Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 29754 nr. 194 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 29754 nr. 194 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2010
Met deze brief bied ik u het onderzoeksrapport «Salafisme in Nederland; Aard, omvang en dreiging» aan.1 Het onderzoek is in de periode van december 2007 tot mei 2010 uitgevoerd door het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb).
Het rapport laat zien dat de beleidslijn die reeds ten grondslag lag aan de brief «Salafisme in Nederland» aan uw Kamer van 22 januari jongstleden juist is.2 De overheid mengt zich niet in godsdienstige opvattingen, maar neemt wel stelling tegen aantasting van de democratische rechtsstaat en zijn kernwaarden.
Het Onderzoek
De probleemstelling van het onderzoek luidt: Wat is de aard, omvang en dreiging van het salafisme in Nederland en in hoeverre moet het salafisme in Nederland (en meer in het algemeen orthodox islamitische opvattingen) als een gevaar voor de democratie worden beschouwd?
Aard
Uit het antropologische veldwerk onder de salafistische gemeenschap komt een beeld naar voren van een «gewone» orthodoxe beweging. Men neemt elkaar voortdurend de maat of men wel volgens de «zuivere» islam leeft. De sociale controle binnen de salafistische gemeenschap is zeer groot. Voor de betrokkenen betekent dit veel vrijheidsverlies. Er is weinig tot geen ruimte voor andere interpretaties van de islam en andersdenkenden. Het wereldbeeld is rigide en eenzijdig. Men bestrijdt de Nederlandse samenleving echter niet actief, maar is eerder op zoek naar een plaats binnen de samenleving waarin zij volgens de salafistische leer kunnen leven. Hierbij kunnen wel problemen ontstaan met betrekking tot maatschappelijke participatie. Ondanks het rigide wereldbeeld is er binnen de beweging een grote verscheidenheid onder de mensen die gebruik maken van het salafistische aanbod. In het onderzoeksrapport worden uit deze verscheidenheid in geloofspraktijk vijf ideaaltypes gedistilleerd. Deze typeringen verschillen in de mate van orthodoxie en orthopraxie, maatschappelijke participatie, politieke integratie, binding met de salafistische organisaties en de mate van radicalisme (hier: jihadistische invloed). Zo zijn er salafisten die erg orthodox zijn, maar niet radicaal, maar ook radicalen die niet erg orthodox zijn. Tegelijkertijd zijn er fanatieke orthodoxen die ook radicaal zijn. Daarnaast zijn er critici en pragmatici die zich wel laten inspireren door salafistische predikers, maar die een geïndividualiseerde geloofsbeleving kennen waar ook niet-religieuze argumenten meetellen in hun dagelijkse beslissingen. Het salafisme in Nederland manifesteert zich vooral als een orthodoxe religieuze beweging, waarbinnen een divers spectrum van geloofsbeleving bestaat.
Omvang
Naast het antropologisch veldwerk en een organisatorische netwerkanalyse is er in samenwerking met het CBS een survey uitgevoerd. De survey poogt onder andere inzicht te bieden in de omvang van de groep in Nederland woonachtige moslims die het eens is met een aantal voornamelijk salafistische opvattingen. De onderzoekers noemen deze mensen «streng orthodox». Op basis van de gevonden 8% van de respondenten uit de survey schatten de onderzoekers dat er in Nederland tussen de 39 700 en 65 100 streng orthodoxe moslims wonen. Dit wil niet zeggen dat de moslims in deze groep salafist zijn, eerder spreken de onderzoekers van een gevoeligheid voor het salafistische gedachtegoed.
Dreiging
De onderzoekers komen tot de conclusie dat er geen sprake is van een gevaar voor de democratie. Het veldwerk bevestigt dat het vooral gaat om een «gewone» orthodoxe beweging, die niet de samenleving bestrijdt, maar die zich wel afzijdig houdt en slechts op eigen voorwaarden participeert. Er lijkt meer sprake te zijn van weloverwogen distantie en zelfgekozen isolement dan van anti-integratieve agitatie. Deze afzijdigheid lijkt niet gepaard te gaan met hinderlijke onverdraagzaamheid. De onderzoekers zijn geen voorbeelden van antidemocratisch activisme tegengekomen, ook al blijft een islamitische staat wel het ideaal. Het onderzoek bevestigt dat de salafistische centra actief hun bezoekers voor jihadistische invloeden waarschuwen. Binnen het salafistische spectrum zijn wel jihadistische individuen te vinden, al concluderen de onderzoekers dat de salafistische organisaties weerstand bieden tegen de jihadisten. Jihadistische radicalisering vindt dan ook plaats buiten de salafistische organisaties. De conclusie van de AIVD dat de salafistische centra in Nederland op dit moment niet fungeren als voedingsbodem voor jihadistisch terrorisme wordt ook bevestigd door het onderzoek.
Het onderzoek vindt wel een statistisch verband tussen de mate van orthodoxie en geweldslegitimatie. De bevinding dat streng orthodoxen in uitzonderlijke situaties geweld iets vaker acceptabel vinden dan niet-orthodoxe moslims is noemenswaardig, maar is moeilijk op basis van de geformuleerde stellingen te duiden. Uit de survey valt tegelijkertijd geen verband tussen orthodoxie en actiebereidheid te concluderen. Het omzetten van idealen en opvattingen naar daden is een zeer grote stap. Met dergelijke conclusies die gebaseerd zijn op enkele algemene stellingen moet voorzichtig worden omgegaan, echter het gevonden (zwakke) verband tussen orthodoxie en geweldslegitimatie vraagt natuurlijk wel om nadere duiding en onderzoek. Deze al dan niet voorzichtige bevinding onderstreept de noodzaak bepaalde orthodoxe manifestaties te blijven monitoren, wat momenteel gebeurt.
Implicaties 3
Op 22 januari 2010 heeft u van mij en mijn toenmalige collegae van BZK en voor WWI een brief ontvangen betreffende het salafisme in Nederland.2 Die brief bevat een beleidstoelichting op de verschillende overheidspublicaties en wetenschappelijke onderzoeken over het salafisme in Nederland van de afgelopen jaren.5 Bij het opstellen van deze «salafismebrief» uit januari is rekening gehouden met de eerste bevindingen van het antropologisch veldwerk die toen al bekend waren.
Salafismebrief
De kern van deze brief houdt in dat het salafisme een orthodox islamitisch spectrum vertegenwoordigt en dat de overheid over orthodoxe geloofsbeleving op zich geen oordeel heeft. Binnen dat orthodoxe spectrum zijn er wel mensen die anti-integratieve, antidemocratische en/of onverdraagzame opvattingen uitdragen of deze via zending willen opleggen. Deze uitingen hebben een polariserende invloed op de samenleving. De brief stelt echter dat er geen sprake is van antidemocratisch activisme. Wel zijn er gewelddadige extremisten (jihadisten) die zich beroepen op de salafistische geloofsleer en die in de marges van de salafistische beweging opduiken, ondanks actieve weerstand van de salafistische centra. Om deze verschillende redenen hebben de ontwikkelingen binnen de salafistische beweging de aandacht van AIVD, NCTb, WWI en BZK. De uitwerking hiervan vindt u in de hierboven genoemde salafismebrief.
Het onderhavige onderzoeksrapport bevestigt aan de ene kant de noodzaak om binnen het salafistisch spectrum te differentiëren en niet het geheel als veiligheidprobleem te beschouwen. Aan de andere kant bevestigt het rapport de noodzaak om de marges en ontwikkelingen binnen dit orthodoxe spectrum goed in de gaten te blijven houden en in te grijpen als grenzen overschreden worden.
Alle wereldgodsdiensten kennen meer en minder rechtzinnige stromingen, die zich onder meer onderscheiden naar gelang van de mate waarin afgrenzing ten opzichte van andere gezindten wordt benadrukt. Blijkens het onderzoek geldt slechts voor een kleine minderheid onder de Nederlandse moslims dat zij de geselecteerde salafistische opvattingen delen. Toch mag er niet aan worden voorbijgegaan dat juist deze stroming met een zeer kleine, maar potentieel gevaarlijke subgroep, ook in Nederland een verzamelpunt poogt te worden voor Nederlandse moslims. Het salafisme ontwikkelt zich daarmee tot een concurrent voor rechtzinnige vreedzame stromingen binnen de vele regionale uitingen van de islam, waaronder de Marokkaanse en Turkse. Het kan zich aldus keren tegen de positieve betrokkenheid bij de samenleving van de overgrote meerderheid van Nederlandse moslims, al dan niet van Turkse en Marokkaanse afkomst.
Dit risico verdient niet alleen aandacht uit het oogpunt van de preventie van radicalisering als voedingsbodem voor terrorisme, maar ook uit het oogpunt van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Deze geeft binnen de grenzen van de wet uiteraard óók bescherming aan religieuze orthodoxie, maar niet aan haatdragende en gewelddadige uitingen daarvan. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging vereist een ondergrond van wederzijds respect. Het lijkt gewenst dat meer ruimte ontstaat voor alternatieven: vormen van geloofsbeleving die meer dan het salafisme in een positieve relatie staan tot het vreedzaam samenleven van mensen met verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuigingen.
Daarom zal ik, vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de relaties tussen overheid en religieuze organisaties, met mijn betrokken ambtgenoten in overleg treden over mogelijkheden om meer kansen te bieden voor studie en educatie die de waarden van ideële pluriformiteit ten goede komen. Relaties vanuit Nederland met niet-salafistische onderzoeksinstellingen elders kunnen daarbij van betekenis zijn. Intussen zal, gelet op de bevindingen van het onderzoek, tegelijkertijd óók alle vereiste aandacht worden besteed aan de risico’s van radicalisering en geloofsdwang in gesloten salafistische gemeenschappen.
De minister van Justitie,
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. M. H. Hirsch Ballin
Bij het formuleren van deze beleidsimplicaties heb ik waar nodig afstemming gezocht met de minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
AIVD (2009) Weerstand en tegenkracht; NCTb (2008) Salafisme in Nederland; AIVD (2007) Radicale dawa in verandering; Moors, H. en Jacobs, M. (2009) Aan de hand van de imam; De Koning, M. (2008) Zoeken naar een zuivere Islam; Slootman, M. en Tillie, J. (2006) Processen van radicalisering; Buijs, F.J., Demant, F. en Hamdy, A. (2006) Strijders van eigen bodem.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29754-194.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.