om signalen over radicalisering op te vangen en geleidt deze door naar het openbaar bestuur of het OM. Daarnaast heeft de politie uiteraard een rol in eventueel opsporingsonderzoek. In april 2013 is het hierboven genoemd «handelingskader jihadgang» opgesteld en aan de politiechefs en informatieknooppunten van alle eenheden gezonden. Dit kader geeft handvatten over wat te doen in concrete gevallen van uitreis of terugkeer. Daarnaast organiseerde de politie themadagen in het kader van operationele samenwerking, met nadrukkelijke aandacht voor (internationaal) jihadisme. Deelnemers zijn aangewezen vertegenwoordigers van de eenheden en van de belangrijkste ketenpartners.

De afgelopen periode is vanuit NCTV, AIVD en CT-infobox de samenwerking versterkt met de lokale bestuurlijke aanpak van jihadreizigers. De burgemeester kan in de lokale driehoek een aanpak op maat inzetten op een persoon en zijn of haar omgeving om met hulpverlening en/of pressiemiddelen personen los te weken uit het extremisme. In relevante gemeenten zijn casusoverleggen ingericht om informatie uit te wisselen en tot multidisciplinaire afstemming te komen over de aanpak. De AIVD verstrekt met een ambtsbericht persoonsgegevens over potentiële uitreizigers en terugkeerders en kan achtergrondinformatie geven. De NCTV faciliteert door het bieden van handelingsperspectieven en instrumenten (toolbox). In afstemming met de CT Infobox wordt onderzocht of een persoonsgerichte aanpak mogelijk is, leidend tot een advies aan de NCTV.

Concreet zijn lokale partners in de afgelopen periode bijgestaan met:

  • 1. Kennis en kunde vergroten: zorgen dat het kennisniveau (bewustwording en signalering) van relevante gemeenten, regio’s en instellingen op orde is.

  • 2. Samenwerkingsverbanden versterken: verbinden van lokale, regionale, nationale en operationele partners om te zorgen dat de informatie-uitwisseling, netwerk en afstemming op orde is.

  • 3. Interventiemogelijkheden verbeteren: zorgen voor inzicht in en toegang tot beschikbare interventiemogelijkheden (zoals nuttige generieke trajecten, speciale reclasseringsmedewerkers, of externe specialisten)

De volgende resultaten zijn behaald:

  • Met alle relevante gemeenten en sectoren onderhoudt de NCTV contact. In alle gemeenten wordt een multidisicplinaire aanpak uitgevoerd door gemeenten en politie politie, zo nodig ondersteund op adviezen van de NCTV,.

  • Netwerken in de relevante gemeenten sectoren zijn op orde gebracht. Ingang bij alle relevante partijen (gemeenten, politie, RID, jongerenwerk, jeugdzorg, veiligheidshuis enz.) is geregeld voor informatiedeling en behoeftepeiling

  • Het NCTV-aanbod van trainingen en beschikbare middelen is onder de aandacht gebracht in de relevante gemeenten en sectoren.

  • Met relevante gemeenten en sectoren zijn bijeenkomsten georganiseerd om kennis, samenwerkingsverbanden en interventiemogelijkheden onder de aandacht te brengen.

Binnen de IND is een portefeuille Nationale Veiligheid belegd om adequaat invulling te geven aan de vreemdelingrechtelijke en nationaliteitsrechtelijke mogelijkheden t.a.v. terrorismebestrijding. Daarnaast participeert de IND in de CT Infobox en zijn er bilateraal samenwerkingsverbanden met AIVD en MIVD.

De samenwerking met de diensten is onlangs opnieuw vastgelegd in een convenant.11 Resultaat is onder meer dat de informatie-uitwisseling efficiënter is ingericht en beter aansluit op de termijnen en doorlooptijden van verblijfsrechtelijke procedures. Er bestaat een meldstructuur voor signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar vormt voor de nationale veiligheid; deze is het afgelopen jaar verder ontwikkeld. Om te zorgen dat relevante signalen de I&V-diensten bereiken, investeerde de IND het afgelopen jaar in het veiligheidsbewustzijn van medewerkers van alle directies. In de interne communicatie wordt de meldstructuur m.b.t. signalen van radicalisering d.m.v. berichten en presentaties op IND-locaties steeds nadrukkelijk onder de aandacht gebracht.

Ook in verband met jihadreizen worden alle vreemdelingrechtelijke mogelijkheden bezien en worden zo nodig vreemdelingenrechtelijke maatregelen genomen. Als er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling die uitreist mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid, vormt dit een grond voor intrekking of niet verlening van de verblijfsvergunning. Hierbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan een ambtsbericht van de AIVD aan de IND. Een verblijfsvergunning kan, op grond van de Vreemdelingenwet, ook om andere redenen dan gevaar voor de nationale veiligheid worden ingetrokken – bijvoorbeeld het verplaatsen van het hoofdverblijf buiten Nederland, het verstrekken van onjuiste gegevens, of het vormen van een gevaar voor de openbare orde. Ook deze andere intrekkings- of weigeringsgronden worden, als ze aan de orde zijn, altijd in ogenschouw genomen. Ook wordt steeds bekeken of de vreemdelingrechtelijke mogelijkheden kunnen worden vergroot. Zoals hierboven beschreven kan @migoboras ook worden ingezet voor de vreemdelingenwetgeving.

2.1.4 Vervolgen: strafrechtelijke aanpak

Het OM heeft het wettelijke instrumentarium om samen met politie en in afstemming met de AIVD, daar waar mogelijk, strafrechtelijkop te treden tegen jihadgangers. Zo is het deelnemen aan de jihadistische strijd of volgen van training (in binnen- of buitenland) strafbaar (art. 134a WSr). Afhankelijk van het concrete geval, is het ook mogelijk om terugkeerders te vervolgen voor het plegen van andere terroristische misdrijven. Hierbij kan worden gedacht aan moord of het teweeg brengen van een ontploffing met terroristisch oogmerk, voorbereidings-handelingen daartoe of deelname aan een terroristische organisatie (art. 83a e.v. WSr).

Daarnaast is het ronselen of rekruteren van personen voor de jihad strafbaar gesteld. In het bijzonder moet hierbij worden gedacht aan het werven van een persoon voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd (art. 205 WSr) en het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme (art 134a WSr). Tijdens het AO terrorismebestrijding van 22 mei 2013 heb ik uw Kamer toegezegd te zullen onderzoeken of het mogelijk is in de Rijkswet op het Nederlanderschap aan te passen, zodat ook het deelnemen aan non-statelijke of terroristische strijdgroepen kan leiden tot verlies van het Nederlanderschap.

Het is echter niet makkelijk om de intenties van een persoon om op reis te gaan te achterhalen en te bewijzen. Daarnaast is het bijzonder ingewikkeld om bewijs te vergaren in landen waar geen rechtshulprelatie mee bestaat of waar onderzoek nauwelijks mogelijk is, zoals Syrië. Uiteraard zet het OM, in samenwerking met inlichtingendiensten en politie alles op alles om de bewijslast in concrete gevallen rond te krijgen. Vanzelfsprekend is hierbij intensieve samenwerking en gegevensuitwisseling tussen opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten, nationaal en internationaal, een absolute noodzaak. Het OM heeft dan ook continue afstemming met de diverse betrokken partners, zowel over het beleid als over concrete casussen.

Over het al dan niet plaatsvinden van een strafrechtelijk onderzoek naar concrete personen of netwerken, doet het OM, vanwege het mogelijk doorkruisen van opsporingsbelangen, geen enkele mededeling, ook niet over de vraag of een dergelijk onderzoek wel of niet loopt.

2.1.5 Aanpak Jihadistisch discours/propaganda en Internet

Naast de hierboven besproken politiële, bestuurlijk en justitiële aanpak van (potentiële) jihadisten, zijn ook interventies op het «virtuele» domein belangrijk onderdeel van de aanpak12. Terrorisme bestaat voor een groot deel uit propaganda; het aanjagen en in stand houden van angst is een wezenlijk onderdeel van de jihadistische strategie. Daarnaast is de propaganda gericht op mobilisering van de achterban en rekrutering voor de strijd. Om dit belangrijk punt te adresseren zijn in de CT-strategie uit 2011 de volgende prioritaire keuzes gemaakt:

Nederland zet zich in tegen de verspreiding van jihadistische propaganda en voor de beperking van het effect van het jihadistisch discours. Dit gebeurt door het aanpakken van extremistische websites en door het stimuleren van de ontwikkeling van tegengeluiden (counter-narratives) in samenwerking met internationale partners.

Het kabinet zal door strategische allianties met publieke en private partners in binnen- en buitenland misbruik van het internet voor terroristische doeleinden monitoren en zo veel mogelijk tegengaan. De in Nederland ontwikkelde gedragscode «Notice-and-Take-Down» (NTD) wordt internationaal uitgedragen als voorbeeld van samenwerking tussen overheid en de private sector ten behoeve van een veiliger internet.

Ook in de afgelopen periode hebben de verantwoordelijke diensten sociale media en webfora gemonitord met het oog op CTE-dreiging (primair in relatie tot het stelsel Bewaken en Beveiligen). Zonodig worden er rapportages/analyses gemaakt en aan de relevante partners gestuurd ter behandeling. Waar mogelijk zorgt de politie – uiteraard in samenspraak met het OM – dat strafbare, radicale dan welextremistische boodschappen van het internet worden verwijderd. Er wordt in dit kader ook frequent geacteerd op rechtshulpverzoeken. Begin 2013 is met subsidie van de NCTV een project gestart om met publiek-private samenwerking dreigingen op het internet sneller en beter te detecteren. De eerste proeven laten veelbelovende resultaten zien.

Verwijdering van illegale of ongewenste extremistische content kan ook via de zgn. Notice and Take Down (NTD) procedures. Op basis van deze in Nederland ontwikkelde publiek-private gedragscode kunnen websitebeheerders worden aangespoord zelf content te verwijderen die niet met de eigen gebruiksvoorwaarden strookt. De NTD-procedure heeft overigens niet plaatsgevonden het afgelopen half jaar.

In januari 2013 is het project Clean IT afgerond. In dit project kwamen overheden, NGO’s een private partijen uit de internet industrie tot een gezamenlijk voorstel over hoe terrorisme via internet beter bestreden kan worden. Er zijn samenwerkingsafspraken tussen publieke en private partijen vastgelegd en er is een lijst van best practices – alles zorgvuldig afgewogen tegen het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het belang van een vrij toegankelijk internet voor een ieder. Het project werd mede uitgevoerd door België, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Duitsland, Portugal, Roemenie, Hongarije, Griekenland, Oostenrijk en Denemarken.

Hoewel de verwijdering van extremistische boodschappen van het internet belangrijk blijft, is de effectiviteit uiteindelijk beperkt omdat de content snel weer opnieuw opduikt. Aanvulling is nodig met een zogenaamde «counter narrative strategie» gericht op het weerspreken van de extremistische boodschap en het bieden van aansprekende alternatieven. De NCTV heeft de afgelopen periode samen met AIVD en MIVD gewerkt aan een nationale «counter narrative strategie». In dat kader is nationaal en internationaal bestaand counternarrative materiaal verzameld. Momenteel wordt – in internationaal verband – uitgewerkt hoe dit materiaal effectief in samenwerking met maatschappelijke partners in te zetten. Interessant initiatief in dit verband zijn de lopende projecten in Indonesië en Pakistan, die vanuit BZ worden gefinancierd om «moderate voices» te promoten, onder mee door de verhalen in te zetten van slachtoffers van terrorisme-aanslagen.

2.2 Technologie en innovatie

Hierboven is uitgebreid ingegaan op de aanpak van de belangrijkste dreiging van het moment: het internationaal jihadisme en de jihadreizigers. Hieronder worden de andere prioriteiten uit de CT-strategie besproken: technologische innovatie, cbrn-e en de aanpak van geradicaliseerde eenlingen en security-awareness.

2.2.1. Technologische innovatie

De CT-strategie formuleert de volgende keuze ten aanzien van technologische vernieuwingen:

Op basis van periodieke verkenningen naar technologische vernieuwingen wordt bezien welke mogelijkheden ondersteund of toegepast moeten worden, danwel moeten leiden tot aanpassing van beleid. De overheid kan zelf fundamenteel onderzoek initiëren en subsidiëren, Bijzondere aandacht hebben daarbij technologische trends in de (burger-)luchtvaart.

De activiteiten die voortvloeien uit de technologieverkenning van 2011, zijn inmiddels ondergebracht in het innovatieprogramma van de NCTV, waarbinnen innovatieprojecten worden geselecteerd en gefinancierd. Met een pilot is verkend welke mogelijkheden de open bronnen software SeaJas Search biedt voor CT-informatiespecialisten (eind 2012 afgerond). Ook het project Beelmerkherkenning, gericht op herkenning van terroristische logo’s in beeld- of videomateriaal op websites, is afgerond. In 2013 gaan binnen het programma Veilig door Innovatie diverse nieuwe projecten van start. Al begonnen is het project dreigtweet-monitor, gericht op automatische herkenning van potentieel relevante dreigtweets.

De politie onderzoek kansen en bedreigingen van technologie, mede in relatie tot terrorisme en extremisme, i.s.m. TNO aan de hand van een «Technologieradar». De rapportage is in 2012 opgeleverd. De radar is richtinggevend voor technologische vernieuwing en wordt tevens gebruikt als kapstok voor samenwerking met (buitenlandse) politie organisaties en partners in industrie en veiligheid.

Een andere ontwikkeling betreft operationele sensing infrastructuur en technische sensoren. De focus ligt daarbij op nieuwe slimme sensoren t.b.v. detectie en monitoring van radiocommunicatie waar dreigingen vanuit (kunnen) gaan. Daarnaast vonden i.s.m. operationele partners in opsporing en bewaken en beveiligen diverse doorontwikkelingen plaats van operationele technologie in het kader van Opnemen Vertrouwelijke Communicatie, telecommunicatie, peilen, Digitale Opsporing en Observatie. Ten behoeve van Interventie is met name gewerkt aan eigen, onafhankelijke communicatiesystemen.

2.2.2 CBRN/E

De volgende prioritaire keuze is geformuleerd in de CT-strategie:

De beheersing van risico’s van verspreiding van chemische, biologische, radiologische en nucleaire wapens vergt nauwe samenwerking op het gebied van inlichtingendiensten en internationale samenwerking. Dit geldt ook voor zelfgemaakte explosieven.

Het deelprogramma Zelfgemaakte explosieven is erop gericht de fabricage en de inzet van zelfgemaakte explosieven te bemoeilijken. Op nationaal niveau wordt hieraan uitvoering gegeven via de voor en door de ketenpartners gerealiseerde Strategie ter Bestrijding Misbruik (zelfgemaakte) Explosieven 2011–2015, met projecten die gericht zijn op alle fasen in de veiligheidsketen. De voortgang verloopt conform planning. In januari 2013 hebben het Europees Parlement en de Raad een verordening aangenomen over het op de markt brengen en gebruik van precursoren van explosieven. Hiermee wordt de verkoop van bepaalde chemicaliën aan particulieren aan banden gelegd en worden bedrijven verplicht om verdachte transacties van een groot aantal chemicaliën te melden bij de overheid. Nederland is gestart met het implementatietraject en werkt met Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden aan een bewustwordingscampagne. In 2012 zijn daarnaast politie, Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD), het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), KMar en AIVD aangesloten op het nationale Bom Data Systeem. Met dit systeem hebben zij kennis over voorgaande incidenten in Nederland altijd bij de hand bij operationele inzet en blijven zij op de hoogte van de laatste trends en ontwikkelingen. Ook zijn bewustwordingsdagen opgezet over het misbruik van vuurwerk, voor de zittende magistratuur, openbaar ministerie en politie. Tot slot is gewerkt aan de organisatie van de internationale oefening XXplosive 2013, die in oktober 2013 in Nederland zal plaatsvinden tegelijkertijd met het gerenommeerde International Symposium on the Analysis and Detection of Explosives 2013 (ISADE2013).

Gezien de potentieel disproportionele effecten van een aanslag of incident met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN) stoffen, richt het deelprogramma «CBRN» zich op maatregelen om de kans op CBRN-terrorisme te minimaliseren. Ook wordt ingezet op een optimale respons om bij eventuele incidenten de (mogelijke) gevolgen zo klein mogelijk te maken. Het afgelopen jaar zijn maatregelen getroffen bij risicovolle CBRN-onderzoeksinstellingen als ziekenhuizen, laboratoria en universiteiten. Zo wordt gewerkt aan het op niveau brengen en houden van de beveiliging bij de instellingen, bijvoorbeeld door het verzorgen van security awareness trainingen en oefentrajecten. De implementatie van maatregelen bij deze instellingen loopt tot en met 2013. Om de resultaten ook na 2013 te borgen, zijn het afgelopen jaar nieuwe instrumenten ontwikkeld om deze instellingen te stimuleren om weerstandsverhogende maatregelen te (blijven) nemen en hen hierbij te ondersteunen. Deze worden vanaf mei 2013 uitgerold, onder meer via een CBRN Security Dag.

Ook op het gebied van biosecurity zijn nieuwe maatregelen ingezet. Deze staan nationaal en internationaal in de aandacht n.a.v. het H5N1-onderzoek (vogelgriep). In 2013 is bij het RIVM een pilot «bureau biosecurity» opgezet. Tevens zijn de noodzakelijke aanpassingen van wetgeving op het gebied van het melden van biologische agentia en beveiligingsmaatregelen geïnventariseerd. Nederland ondersteunt verschillende internationale initiatieven op dit terrein, als bijvoorbeeld het door de World Health Organisation (WHO) structureel (internationaal) agenderen van biosecurity en dual use dilemma’s. Voor de nucleaire sector wordt binnenkort een (vertrouwelijke) referentiedreiging voor ICT vastgesteld. Deze is in 2012 en 2013 ontwikkeld door EZ en de NCTV (o.a. NCSC) in samenwerking met de relevante ketenpartners en de nucleaire sector. Op verzoek van onder meer Nederland wordt Europees een andere richting ingeslagen voor het CBRN Actieplan. Daarbij wordt meer gestuurd worden op prioriteiten en resultaten en wordt de verantwoordelijkheid hiervoor meer bij de lidstaten belegd. Wat betreft Nederland zijn de belangrijkste prioriteiten: gezamenlijke internationale oefeningen, security awareness bij opslag, transport en verkoop van stoffen, en tot slot Research and Development.

Tot slot zijn verbeteringen voor de voorbereiding op CBRN/E-incidenten geprioriteerd, zoals het herzien van de bestaande protocollen. Deze prioritaire projecten worden in 2013 afgerond. Sinds 1 november 2012 is bij de politie het landelijk loket/expertisecentrum CENTREX CBRN/E in werking dat de veiligheidsrisico’s bij incidenten of dreigingen met CBRN/E-middelen zo veel mogelijk moet voorkomen of beperken. Verschillende (politie) meld- en expertisepunten op het gebied van CBRN/E zijn hierin samengebracht en zijn 24/7 beschikbaar voor het versterken van operationele kennis en expertise. In de korte bestaansperiode heeft het loket goede resultaten geboekt in het vroeg signaleren van dreigingen en advisering van lokaal ingezette politie experts.

In 2012 is de voorbereiding op de Nuclear Security Summit 2014 van start gegaan, zowel van de bewakings- en beveiligingsaspecten en de logistiek als de Nederlandse positie voor deze top. Daarnaast organiseert de NCTV in februari 2014 de grote internationale oefening @tomic 2014, als side event van de Nuclear Security Summit. Ook zijn eind 2012 twee internationale projecten van start gegaan in het kader van de EU CBRN Risk Mitigation Centres of Excellence, die worden uitgevoerd door de NCTV in samenwerking met het NFI, RIVM en TNO. Het eerste richt zich op het verbeteren van multidisciplinaire samenwerking in een aantal landen in Zuidoost-Europa en Zuidoost-Azië. Het tweede richt zich op het ontwikkelen van een risicobeoordelingsproces in een aantal landen in Zuidoost-Europa, het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Zuidoost-Azië.

2.3 Doorontwikkeling stelsel Bewaken en Beveiligen

Voor een effectief functionerend stelsel Bewaken en Beveiligen is het van belang het stelsel op essentiële onderdelen verder te ontwikkelen. De CT-strategie benoemt daarbij twee prioritaire thema’s: geradicaliseerde eenlingen en security awareness & performance. 13

2.3.1 Geradicaliseerde eenlingen

De CT-strategie geeft hier de volgende keuze aan:

Om meer zicht te krijgen op de risico’s van geradicaliseerde eenlingen wordt de alertheid op lokaal niveau vergroot. Ook wordt nader onderzoek verricht naar de oorzaken van dit type dreiging en concrete oplossingsrichtingen, zoals vroegtijdige detectie en maatgerichte interventies.

Geradicaliseerde eenlingen maken deel uit van de bredere groep zogenaamde «potentieel gewelddadige eenlingen» (PGE).14 Begin 2012 is de aanpak op het thema langs een drietal ingezet en in de eerste helft van 2013 verder geïntensiveerd:

  • 1. Het verhogen van de «awareness» onder eerstelijns professionals als docenten, wijkagenten, GGZ medewerkers, jongerenwerkers en beleidsmedewerkers van gemeenten in een reeks multidisciplinaire trainingen. Hen is een handreiking geboden voor herkennen van kenmerken en een handelingsperspectief om gewelddadig gedrag te voorkomen of te keren. In totaal zijn ca. 1100 professionals getraind. Op dit moment worden de trainingen geëvalueerd door het WODC; de uitkomsten worden meegenomen in een eventueel vervolg. Daarnaast wordt een toolbox met informatie en trainingsmateriaal ontwikkeld (zie onder par.3.2).

  • 2. Het beperken van de toegang tot middelen waarmee gewelddadige eenlingen mogelijke gewelddaden kunnen plegen, zoals wapens, explosieven en grondstoffen. Zo zijn 225 ambtenaren en bijzondere agenten, die in het primaire proces belast zijn met het afgeven van wapenverloven, getraind in wet- en regelgeving rondom wapens en wapenverloven alsmede op het herkennen van afwijkend gedrag.

  • 3. Het zorgdragen voor een goede en zorgvuldige opvolgingsstructuur bij eventuele vragen of meldingen. Zo wordt onder meer de mogelijkheid van een operationeel advies- en expertisepunt voor PGE onderzocht.

De AIVD verricht op basis van de Wet op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 regulier onderzoek naar personen en organisaties die een bedreiging vormen tegen de nationale veiligheid. Hieronder vallen ook geradicaliseerde eenlingen. De AIVD werkt hier operationele en beleidsmatige samen met diverse partners waaronder de NCTV, de IND, OM en politie. Operationeel zet de AIVD in Nederland het onderzoek voort naar een aantal geradicaliseerde eenlingen. Op basis van een ambtsbericht van de AIVD heeft de politie in de rapportageperiode één persoon aangehouden die als zodanig kan worden gekenschetst.

De MIVD verricht regulier onderzoek naar de intenties, capaciteiten en activiteiten van (mogelijk) geradicaliseerde eenlingen binnen Defensie of die zich van buitenaf een dreiging kunnen vormen voor de Nederlandse krijgsmacht. Het betreft hier regulier onderzoek.

Naar aanleiding van de aanslagen in en rond Oslo in juli 2011 heeft de AIVD een onderzoek gestart naar de vraag of het gedachtegoed dat aan deze aanslagen ten grondslag heeft gelegen ook in Nederland individuen tot denkbeelden kan brengen die een dreiging kunnen vormen voor de democratische rechtsorde. De AIVD concludeert dat de dreiging uit anti-islami(s)tische, anti-multiculturalistische en anti-«linkse» hoek momenteel niet groot is, hoewel ze waakzaam blijft voor ontwikkelingen. Ook het eerder genoemde programma ter versterking van de regionale en bijzondere inlichtingendiensten is gericht op vroegtijdige onderkenning van opkomende dreigingen, waaronder geradicaliseerde eenlingen.

2.3.2. Security awareness & performance

Vergroting van het veiligheidsbewustzijn vormt een belangrijk middel in het voorkomen van incidenten (waaronder spionage) of aanslagen). «Security awareness & performance», zoals het internationaal heet, te wordt gestimuleerd bij bedrijven, organisaties en instellingen die als vitaal zijn aangemerkt, die een bijdrage leveren aan de terrorisme- en extremismebestrijding of die doelwit zijn van dregingen. In 2012 ontwikkelde de NCTV diverse modules en een serious game, waaronder een film en e-learningmodule over cyber security awareness. Voorts is gewerkt aan security awareness op het gebied van werving, selectie en uitdiensttreding. Ook zijn de instrumenten van de Kwetsbaarheids Analyse Spionage uitgerold. Momenteel gewerkt aan een optimale wijze om deze instrumenten te implementeren.

In aanvulling hierop is een aantal onaangekondigde realistische fysieke- en cybertesten («red teaming») bij vitale objecten uitgevoerd. Door het koppelen van de expertise van diverse partijen kennen deze oefeningen een zeer realistische karakter. De eventuele kwetsbaarheden en beperkingen worden gedeeld in een zogenoemde trusted community, waardoor de lessen uit één oefening een zo groot mogelijk bereik krijgen.

Tot slot bezien NCTV en politie op welke wijze de bestaande security-awareness instrumenten ter ondersteuning van de voorbereiding op de Nuclear Security Summit (NSS) worden ingezet.

3. Doorlopende beleidsinzet

3.1 Onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek heeft ook in de afgelopen periode een bijdrage geleverd aan het vergroten van het inzicht in radicalisering en terrorisme. De behoefte aan kennis richtte zich o.a. op ontwikkelingen die zich buiten Nederland voordoen en op (potentieel) gewelddadige eenlingen. De uitkomsten worden kort besproken.

Onderzoek ontwikkelingen buiten Nederland

Doel van het onderzoek (dat Instituut Clingendael verrichtte) was te bezien of maatregelen binnen het CT-beleid van Indonesië, Algerije en Saoedi Arabië als voorbeeld kunnen dienen voor landen met een vergelijkbare religieuze en politieke achtergrond. Conclusie was dat verschillen in historische, culturele, religieuze en politieke context en in De onderzoekers vergeleken het CT-beleid van de onderzochte landen vervolgens aan de hand van de balans tussen zgn «zachte» en «harde» maatregelen. De «harde maatregelen» slaan op de (militaire) repressie zoals die de klassieke aanpak van terrorisme in de onderzochte landen vormde. Onder «zachte» maatregelen verstaan de onderzoekers reconciliatie, deradicalisering en rehabilitatie.

De Universiteit van Amsterdam deed daarnaast onderzoek naar de vraag hoe de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten (Arabische Lente) kunnen worden geduid, welke lessen er geleerd kunnen worden uit eerdere democratische transities en welke toekomstige ontwikkelingen worden voorzien. Het onderzoek biedt interessante inzichten in het ontstaan en verloop van revoluties en volksopstanden.15

Onderzoek potentieel gewelddadige eenlingen

Een eerste onderzoek op het gebied van potentieel gewelddadige eenlingen vormt een verkennend neurobiologisch onderzoek dat de Radboud Universiteit Nijmegen heeft uitgevoerd naar het zogenaamde «fight-flight-or freeze «-mechanismen. De resultaten van dit onderzoek zullen in de uitvoeringspraktijk gebruikt worden om het gedrag van potentieel gewelddadige eenlingen die door angst worden gedreven beter te begrijpen.

Daarnaast is begin 2011 is de pilot dreigingsmanagement gestart met als doel een specifieke groep, namelijk gefixeerde personen, die vanuit een psychiatrische stoornis een risico of dreiging vormen, tijdig te signaleren en door middel van een persoonsgerichte aanpak deze dreiging weg te nemen, te reduceren of hanteerbaar te maken. In de voortgangsrapportage van 2012 werd reeds verslag gedaan van een ex ante evaluatie die de Universiteit van Maastricht uitvoerde naar de opzet van deze pilot. Ook werd in deze rapportage gesproken over het voornemen de ex ante evaluatie begin 2013 te laten volgen door een onderzoek naar de uitvoering van de pilot. Dit onderzoek wordt inmiddels uitgevoerd door de Universiteit van Maastricht. Dit onderzoek wordt deze zomer afgerond waarna ik uw Kamer over het vervolg nader zal informeren. Tevens bestond de behoefte aan een instrument voor politiemedewerkers, waarmee informatie – nodig om in te kunnen schatten of een solistische dreiger daadwerkelijk over zal gaan tot geweld – op een gestructureerde manier kan worden verzameld. Het onderzoek dat Tilburg University in samenwerking met het Leuvens Instituut voor Criminologie uitvoerde heeft inmiddels geresulteerd in een verbeterd risicotaxatie-instrument.

3.2. Tegengaan van (niet-jihadistisch) extremisme

Als gevolg van taakstellingen en de herprioritering ten faveure van het internationaal jihadisme, heeft de AIVD in 2013 binnen het onderzoek naar niet-jihadistisch terrorisme alleen beperkte capaciteit voor onderzoek naar de activiteiten van de PKK in Nederland.16 Andere vormen van (separatistisch) terrorisme worden niet onderzocht. Bezien wordt welke onderzoeken op het gebied van radicalisme en extremisme kunnen worden overgedragen aan de RID-en. De vrijgekomen capaciteit wordt ingezet op islamitisch extremisme (meer nadrukkelijk op het »voorveld» van jihadistisch terrorisme). Er blijft voldoende capaciteit beschikbaar om de dreiging te signaleren van geradicaliseerde eenlingen. Binnen het veld van extremisme doet de AIVD onderzoek naar dreigingen vanuit rechts-extremisme, antifascisme, anarcho-extremisme, intimiderend en/of gewelddadig verzet tegen asiel- en vreemdelingenbeleid en dierenrechtenextremisme. De MIVD verricht in het kader van zijn taakuitvoering onderzoek naar niet-jihadistische vormen van extremisme voor zover daarvan een dreiging uit kan gaan naar Defensie.

Binnen de politie is de signalering van niet-jihadistische vormen van extremisme een structurele activiteit. Het betreft extremisme op het gebied van dierenrechten, links- en asielgerelateerd, anti-militarisme, anti-globalisme en anarchisme.

De NCTV richt zich op alle vormen van extremisme die een mogelijke bedreiging zijn van de nationale veiligheid. Het gaat hier zowel om islamistisch extremisme (jihadisme) als om rechts- dierenrechten- en (asielgerelateerd) linksextremisme. Periodiek coördineert de NCTV afstemming plaats met relevante nationale publieke en private partners. Verder ondersteunt de NCTV gemeenten, eerstelijnsprofessionals en maatschappelijke organisaties met bijvoorbeeld:

  • stimulering van veiligheidsbewustzijn bij instellingen, bedrijfsbranches en publiek;

  • onderhoud van een digitale database en handelingskader met goede praktijken;

  • het Landelijk Platform Lokale Professionals: een besloten netwerk voor eerstelijnsprofessionals die zich bezig houden met extremisme om informatie uit te wisselen of casuïstiek te bespreken;

  • onderhoud van een nationaal netwerk van ervaren professionele en maatschappelijke deskundigen die collega’s kunnen bijstaan. Een vergelijkbaar Europees netwerk is in wording.

  • beschikbaar stelling van trainingen, lespakketten, handreikingen etc.;

Om alle kennis die de afgelopen jaren is opgedaan te borgen, is een «Toolbox extremisme, radicalisering en Potentieel Gewelddadige Eenlingen» ontwikkeld en beschikbaar gesteld op www.nctv.nl . Deze is te raadplegen voor professionals werkzaam bij onder meer politie (basisteams en wijkagenten), onderwijs (decanen, mentoren, vertrouwenspersonen), jeugd- en welzijnswerk en ggz-instellingen (psychologen). De Toolbox bevat o.a. de volgende producten:

  • een e-learning moduele over het proces van radicalisering en handelingsperspectieven voor een professionals;

  • een e-learning module over Potentieel Gewelddadige Eenlingen (PGE) die ingaat op zichtbare risicofactoren en concrete handelingsperspectieven voor politie;

  • een e-learning moduele over omgang met persoonsgegevens in relatie tot beroepsgeheim.

  • informatie over de verdiepingstrainingen rechts-extremisme en islamitisch extremisme en over een module voor deradicaliseringsspecialisten op het gebied van rechts-extremisten en islamitisch extremisme;

Naast deze algemene inzet, steunt de NCTV gericht instellingen en gebieden met verhoogde risico’s op jhadisme, rechts-extremisme en anti-islamitisch extremisme. Hier staat de NCTV waar nodig de casusgerichte bestuurlijke aanpak bij met een gerichte inzet. In paragraaf 2 is deze inzet beschreven voor uitingen van jihadisme (met name jihadreizen naar Syrië) Resultaten op het terrein van rechts-extremisme zijn de afronding van een verdiepingstraining en een handboek op het terrein-van deradicalisering van rechts-extremisten voor eerstelijnswerkers. Ook is begin 2012 een groot Europees project van start gegaan met 10 landen (waaronder Nederland) om kennis te vergroten over wat werkt om rechts-extremisme te voorkomen en aan te pakken.

In het dreigingsbeeld is ook benoemd dat er sprake is van een verharding van het protest van extreemlinkse groeperingen en individuen tegen het asielbeleid. In respons hierop is de afstemming geïntensiveerd tussen de betrokken instanties (IND, DJI, politie, OM, AIVD) met relevante bedrijven en gemeenten. Hier wordt informatie gedeeld en advies geleverd over de omgang met intimiderende acties. De NCTV stelt hiervoor tools beschikbaar op het terrein van security awareness. Daarnaast is het OM landelijk en in driehoeksverband alert op asielgerelateerde extremisme. Recent vond een veroordeling plaats voor opruiing in dit verband.17

3.3 Internationale ontwikkelingen

In het Stockholm programma (het EU 2010–2010 programma voor Veiligheid, Vrijheid en Justitie) en in de Interne Security Strategie 2011 van de Europese Commissie is – mede op instigatie van Nederland – het voornemen opgenomen om het beleid meer te richten op het lokale niveau: zo dicht mogelijk bij de «practitioners» (eerstelijnswerkers en maatschappelijk middenveld) die met radicaliserende personen te maken hebben. Hiertoe heeft Commissaris Maelström in september 2011 het «Radicalisation Awareness Network» (RAN) opgericht (zie onder 2.1.2). De RAN biedt kansen voor de mensen die het «echte werk» doen om internationaal kennis te vergaren.

De Commissaris heeft ook aangekondigd de EU strategie op «Radicalisation and Recruitment» te zullen herzien. Nederland heeft aangedrongen dat de nieuwe strategie de valkuilen van de oude uit 2005 vermijdt en tot een meer gerichte, gecommitteerde gezamenlijke Europese gezamenlijke inzet leidt.

3.4 Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (Atb)

Teneinde een eenduidigheid operationele aanpak voor de A-locaties van het Atb te realiseren werd in 2012 bij alle regionale politiekorpsen onderzoek verricht naar de operationele planvorming. De grote verscheidenheid die aangetroffen werd leidde tot het formuleren van een handreiking waarin de operationele vereisten tot deugdelijke planvorming werd geformuleerd. Deze handreiking wordt begin 2013 naar politie geëxploiteerd.

In 2012 is het project Similarity Judgement gestart. Dit project heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de theorievorming rondom een objective ranking tool van vitale objecten binnen het Atb. Daarnaast wordt in dit project de sectoren en de A-locaties onderling met elkaar geprioriteerd in relatie tot de vitale belangen. De sectoren; elektriciteit, spoor, stads- en streekvervoer en telecom zijn vorig jaar onderwerp van oefening geweest. Het werkproces van het Atb, meer specifiek, het uitvoeringsoverleg alerteren (UOA) en het regionaal uitvoeringsoverleg alerteren (RUOA)werd middels een table-top geoefend. Daarnaast werden bij alle sectoren de senario’s in de oefening op operationele in het werkveld vormgegeven. De betreffende evaluaties hebben geleid tot bijstelling en aanscherping van de afspraken bij het Atb.

In 2012 werden enkele essentiële weg tunnels in stedelijke gebieden die niet onder het beheer van het Rijk vallen aangesloten op het alerteringssysteem. Evenals voorgaande jaren zijn voor alle sectoren updates gemaakt van de dreigingsanalyses en met de sectoren besproken. Verder is de communicatie met de sectoren verbeterd door ingebruikname van Quick Inform. Deze webbased applicatie wordt gebruik voor het delen van dreigingsinformatie in de koude fase en indien nodig, ook in de warme fase.

De ambities voor harmonisering van het dossier vitaal zijn in 2012 vastgelegd in het rapport «Vitaal is van ons allemaal». Thans worden de voornemens, zoals een nationale objectenlijst, het ontwikkelen van een breed alerteringssyteem e.d. vormgegeven.

3.5 Beveiliging burgerluchtvaart

Luchtvrachtbeveiliging

Naar aanleiding van een incident in 2010 waarbij explosieven verborgen in luchtvracht afkomstig uit Jemen zijn onderschept, is nieuwe EU regelgeving ontwikkeld ter versterking van het beveiligingsregime luchtvracht. Focus ligt op zogenaamde «forward defence»: luchtvaart-maatschappijen moeten zorgdragen voor het onafhankelijk laten valideren van het beveiligingsniveau van hun stations buiten de EU, in landen die niet beschikken over een beveiligingsregime dat vergelijkbaar is met de EU standaard voor beveiliging burgerluchtvaart. Ook is binnen Europa gewerkt aan verdere versterking van de beveiligde logistieke keten van luchtvracht, onder meer door aanscherping van vereisten voor partijen die vracht aanbieden voor transport door de lucht.

Vloeistoffenregelgeving

In Europese regelgeving is vastgelegd dat per 31 januari 2014 een eerste stap wordt gezet naar de afbouw van het huidige vloeistoffenverbod dat sinds 2006 van kracht is op Europese luchthavens. De technologie voor detectie van vloeibare explosieven is zo ontwikkeld dat deze eerste stap verantwoord wordt geacht. Daarnaast is de regelgeving, gezien het internationale karakter van de burgerluchtvaart, mede tot stand gekomen in afstemming met de luchtvaartsector en door overleg met belangrijke Europese partners. De luchthavens in Nederland zijn thans bezig met de voorbereiding van de implementatie van de regelgeving.

3.6 Communicatie en voorlichting

De communicatie-inspanningen over terrorisme en extremisme vloeien voort uit de belangrijkste beleidsthema’s en richten zich met name op professionele doelgroepen, zoals bedrijfsleven, decentrale overheden en andere netwerkpartners. Centraal staat het informeren over wat ze zelf kunnen bijdragen aan preventie. Vanuit de NCTV wordt doorlopend gewerkt aan het ontsluiten van nuttige informatie voor professionals, bijvoorbeeld via een kennisbank, factsheets en whitepapers, alsmede aan het bieden van concreet handelingsperspectief, zoals via e-learningmodules. Het vergroten van veiligheidsbewustzijn van maatschappelijke actoren is daarbinnen een belangrijke speerpunt.

Tot slot

Hoewel de ontwikkelingen zoals beschreven in de dreigingsbeelden van het afgelopen jaar een toegenomen en substantiële dreiging vormen voor Nederland, zijn ze niet nieuw. In de CT-strategie 2011–2015 zijn de kernthema’s (met name internationaal jihadisme, reisbewegingen en geradicaliseerde eenlingen) reeds als prioriteiten benoemd. De nieuwe situatie is vooral aanleiding voor alle betrokken CT-partners om het ingezette beleid onverkort door te zetten en op onderdelen te intensiveren rondom detectie en de bestuurlijke aanpak. Hierboven is beschreven hoe de aanpak het afgelopen jaar is vormgegeven en wat de resultaten zijn. Op deze wijze werken we met elkaar aan een gerichte en daadkrachtige respons op de ontwikkelingen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 29 754, nr. 203

X Noot
2

De opzet van de integrale evaluatie van het Nederlandse CT-beleid over de periode 2011–2015 is opgenomen als bijlage bij deze brief.

X Noot
3

Op 22 juni 2012 ontving uw Kamer de eerste Voortgangsrapportage Contraterrorisme en -Extremisme. Voorheen was dit de Voortgangsrapportage Terrorismebestrijding.

X Noot
4

Bijlage Beleidsagenda V&J 2012.

X Noot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
6

De Contraterrorisme-infobox is een samenwerkingsverband van AIVD, Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische controledienst (FIOD-ECD), Inspectie SZW, IND, de Landelijke Eenheid van de Politie, KMar, MIVD, de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-NL), NCTV, en het OM. De CT Infobox is ondergebracht bij de AIVD.

X Noot
7

AVVN staat voor Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

X Noot
8

Motie Bontes c.s.:Kamerstuk 29 754, nr. 220 (gewijzigd) over het op de Europese-en VN terreurlijst zetten van Jabhat al-Nusra, 28 mei 2013

X Noot
9

De GCFT is in 2011 opgericht door de Verenigde Staten en Turkije voor uitwisseling op statelijk niveau met landen zo divers als Indonesië, Tunesië, Pakistan, en Canada. Daarnaast bevordert de GCTF uitvoering van de VN CT-strategie. De RAN is door de EU gelanceerd eind 2011 om uitwisseling van kennis en praktijken te bevorderen van eerste-lijnsprofessionals en maatschappelijke sleutelfiguren op terreinen als community-policing, internet en jihadistische reisbewegingen. Het PPN is een door Nederland opgericht uitwisselingsverband tussen zeven Europese landen (NL, BE, DEN, DU, DK, ZW, FR).

X Noot
10

Toezegging ID:69537gedaan door MinVenJ bij AO JBZ-Raad 7–8maart 2013 te Brussel.

X Noot
11

met de MIVD op 21 november 2012 en de AIVD op 12 maart 2013.

X Noot
12

Het onderwerp «Internet», dat in de CT-Strategie wordt geplaatst onder de pijler Technologie en Innovatie, is op dit moment zo verweven met het Jihadistisch dicours en propaganda, dat het onderwerp onder deze paragraaf wordt meegenomen (ook de strategische keuze is hier opgenomen).

X Noot
13

De evaluatie van het Stelsel Bewaken en Beveiligen wordt in het najaar verwacht. De resultaten hiervan worden waar nodig meegenomen in de aanpassing van de Circulaire Bewaken en Beveiligen.

X Noot
14

Een toelichting op de terminologie: de laatste jaren is een trend van (pogingen tot) aanslagen door eenlingen, al dan niet geïnspireerd door voorbeelden uit het verleden, of door ideologen op internet. Vooraf – maar soms ook zelfs achteraf – is niet altijd duidelijk of de aanvaller handelt uit ideologische motieven. Daarom vallen onder potentieel gewelddadige eenlingen ook verwarde eenlingen, «school shooters» of systeemhaters. De rode draad is dat het gaat om personen die 1) veelal in isolement acteren, waarbij er 2) sprake is van mogelijk gewelddadig handelen dat 3) leidt tot grote maatschappelijke onrust. Bij alle drie elementen samen, spreken we van potentieel gewelddadige eenlingen. Daarbinnen handelt de groep geradicaliseerde eenlingen vanuit een meer of minder duidelijke politieke of religieuze motivatie; daarmee vallen hun daden onder de noemer «extremisme of terrorisme» en daarom onder de CT-strategie. Ik zal uw Kamer na de zomer nader informeren over de uitbreiding van de aanpak van potentieel gewelddadige eenlingen in het kader van de doorontwikkeling van de aanpak dreigingsmanagement.

X Noot
15

De onderzoeken zijn te vinden om www.nctv.nl

X Noot
16

In december 2012 werd opgetreden tegen rekruteringsactiviteiten van de PKK in Nederland toen 55 deelnemers aan een PKK-bijeenkomst in het Zeeuwse Ellemeet werden opgepakt. Op negen personen na werden zij na korte tijd weer vrijgelaten.

X Noot
17

LJN: BY9120, Rechtbank Haarlem, 15/971007-12

Naar boven