29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 212 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2012

Hierbij bied ik u de samenvatting aan van het negenentwintigste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN29) van juni 2012. Het dreigingsniveau blijft staan op «beperkt».

De formele rapportageperiode van DTN29 loopt van 1 januari 2012 tot en met 19 maart 2012. Recente ontwikkelingen tot en met 5 juni 2012 zijn echter eveneens in de analyse verwerkt.

Het DTN wordt vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, beslaat in principe een kwartaal en is in eerste instantie bedoeld voor de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Het DTN wordt ook besproken met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, juni 2012 (DTN29)

Dreigingsniveau

Het dreigingsniveau voor Nederland blijft «beperkt». Dit betekent dat de kans op een terroristische aanslag momenteel gering is, maar niet is uit te sluiten. De dreiging blijft voornamelijk jihadistisch van aard. Er zijn geen aanwijzingen dat jihadisten binnen of buiten Nederland voorbereidingen voor aanslagen tegen Nederland treffen.

Jihadistische netwerken en groepen in de traditionele strijdgebieden, zoals Afghanistan, Pakistan, Jemen en Somalië, bepalen in sterke mate de dreiging van buiten tegen het Westen en Nederland (de exogene dreiging). Zij kunnen zich in de strijdgebieden richten tegen westerlingen of aanslagen plegen in het Westen zelf. Nederland is in de ogen van jihadisten nog steeds een legitiem doelwit vanwege de vermeende discriminatie van moslims, de gepercipieerde belediging van de islam en de profeet Mohammed en de deelname aan (militaire) missies in islamitische landen.

Jihadisten in Nederland zijn meer gefocust op deelname aan de strijd in de strijdgebieden dan op het voeren van een gewelddadige strijd in Nederland. Het blijft zorgwekkend dat het aantal jihadisten dat uitreist naar een jihadistisch strijdgebied de afgelopen jaren is gegroeid, dat sommigen daarvan hun doel weten te bereiken en dat enkelen daar belangrijke posities weten in te nemen. Verder is niet uit te sluiten dat individuele personen in Nederland doorradicaliseren en tot geweld in Nederland overgaan. Relatief nieuw is dat de grenzen tussen jihadistische en radicaal islami(s)tische groepen soms poreus zijn door onderlinge contacten. Er zijn geen aanwijzingen voor een terroristische dreiging uit andere ideologische hoeken dan vanuit het jihadisme tegen Nederland, maar alertheid blijft geboden. Al met al wordt de dreiging van binnenuit (endogene dreiging) diffuser.

Internationale context

Kern al Qa’ida is in slagkracht verminderd door de dood van verschillende leiders. Toch is nog niet gezegd dat kern al Qa'ida er niet meer toe doet of dat de dreiging vanuit de jihadistische beweging is afgenomen. Via bepaalde sleutelfiguren slagen sommige jihadistische groeperingen en netwerken er in onderling verbonden te zijn. Zo ontstaat een netwerk van personen die daadwerkelijk aanslagen willen en kunnen voorbereiden of uitvoeren en jihad kunnen faciliteren. Hierdoor is het bijvoorbeeld voor westerse jihadisten beter mogelijk om naar de strijdgebieden te trekken en vice versa. Kern al Qa'ida maakt deel uit van deze «coalitie van internationale netwerken».

De transitie in enkele landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten beïnvloedt het jihadisme in die landen. Zo treedt in landen waar opstanden plaatsvonden (Tunesië, Libië en Egypte) een nieuwe dynamiek op waarbij jihadistische groepen en radicale salafisten steeds actiever worden en soms openlijk een plek in de politieke arena claimen. Verder dienen zich door de machtsverschuivingen nieuwe kansen aan voor jihadistische groepen doordat bijvoorbeeld de overheid soms minder correctief kan optreden dan voorheen. Bij het gewapende conflict in Syrië zijn in beperkte mate jihadisten betrokken en Syrië komt bovendien als strijdtoneel in beeld van Europese jihadisten.

Internationale dreiging – Ontwikkelingen jihadistische strijdgebieden

Al langer geldt dat de kans dat westerlingen slachtoffer worden van jihadistisch terrorisme in de traditionele strijdgebieden groter is dan in westerse landen zelf. Bovendien gaat er ideologisch en operationeel een dreiging tegen het Westen uit van jihadisten in die gebieden. Dat geldt vooral voor strijdgebieden in of nabij Afghanistan, Pakistan, Jemen, Irak, de Maghreb-landen, Mali, Niger en Somalië. In deze gebieden blijft de situatie onverminderd zorgelijk vanwege onder andere falend of minder (mogelijkheden tot) effectief overheidsoptreden. In algemene zin geldt immers dat jihadisten veelal profiteren van instabiliteit en gebrekkig overheidsfunctioneren. Voor een juist beeld van de dreiging in en vanuit de strijdgebieden blijft het wel van belang te onderkennen dat er mondiaal naast overeenkomsten, belangrijke verschillen bestaan tussen jihadistische netwerken en groeperingen wat betreft strategie, capaciteiten en vooral ook praktische mogelijkheden om westerse belangen te treffen. Zo is de focus van de strijd – locaal, regionaal of internationaal – lang niet altijd gelijkluidend en vormt die menigmaal een twistpunt tussen of binnen jihadistische groepen. Ondanks de intentie bij jihadisten om in het Westen zelf aanslagen te plegen, ligt de focus merendeels op de lokale strijd tegen westerse doelwitten of overheidsdiensten en -functionarissen. Omdat kern al Qa'ida wil inspelen op de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, krijgt de strijd tegen regimes in moslimlanden mogelijk meer aandacht van al Qa'ida.

De situatie in Afghanistan en Pakistan blijft zorgelijk. In het grensgebied van beide landen zijn westerse strijders aanwezig. Ondanks forse en langdurige inspanningen is er nog altijd geen sprake van wezenlijke andere krachtsverhoudingen tussen ISAF en de Afghaanse Taliban. Een koranverbranding op een ISAF-basis in Afghanistan heeft bij de bevolking geleid tot grote woede, verschillende – soms gewelddadige – demonstraties, ernstige onlusten en enkele incidenten waarbij Amerikaanse militairen door geüniformeerde Afghanen zijn doodgeschoten. Deze – niet door de Taliban geïnitieerde – gebeurtenissen hadden niet alleen een religieus, maar ook een uitgesproken anti-Amerikaans karakter. Zij richtten zich bovendien tegen de buitenlandse aanwezigheid in het algemeen, wat nog versterkt is door een schietpartij door een militair uit de VS waarbij burgers zijn gedood. «Al Qa’ida in de Islamitische Maghreb» (AQIM) liftte mee met de strijd van opstandige Toeareg-stammen voor een eigen staat in Noord-Mali, evenals twee andere jihadistische groepen. In Jemen heeft «Al Qa’ida op het Arabische Schiereiland» (AQAS) haar strijd tegen de Jeminitische staat geïntensiveerd. Ook bestaat er bij deze groepering nog steeds de intentie om aanslagen in het westen te plegen en zijn er berichten dat zij betrokken is bij de ontvoering van westerlingen in Jemen. In Somalië heeft Al Shabaab zich aangesloten bij al Qa'ida. Overigens bestaan nog wel vraagtekens bij het draagvlak binnen de groepering voor die fusie vanwege mogelijke onenigheid binnen de leiding van Al Shabaab over de focus op de lokale of juist de internationale strijd.

Dat westerlingen slachtoffer kunnen worden van jihadistisch terrorisme in strijdgebieden bleek onder andere uit de ontvoeringen van een Nederlandse toerist Sjaak Rijke in Mali door AQIM (op 25 november 2011) en een Nederlandse vogelaar Ewald Horn op de Filippijnen door Abu Sayyaf (op 1 februari 2012). Deze gijzelaars zijn nog steeds niet vrij.

Internationale dreiging – Europa en Noord-Amerika

In Europa en Noord-Amerika blijft de dreiging van terroristisch geweld aanwezig. Illustratief hiervoor zijn de jihadistische moordaanslagen in Frankrijk waaraan op 22 maart met de dood van de Frans-Algerijnse Mohammed Merah na optreden door de politie een eind is gekomen. Merah wordt verantwoordelijk gehouden voor de moord op drie soldaten met een islamitische achtergrond en de aanslag op een joodse school in Toulouse op 19 maart. De gebeurtenissen in Frankrijk onderschrijven dat van personen die terugkeren uit jihadistische strijdgebieden een gevaar kan uitgaan. Overigens bestaan er geen aanwijzingen voor een functionele relatie tussen de aanslagen en het verblijf van de dader in het grensgebied van Afghanistan en Pakistan. Daarnaast illustreert de casus de dreiging van geradicaliseerde eenlingen en het feit dat gepercipieerde islamvijandige uitlatingen of handelingen voor geradicaliseerde moslims een aanleiding kunnen zijn om over te gaan tot geweld. Verder toonden de geweldsdaden van Breivik in Noorwegen en enkele andere gewelddadigheden in Europese landen in 2011 aan dat ook een dreiging kan uitgaan van ideologisch gemotiveerd geweld uit andere hoek dan het jihadisme.

Dreiging tegen Nederland

De beperkte terroristische dreiging tegen Nederland is nog steeds voornamelijk jihadistisch van aard. Die dreiging is wel diffuus en kan zowel van buiten Nederland komen (exogene dreiging) als van eigen ingezetenen afkomstig zijn (endogene dreiging). Er zijn geen aanwijzingen voor een terroristische dreiging uit andere ideologische hoeken tegen Nederland, maar alertheid blijft geboden.

Nederland blijft in de ogen van jihadisten een legitiem doelwit vanwege de vermeende discriminatie van moslims en de gepercipieerde belediging van de islam en de profeet Mohammed in ons land. Verder dragen de (voormalige) militaire betrokkenheid in Afghanistan en de politiemissie in Afghanistan bij aan het internationale profiel van Nederland. In de periode januari tot en met maart 2012 heeft Nederland enige aandacht gekregen in Arabischtalige mainstream-media en op internationale islamistische en jihadistische websites. Zo resulteerde het kabinetsvoorstel van 27 januari jongstleden voor een verbod op gelaatsbedekkende kleding (het «boerkaverbod») in aandacht op (inter)nationale sites en enkele postings op jihadistische sites. Ook werd zowel in februari als in april Mohammed B. genoemd als held voor moslims op een jihadistische site. Verder kreeg in april en mei de verschijning van het boek van Geert Wilders enige, vooral feitelijke, aandacht van mainstream-media in moslimlanden.

In Nederland is een beperkt aantal jihadisten in netwerken actief. Deze netwerken zijn meestal los georganiseerd. Onder meer door gebrek aan sterk leiderschap zijn de netwerken in de regel beperkt actief. Bovendien blijken Nederlandse jihadisten meer gefocust op de gewapende strijd in jihadistische strijdgebieden, dan op het voeren van een jihad in en tegen Nederland. Zorgelijk is en blijft dat, zoals in eerdere DTN’s is beschreven, het aantal jihadreizigers uit Nederland stijgt, dat sommigen – vaker dan in het verleden – hun doel bereiken en dat enkelen zelfs belangrijke posities innemen bij buitenlandse groepen. Vooral dat laatste kan op termijn ook zijn uitstraling krijgen naar Nederland zelf. Jihadisten met kennis van Nederland zijn immers onder andere beter in staat aanslagen in Nederland voor te bereiden en succesvol uit te voeren en kunnen als magneet fungeren voor Nederlandse ingezetenen. Verder is niet uit te sluiten dat individuele personen doorradicaliseren en tot geweld overgaan. Relatief nieuw is dat de grenzen tussen jihadistische en radicale groepen soms poreus zijn gebleken door onderlinge contacten. In maart 2012 hebben de Nederlandse autoriteiten door in te grijpen mogelijke jihadistische activiteiten weten te voorkomen. Al met al wordt de dreiging van binnenuit (endogene dreiging) wel diffuser.

Gewelddadige radicalisering en polarisatie

Opnieuw lieten diverse radicale en extremistische bewegingen van zich horen in de maanden januari tot en met maart 2012, waarbij grote incidenten uitbleven. Er waren nauwelijks activiteiten van links- en asielrechtenextremisten. Er zijn in Nederland geen concrete aanwijzingen dat gekende rechts-extremisten doorradicaliseren in de richting van terrorisme. Oplettendheid wat betreft rechts-extremisten blijft geboden vanwege hun fascinatie voor en in sommige gevallen het bezit van wapens. Het risico blijft in het algemeen bestaan dat de combinatie van het rechts-extremistische gedachtegoed en wapenbezit kan leiden tot ideologisch geweld.

Weerstand

De weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen ideologisch geweld is onverminderd hoog gebleven. Arrestaties in maart 2012 tonen aan dat de Nederlandse autoriteiten in een vroeg stadium mogelijk jihadistische activiteiten kunnen verstoren.

Naar boven