29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 206 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2011

Naar aanleiding van het verzoek van het lid Dibi (GL) tijdens het ordedebat van 6 september jl. geef ik mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, een reactie op de aanslagen in Noorwegen en de oproep van het lid Dibi in Uw Kamer om «de gevoelens van wanhoop en woede van Anders Behring Breivik die heersen in heel Europa, zeker ook in Nederland, bespreekbaar te maken». In deze brief zal eerst een analyse gegeven worden van de terroristische aanslagen in Noorwegen, om daarna in te gaan op de Nederlandse situatie.

De aanslagen in Noorwegen op 22/07 en geradicaliseerde eenlingen

De 32-jarige Noor Anders Behring Breivik heeft op 22 juli 2011 twee terroristische aanslagen gepleegd in zijn land. Bij de aanslagen kwamen in totaal 77 mensen om het leven en raakten meer dan negentig mensen gewond. De doelwitten werden door Breivik gekozen omdat hij de regerende Noorse Arbeiderspartij verantwoordelijk houdt voor «het binnenlaten van massa’s moslims in Noorwegen». De Noorse veiligheidsdienst gaat er vooralsnog vanuit dat Breivik alleen handelde en classificeert hem als een geradicaliseerde eenling.

De drijfveren voor zijn aanslagen heeft Breivik uitvoerig gedocumenteerd in een 1516 pagina’s tellend manifest, getiteld «2083 – A European Declaration of Independence» en een filmpje met als titel «The Knight Templar». In het manifest wijst hij op gevaren van de «islamisering van Europa», multiculturalisme en «cultureel marxisme».

Het kabinet vindt de daden van Breivik afschuwelijk en onmenselijk. De actie heeft alle kenmerken van terrorisme, daar de dader op mensenlevens gericht geweld pleegde uit ideologische motieven met als doel politieke en maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen

Anders dan Breivik in zijn manifest suggereert, bestaat er geen georganiseerde internationale terroristische beweging of groepering die zich keert tegen de islam en links. Iets dergelijks bestaat ook niet in Nederland. Er is in Nederland, net als in andere West-Europese landen, wel sprake van steun voor afkeer van de islam en linkse ideologieën. Het nieuwe element in het gedachtegoed van Breivik is dat hij een gewelddadige doorvertaling van zijn ideeën heeft gemaakt. Er zijn op dit moment geen concrete aanwijzingen dat er in Nederland een voedingsbodem bestaat voor een vergelijkbare gewelddadige doorvertaling. De gedachte dat het handelen van Breivik min of meer gevolg is van breder heersende ideeën en gevoelens deelt het kabinet niet. Helaas kan in de huidige samenleving nooit volledig worden uitgesloten dat de ideeën en daden van Breivik gefixeerde dan wel verwarde eenlingen zullen inspireren tot gewelddadige acties. De NCTV, AIVD en BZK volgen momenteel ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid deze vorm van extremisme die zich lijkt te keren tegen de islam en linkse ideologieën.

De aanslag die door Breivik is gepleegd heeft opnieuw de aandacht gevestigd op de gevaren die uit kunnen gaan van geradicaliseerde eenlingen, ongeacht hun politieke of religieuze opvattingen en hun geestesgesteldheid. In de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015, die op 19 april jl. aan Uw Kamer is aangeboden (KS II 2010–2011, 29 754, nr. 203), wordt opgemerkt dat de daden van geradicaliseerde eenlingen (in het buitenland ook wel «lone wolves» genoemd) vormen van terrorisme zijn die in de toekomst meer aandacht zullen vragen.

Om adequaat in te kunnen spelen op dreigingen uit deze hoek, analyseert de NCTV deze problematiek nader en worden de mogelijkheden tot vroegtijdige detectie, interventie en protectie intensief verkend. Ook initiatieven op dit gebied uit het buitenland worden beoordeeld op hun merites en toepasbaarheid in Nederland. De eerste literatuurstudies hierover bieden inzichten in bijvoorbeeld motieven, belevingswereld en zogenaamde triggers. Zij kunnen richting geven bij het ontwikkelen van de genoemde «radarsystemen» of methodes van vroege signalering. De inzet is verder gericht op het vergroten van de alertheid op lokaal niveau. Dit met inbegrip van onderzoek naar de oorzaken van dit type dreiging en naar concrete oplossingsrichtingen, zoals eerdere detectie en interventie. Voorts zal het tegengaan van de dreiging die uitgaat van dergelijke eenlingen, naast de inzet van het ministerie van Veiligheid en Justitie, ook inspanningen vergen van andere partijen, zoals het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Veerkracht en cohesie

De gebeurtenissen in Noorwegen vormen geen aanleiding voor het formuleren van aanvullend beleid op het terrein van veerkracht en cohesie. Vanzelfsprekend is het kabinet alert op ontwikkelingen met betrekking tot xenofobie en discriminatie en zal het optreden waar nodig. Het kabinet herhaalt dat het iedere vorm van discriminatie afwijst, of het nu gaat om discriminatie wegens ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook. De inzet van dit kabinet is neergelegd in de aanscherping van het actieprogramma «bestrijding discriminatie» dat op 7 juli jl. aan Uw Kamer is gezonden (KS II 2010–2011, 30 950, nr. 34).

In de nota Integratie, Binding en Burgerschap (KS II 2010–2011, 32 824, nr. 1) heeft het kabinet zijn visie uiteengezet inzake integratie, burgerschap en de sociale stabiliteit van de Nederlandse samenleving. Gemeenschappelijkheid en onderlinge verbondenheid vormen een uitdaging van alle burgers. Overheid, wetgeving en beleid bieden daarvoor geen substituut, maar kunnen wel een noodzakelijk kader, steun en houvast bieden. Vertrouwen in de kracht van de samenleving om de kern en het karakter van de Nederlandse samenleving in het maatschappelijk verkeer te handhaven, is het uitgangspunt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven