Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29754 nr. 100 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29754 nr. 100 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2007
In december 2006 ontving uw Kamer de vijfde voortgangsrapportage terrorismebestrijding1. Met deze brief bieden wij u de zesde voortgangsrapportage aan. De rapportage behandelt de voortgang die het afgelopen half jaar is geboekt bij de ontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderdelen van het antiterrorismebeleid. Daarbij gaat het achtereenvolgens om de internationale samenwerking, het tegengaan van radicalisering, het creëren van een slagvaardige organisatie en instrumenten, het treffen van veiligheidsmaatregelen en het voorbereid zijn op (de gevolgen van) een mogelijke aanslag. De voortgangsrapportage begint zoals gebruikelijk met een samenvatting van het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN wordt vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en valt onder zijn verantwoordelijkheid. Bij de voortgangsrapportage is een actiepuntenlijst gevoegd.
1. Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland mei 2007
Het dreigingsniveau voor Nederland is op dit moment beperkt. Dit betekent dat de kans op een terroristische aanslag betrekkelijk gering is, maar zeker niet geheel is uit te sluiten. Een evaluatie van de nationale en internationale dimensie van de terroristische dreiging afgezet tegen de weerstand leidt tot deze conclusie. Hoewel verschillende ontwikkelingen een potentiële dreiging in of tegen Europa en Nederland met zich meebrengen, heeft deze zich hier niet gemanifesteerd en wordt momenteel ook niet verwacht dat dit op kortere termijn zal gebeuren.
Onderstaand worden de wezenlijke elementen die bepalend zijn voor het dreigingsbeeld nader toegelicht.
De concrete dreiging is inmiddels gestabiliseerd op het niveau zoals beschreven in het vorige dreigingsbeeld. Dit betekent dat de op netwerk- en/of persoonsniveau geïdentificeerde dreiging opnieuw gering is. Dit laat overigens onverlet dat, zoals ook in eerdere dreigingsbeelden aangegeven, de slagkracht van netwerken, bijvoorbeeld door het toevoegen van leiderschap of ervaren personen, relatief snel kan worden verhoogd. Voor een dergelijke verhoging zijn er op dit moment echter geen indicaties.
De kans dat bij een eventuele aanslag in Nederland chemische, biologische, radiologische of nucleaire middelen (CBRN) worden gebruikt is net als in 2006 klein maar reëel. Het meest waarschijnlijke scenario is een kleinschalige chemische of biologische aanslag gericht tegen individuen of een kleine groep personen binnen een afgesloten ruimte. Op termijn is het aannemelijk dat de kans toeneemt dat bij een CBRN-aanslag radioactieve middelen gebruikt gaan worden. Internationaal was er sprake van een afname van CBRN-incidenten in 2006. Dit jaar vielen er weer enkele CBRN-incidenten in het buitenland te noteren, zoals het gebruik van chloor als middel voor aanslagen in Irak.
Het internationale profiel van landen die deelnemen aan de strijd in Afghanistan blijft hoog. Dit blijkt uit diverse dreigementen op video’s en ontvoeringen van Europeanen (onder wie Duitsers) in Irak en Afghanistan. Het lijkt erop dat diverse jihadistische netwerken de druk willen opvoeren op westerse landen met troepen in Afghanistan en Irak. Nederland is daardoor in bepaalde mate een voorstelbaar doelwit, zeker gelet op het parallelle profiel met bijvoorbeeld Duitsland. Voorts geldt nog steeds, dat omstreden uitingen over de islam in het Nederlandse publieke en politieke debat van tijd tot tijd de aandacht op Nederland vestigen.
Noord-Afrikanen spelen een aanzienlijke rol op jihadistische strijdtonelen zoals Irak, Tsjetsjenië en Afghanistan. Zoals aangegeven in eerdere dreigingsbeelden, brengt dit een potentieel gevaar met zich mee van terugkeer van getrainde of daadwerkelijk in de strijd ervaren Noord-Afrikaanse jihadisten naar hun landen van herkomst. Gezien de contacten met en nabijheid van Europa zou dit ook gevolgen kunnen hebben voor de dreiging tegen Europa (waaronder Nederland). Tot nu toe heeft zich dit evenwel nog nauwelijks gemanifesteerd. Noord-Afrikaanse netwerken die zich nadrukkelijker internationaal profileren, kunnen de kans vergroten dat aanwezige migranten in Europa gevoeliger worden voor rekrutering voor de internationale jihad. In de afgelopen rapportageperiode is echter met name sprake van een sterke opleving van jihadistische activiteiten in de Noord-Afrikaanse regio zelf, met Algerije als «centrum» van het jihadistisch terrorisme, en een opleving van lokale jihadistische activiteiten in Marokko.
In het vorige dreigingsbeeld werd gesignaleerd dat het reeds lage aantal Europese jihadistische vrijwilligers voor de strijd in Irak mogelijk nog verder zouden gaan dalen, omdat de strijd aldaar steeds meer een strijd van en tussen Irakezen en vrijwilligers uit buurlanden werd. Tegen deze verwachting in vindt rekrutering in Europa ook nu nog steeds plaats. In de afgelopen periode werden diverse rekruteringsnetwerken in Spanje, Frankrijk en België opgerold die ronselden voor de jihad in Irak. Overigens zijn er daarbij geen banden geconstateerd met Nederland. In Nederland is opnieuw een arrestatie verricht van een persoon uit het netwerk dat rekruteerde voor onder meer Irak. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat grote aantallen Europese vrijwilligers naar Irak afreizen, lijkt de eerder gesignaleerde dalende trend dus niet door te zetten. Met deze constatering wordt ook de kans vergroot dat getrainde of ervaren jihadisten terugkeren naar Europa. Daarvoor zijn echter geen andere aanwijzingen dan ten tijde van eerdere dreigingsbeelden.
Personen uit het jihadistische netwerk dat in augustus 2006 werd gearresteerd in het Verenigd Koninkrijk, in verband met plannen voor aanslagen tegen de burgerluchtvaart, bleken tevens plannen te hebben voor grootschalige aanslagen op knooppunten van olie- en gasinstallaties in het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast bestonden indicaties in het Verenigd Koninkrijk dat de internetinfrastructuur aldaar doelwit was in aanslagplannen. Bij de genoemde plannen was het nadrukkelijk niet het doel om veel slachtoffers te maken, maar om grote economische schade toe te brengen en maatschappelijke ontwrichting te veroorzaken. De specifieke omstandigheden die gelden ten aanzien van het Britse netwerk zijn van dien aard dat bij lokale netwerken in Nederland een dergelijke doelwitselectie minder waarschijnlijk is. Door contacten tussen lokale netwerken moet in algemene zin echter wel rekening worden gehouden met het dichterbij komen van dit type dreiging.
Communicatie via het internet door jihadisten neemt verder in belangrijkheid toe. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de terrorist die zichzelf met een bomgordel heeft opgeblazen in een internetcafé in Casablanca. Deze zou, voor zover nu bekend, daar instructies hebben willen «ophalen».
Jihadisten wijzen elkaar via het internet op de mogelijkheden van internettoepassingen ten behoeve van de voorbereiding of uitvoering van acties. In Irak is Google Earth bijvoorbeeld gebruikt bij de voorbereiding van aanslagen.
Bij brede lagen van de moslimbevolking in Nederland valt een zekere berusting in het debat over de islam te constateren. Ook op het internet geven sommige moslimjongeren blijk van een soort gelatenheid en reageren veel minder fel op bepaalde uitlatingen dan voorheen. Het is op dit moment onduidelijk in hoeverre deze toenemende berusting van invloed is op de mate van radicalisering in Nederland. De «berusting» kan een signaal zijn van de toegenomen weerbaarheid tegen extremisme onder moslims. De «berusting» kan echter ook een signaal zijn van afwending van de Nederlandse samenleving.
Er zijn geen aanwijzingen dat de internationale jihadistische boodschap weerklank veel vindt onder de Somalische, Iraakse, Afghaanse en Tsjetsjeense bevolkingsgroepen in Nederland. De betrokkenheid van deze bevolkingsgroepen bij hun moederland is er niet een van jihadisme, maar vooral van humanitaire aard gezien hun bezorgdheid om de veiligheid van familie en vrienden in het thuisland.
De spanningen tussen soennitische en sji’ietische moslims in het Midden-Oosten lijken wél hun weerslag te vinden in Nederland. In enkele salafistische (soennitische) moskeeën in Nederland wordt sinds begin dit jaar in Nederland openlijk een boodschap van onverdraagzaamheid uitgedragen jegens sji’ieten. Ook op Nederlandstalige webfora zijn vanuit soennitische hoek negatieve geluiden te horen over sji’ieten. Een verdere escalatie van het conflict tussen soennieten en sji’ieten in Irak, gecombineerd met een voortdurende agitatie uit salafistische hoek, kan op den duur negatieve gevolgen hebben voor de interreligieuze en interetnische harmonie binnen de islamitische gemeenschappen in Nederland. Bovenbedoelde anti-sji’ietische agitatie heeft zich tot op heden niet doorvertaald in concrete incidenten in Nederland.
Polarisatie, extremisme en onverdraagzaamheid
In salafistische preken en artikelen wordt in toenemende mate kritiek geuit op moslims in Nederland die zich niet gedragen conform de salafistische leer. Nederlandse politici en opiniemakers met een islamitische achtergrond worden in een enkel geval zelfs verketterd. De toename kan tot gevolg hebben dat moslims meer op hun hoede zullen zijn uit angst voor repercussies uit de eigen geloofsgemeenschap.
Opnieuw blijkt het van belang om extreemrechtse activiteiten en uitingen in het oog te houden. Publieke manifestaties van groepen etaleren het groeiende zelfbewustzijn van extreemrechts in Nederland en vergroten de polarisatie tussen andersdenkenden waarvan in Nederland reeds sprake is. Bedacht moet worden dat het bij manifestaties met name de antifascisten zijn die confrontaties uitlokken.
Eerder is gerapporteerd dat er uiteenlopende beelden bestaan over de vier belangrijkste salafistische moskeeën. Het eerste beeld is dat van moskeeën die een ideologie verkondigen die op de langere termijn de democratische rechtsorde kan aantasten. Dit beeld wordt met name door de overheid geschetst. Het tweede beeld is dat van moskeeën die hun orthodoxe signatuur niet ontkennen maar tegelijkertijd benadrukken niets met radicalisme te doen willen hebben. Het televisieoptreden van de prominente Tilburgse salafistische imam Ahmed Salam eind maart 2007 bij het televisieprogramma Pauw en Witteman onderstreept nog eens het bestaan van deze verschillende beelden. Een gericht mediabeleid van moskeeën zal het eerdergenoemde tweede beeld mogelijk versterken. In dat geval bestaat het risico dat de sense of urgency in de samenleving ten aanzien van de veiligheidsrisico’s die uitgaan van de salafistische geloofsleer afneemt.
Op 27 april heeft de Raad van State verklaard dat een Eindhovense imam terecht ongewenst is verklaard door de toenmalige Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Deze ervaring zou andere predikers kunnen ontmoedigen en nog voorzichtiger kunnen maken in het publiekelijk doen van anti-westerse of anti-integratieve uitspraken.
2. Internationale ontwikkelingen
In eerdere voortgangsrapportages is melding gemaakt van het EU Actieplan en de Strategie betreffende het tegengaan van radicalisering en rekrutering. Onderdeel hiervan vormt de Media Communicatie Strategie. Deze strategie beoogt de waarden en doelstellingen waarvoor de Unie staat effectief naar en in derde landen over te brengen en zo bij te dragen aan het tegengaan van radicaliseringstendensen. Uw Kamer is hier ter voorbereiding op de JBZ Raad van 19 en 20 april 2007 over geïnformeerd1. Een ander belangrijk onderdeel van het EU Actieplan is de aanpak van het gebruik van het internet voor radicale en terroristische doeleinden. Het afgelopen halfjaar is voortgang gemaakt op het terrein van uitwisseling van informatie verkregen uit internetonderzoek- en analyses. Tevens is op initiatief van de Europese Commissie gesproken over de wettelijke mogelijkheden ter bestrijding van misbruik van internet. Nederland heeft daarbij aangegeven dat vooral aandacht moet worden besteed aan praktische samenwerking. Bovendien wordt in Raad van Europa al gesproken over aanvullende wetgeving op dit terrein.
Op 12 december 2006 heeft het Gerecht van Eerste Aanleg uitspraak gedaan in de zaak van de Mujahedin-e Khalq Organisation (MKO) tegen de Raad. Het Gerecht heeft daarin geconcludeerd dat de procedures voor de totstandkoming van de EU-lijst van personen en organisaties met banden met terrorisme onvoldoende beantwoorden aan de vereisten van effectieve rechtsbescherming, de motiveringsplicht en de rechten van verdediging (hoor en wederhoor). Vanuit het reeds langer levende besef binnen de Raad dat de rechtsbescherming rond die procedures versterking behoefde, is gewerkt aan de verbetering van zowel de onderbouwing van de voordracht als van het informeren van de getroffen organisaties, groepen of personen over de plaatsing op of de verwijdering van de EU-lijst. Hetzelfde geldt voor het verbeteren van de bezwaarmogelijkheden voor betrokkenen. Aangezien zij in kennis zullen worden gesteld van de belastende elementen die aanleiding geven tot plaatsing op de lijst, zijn zij beter in staat zich te verweren. De verbeteringen betreffen eveneens de procedures voor de halfjaarlijkse herziening van de lijst. De MKO is door het Gerecht niet van de lijst gehaald, wel is de Raad opgedragen de geconstateerde tekortkomingen te herstellen. De Eerste Kamer is in januari en maart van dit jaar per brief geïnformeerd over de wijze waarop de Raad deze verplichting invult1.
De EU Coördinator Terrorismebestrijding, de heer De Vries, heeft per 1 maart 2007 zijn functie neergelegd. Nederland wil de functie van een speciale coördinator handhaven en ziet deze graag zo snel mogelijk opnieuw ingevuld. Terrorismebestrijding heeft een grensoverschrijdend karakter en vergt daarom een Europese aanpak. De EU Coördinator Terrorismebestrijding vervult een belangrijke rol bij de coördinatie van de implementatie van antiterrorismemaatregelen. Daarnaast is de Coördinator een belangrijke aanjager om de urgentie en het belang van het onderwerp in de externe betrekkingen van de Unie voor het voetlicht te brengen.
In de externe betrekkingen heeft EU in het afgelopen half jaar onverminderd aandacht gevraagd voor het belang van een gezamenlijk aanpak van het internationaal terrorisme. Bijvoorbeeld in contacten met belangrijke landen als Algerije, India, Pakistan, Egypte en Indonesië, en in overleg met de GCC (Gulf Coorporation Council) en ASEAN (Association of Southeast Asian Nations). Daarnaast richt de EU zich op technische assistentie aan landen als Algerije, Marokko en Indonesië. De focus hierbij ligt op de uitwisseling van informatie en expertise. Ook in de ondersteuning van de Verenigde Naties (VN) bij de implementatie van de vorig jaar aangenomen Antiterrorisme Strategie richt de EU zich op samenwerking met en capaciteitenopbouw in derde landen.
Plaatsvervangend secretaris-generaal Bob Orr, die de Counter Terrorism Implementation Task Force (CTITF) leidt, heeft een begin gemaakt met de implementatie van de VN Antiterrorisme Strategie. Een aantal landen, waaronder Nederland, is door hem benaderd met het verzoek zich in te zetten ter ondersteuning van een of meerdere onderwerpen van de strategie. Het gaat daarbij niet alleen om politieke steun, maar ook om het leveren of financieren van expertise aan de VN en het ondersteunen van andere lidstaten van de VN bij de implementatie van uiteenlopende aspecten van de Strategie (zoals tenuitvoerlegging van de verschillende terrorismeverdragen, capaciteitenopbouw). Nederland zal zich hierbij vooral richten op handhaving van mensenrechten bij terrorismebestrijding en voorkoming van radicalisering en rekrutering.
Op 19 december 2006 heeft de Veiligheidsraad VN VR Resolutie 1730 aangenomen waarin een nieuwe procedure is vastgelegd om personen of organisaties te verwijderen van de zgn. «1267-lijst» (de lijst van personen of organisaties, die een band hebben met Al Qa’ida, Osama Bin Laden of de Taliban). In het vervolg kunnen getroffen personen een verzoek tot verwijdering van de lijst richten aan een nieuw opgericht meldpunt in het VN-Secretariaat. Het meldpunt oordeelt of het verzoek nieuwe elementen bevat. Als dat niet het geval is wordt het verzoek afgewezen. Als het wel nieuwe elementen bevat wordt het verzoek voorgelegd aan het voordragende land, het land van verblijf en het land waarvan de betrokkene de nationaliteit bezit. Die beoordelen in eerste instantie het verzoek, waarna het wordt voorgelegd aan het Sanctiecomité. De verzoeker zal aan het einde van het traject door het Secretariaat geïnformeerd worden over het besluit op het verzoek. Het meldpunt is tevens opgedragen om bij een besluit tot listing een notificatie en een onderbouwing te verstrekken aan de permanente vertegenwoordiging bij de VN van het land waar de betrokkene gevestigd is of staatsburger van is. Hierbij wordt ook een uitleg verschaft over de gevolgen van de plaatsing op de lijst en de mogelijkheid om tegen plaatsing bezwaar aan te tekenen en hoe in een later stadium een verzoek tot verwijdering van de lijst kan worden gedaan. De autoriteiten van het betrokken land worden verzocht deze informatie door te geleiden aan de betrokken persoon of organisatie. Verzoekers voor de-listing zijn hiermee niet langer afhankelijk van de bemiddeling van alleen hun eigen overheid.
Op 22 december 2006 heeft de Veiligheidsraad vervolgens resolutie 1735 aangenomen. Hiermee heeft de Veiligheidsraad opnieuw het belang van de VN-lijst benadrukt en tegelijkertijd de procedures verder verbeterd. Het gebruik van een speciaal formulier voor het onderbouwen van nieuwe voorstellen is verplicht gesteld. In dit formulier wordt aangegeven welke identificerende gegevens bij een voordracht dienen te worden vermeld, wat de gronden zijn voor de voordracht en welke informatie in een notificatie aan de betrokken persoon of entiteit gemeld kan worden. Hiermee worden deze beter in staat gesteld zich te verweren tegen de maatregel.
3. Tegengaan polarisatie en radicalisering
Het kabinet zet de brede benadering van terrorismebestrijding voort. Het belang van deze benadering blijkt ook uit de samenvatting van het DTN. Onderdeel hiervan vormt het isoleren, indammen en keren van radicalisering. Deze aanpak zal het kabinet verbreden naar het tegengaan van polarisatie. Binnenkort ontvangt uw Kamer afzonderlijk een actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007–2011 met de kabinetsvoornemens op dit terrein. Lopende initiatieven om radicalisering tegen te gaan, maken daarvan deel uit. Op deze manier wordt samenhang gebracht in het kabinetsbeleid. Bij de uitvoering zal gezocht worden naar een balans van preventieve en repressieve activiteiten. Jaarlijks zal de exacte inzet en prioritering worden vastgelegd in een operationeel jaarplan.
Momenteel wordt in het kader van het vroegtijdig interveniëren en keren van radicaliseringsprocessen gekeken hoe het Rijk gemeenten beter kan ondersteunen bij beginnende radicaliseringsproblematiek of in het omgaan met rondreizende predikers. Met name de strategie over de wijze waarop met radicalisering kan worden omgegaan, is daarbij van belang. Daarnaast zullen op een handzame manier instrumenten aangereikt worden. Maatwerk is daarbij van belang.
Lokale overheden die (nog) niet geconfronteerd zijn met zorgwekkende radicalisering worden wel aangespoord om over het voorkomen van voedingsbodems voor radicalisering na te denken. Hiervoor zijn het afgelopen jaar diverse handreikingen en brochures ontwikkeld. Dit jaar zal ook de website www.nederlandtegenterrorisme.nl meer aandacht besteden aan het lokale bestuur. Op vergelijkbare wijze als momenteel gebeurt voor bedrijven, zullen lokale bestuurders wegwijs worden gemaakt in manieren waarop zij een bijdrage kunnen leveren aan het bestrijden van terrorisme en radicalisering.
Aan uw Kamer is eerder gemeld dat de haardgerichte aanpak bij een aantal radicaliseringshaarden in Nederland wordt toegepast. Een radicaliseringshaard is een organisatie of stichting die als voedingsbodem fungeert voor radicaliseringsprocessen. Doel is het beteugelen van deze processen. Bij deze aanpak worden bestaande bevoegdheden en instrumenten van de landelijke en lokale overheidsdiensten gecoördineerd ingezet. Om operationele redenen kan geen openbare mededeling worden gedaan over de betreffende organisaties en de maatregelen die reeds zijn en nog worden getroffen.
De multidisciplinaire analyses van de radicaliseringshaarden zijn inmiddels geactualiseerd. Uit de analyses blijkt dat wenselijk is om de aanpak radicaliseringshaarden voort te zetten en een vervolg te geven aan de uitvoering van de maatregelen.
Aanpak gebruik internet voor radicale en terroristische doeleinden
De aanpak van het internetgebruik voor radicale en terroristische doeleinden is gericht op het verkrijgen en behouden van het zicht op de problematiek en op het uitwerken van de mogelijkheden om de toegang tot ongewenste informatie op het internet te blokkeren, dan wel deze minder prominent aanwezig te laten zijn. Internationale samenwerking vormt een belangrijk aspect van de aanpak.
De fenomeenstudie «Jihadisten en het internet» die eind vorig jaar naar uw Kamer is verzonden1, schetst zorgelijke ontwikkelingen. De invloed van het internet op radicalisering, de rol die het speelt ter ondersteuning van terroristische activiteiten en de dreiging die hiervan uitgaat, vragen om voortzetting van de geïnitieerde maatregelen.
De projecten die eerder zijn gestart op het terrein van monitoring en surveillance op het internet hebben een vervolg gekregen. Tijdens de eerdere pilotprojecten zijn vraagstukken opgekomen over bijvoorbeeld raakvlakken tussen beide activiteiten en hoe deze op elkaar kunnen worden afgestemd, die om nadere invulling vragen. Door voortzetting van deze activiteiten wordt bovendien meer ervaring opgedaan, kunnen trends en ontwikkelingen op het internet worden gesignaleerd, dan wel operationale maatregelen worden getroffen. Na dit jaar wordt op basis van opgedane ervaringen en verkregen inzichten bezien in hoeverre en op welke wijze deze activiteiten structureel worden geïmplementeerd.
Voor het meldpunt cybercrime waar melding kan worden gemaakt van radicale en terroristische uitingen is een nieuwe website gebouwd. Ook zijn op diverse websites banners geplaatst waarmee de internetgebruiker direct naar het meldpunt wordt geleid. Dit moet leiden tot een toename van het aantal relevante meldingen waardoor het zicht van de betrokken instanties op de problematiek verbetert en passende maatregelen kunnen volgen.
Een procedure ter blokkering van radicale of terroristische websites wordt uitgewerkt. Deze uitwerking vindt mede plaats in het licht van het voornemen uit het Coalitieakkoord omtrent het verbieden van de doorgifte van bepaalde boodschappen en informatie. Daarnaast wordt ook naar andere wegen gezocht om bepaalde content minder prominent op het internet aanwezig te laten zijn, bijvoorbeeld door te bezien in hoeverre een pluriform aanbod kan worden bevorderd. Zo ondersteunt de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie initaitieven vanuit de moslimgemeenschap om op het intenet kennis te vesrpeiden en het debat aan te gaan over de positie van de islam in Nederland.
De samenwerking met andere landen bij de aanpak van het internetgebruik voor radicale en terroristische doeleinden krijgt gestalte in bilaterale contacten, maar ook in het EU-project Check the web. Dit samenwerkingsinitiatief richt zich op het monitoren van open bronnen op het internet en het onderling uitwisselen van de daarmee gegenereerde informatie.
4. Slagvaardige organisatie en instrumenten
In de brief aan uw Kamer van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 10 april 20071 bij de aanbieding van het toezichtrapport van de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten over de CT-Infobox is toegezegd de Kamer nader te informeren over de persoonsgerichte aanpak. Bovendien heeft er een eerste evaluatie plaatsgevonden van deze aanpak. Dit zijn voldoende redenen om in deze voortgangsrapportage iets uitgebreider stil te staan bij dit onderwerp.
Daarnaast zullen wij in een separate brief aan uw Kamer nader ingaan op de verantwoordelijkheid, het gezag en de juridische basis van de persoonsgerichte aanpak om daarmee volledig invulling te geven aan de bovengenoemde toezegging.
Bij de persoonsgerichte aanpak gaat het erom een persoon van wie een (terroristische) dreiging uitgaat zodanig in de gaten te houden dat het hem of zijn omgeving duidelijk wordt dat hij onderwerp is van enigerlei overheidsoptreden, zodat de persoon feitelijk geen rol meer zal kunnen spelen in aan terrorisme gerelateerde zaken. Oogmerk is om een verdere ontwikkeling van een dergelijk persoon tot bruikbare partner in terroristische activiteiten te voorkomen. Tot de categorie personen die onder deze persoonsgerichte aanpak kunnen vallen behoren ook de personen die door een Nederlandse rechter zijn vrijgelaten of vrijgesproken maar van wie, naar het oordeel van de partners van de CT-Infobox, nog steeds een terroristische dreiging uitgaat.
De CT Infobox is een samenwerkingsverband van AIVD, IND, KLPD, MIVD en OM, dat ressorteert onder de AIVD. De CT Infobox draagt bij aan de bestrijding van terrorisme door het op een centraal punt bij elkaar brengen en vergelijken van informatie over netwerken en personen die op enigerlei wijze te relateren zijn aan terrorisme. Via raadpleging, vergelijking en analyse van de gegevens die door de deelnemende diensten binnen de CT Infobox zijn ingebracht wordt een snelle analyse en beoordeling van de beschikbare informatie mogelijk.
Op basis van de resultaten van die beoordeling wordt er binnen de CT-Infobox een advies geformuleerd. De adviezen komende vanuit de CT-Infobox kunnen het bezien van mogelijkheden aangaande de volgende trajecten betreffen (waarbij opgemerkt wordt dat ook een combinatie mogelijk is):
a) beperken tot monitoren/systemen raadplegen;
b) strafrechtelijk ingrijpen;
c) vreemdelingrechtelijk optreden;
d) inlichtingenmatig onderzoeken of
e) vormgeven persoonsgerichte aanpak.
Op 20 maart 2007 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. Als ook de Eerste Kamer dit voorstel aanneemt en het in werking treedt zullen er enkele bestuurlijke maatregelen kunnen worden toegevoegd aan bovenstaande trajecten.
De CT Infobox betrekt in het proces van beoordeling overwegingen als de dreiging die van de betreffende persoon uitgaat, de mate waarin deze persoon zich bewust is van de belangstelling van de overheid voor zijn persoon, de mate waarin een persoonsgerichte aanpak – gelet op andere mogelijke trajecten – de meest gewenste aanpak is en de mate waarin een persoonsgerichte aanpak een effectief te bewandelen traject lijkt.
Met het instrument is tot nu toe nog slechts beperkt ervaring opgedaan.
Sinds het voorjaar 2005 is een wisselend aantal subjecten (in totaliteit circa 15) persoonlijk aangepakt c.q. verstoord. De persoonsgerichte aanpak wordt nu ongeveer twee jaar toegepast waarbij de politie de maatregelen uitvoert. Tussentijds hebben ervaringen geleid tot aanpassingen en verduidelijkingen. Zo zijn procedures vastgesteld waarbij de burgemeester de noodzakelijke informatie kan verkrijgen (via politie en RID) om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. De burgemeesters en korpschefs zijn in 2006 schriftelijk geïnformeerd over hun rol en verantwoordelijkheden in deze aanpak.
Op lokaal niveau is per subject het proces (landelijke proces, eventueel aangepast aan de lokale omstandigheden) langsgelopen en daarnaast is ook per subject lokaal bekeken of vast te stellen is dat de volgende doelen zijn gehaald:
1. Weet betrokkene dat hij de aandacht van de overheid heeft
2. Weet zijn omgeving dat hij de aandacht van de overheid heeft
3. Heeft dat tot gedragsverandering geleid.
Op centraal niveau zijn vervolgens door aggregatie van de lokale uitkomsten en aanbevelingen in algemene zin conclusies getrokken en zijn verbeteringen voorgesteld. Hierin zijn ook die elementen meegenomen die niet direct uit alle individuele casussen voortvloeien, zoals de bestuurlijke inbedding en het juridische draagvlak.
Het doel van de persoonsgerichte aanpak is tweeledig: Primair is het doel van de aanpak om aan een subject, object, netwerk dan wel organisatie een signaal af te geven dat hun (dreigende) inbreuken op de veiligheid en maatschappelijke integriteit bekend en niet gewenst zijn en het subject en zijn omgeving duidelijk wordt dat hij onderwerp is van preventief overheidsoptreden.
Secundair is het ultieme doel van de persoonsgerichte aanpak dat het subject stopt, vertrekt of minder aantrekkelijk is voor zijn omgeving waar hij deel van uit maakt.
Met betrekking tot het primaire doel kan niet anders worden gesteld dan dat dit doel wordt bereikt. Reacties van de subjecten, bestaande uit onder meer beklag doen bij de bezoekende buurtregisseur, wijkagent of rechercheur, brieven van advocaten en de kortgedingen om de aanpak te laten eindigen, geven hier overduidelijk blijk van.
Met betrekking tot het bovenvermelde ultieme doel is het moeilijk vast te stellen of dit doel ook daadwerkelijk bereikt wordt. Feitelijke constateringen hierin zijn nauwelijks mogelijk.
De evaluatie leidde tot de volgende aanbevelingen:
1. Breng het instrument Persoonsgerichte Aanpak nogmaals onder de aandacht van alle betrokken operationele diensten
2. Verbeter de informatie-uitwisseling (kwaliteit, tijdigheid en frequentie) tussen regionaal en nationaal niveau (RIK-NIK) en op centraal niveau (CT-Infobox en partners)
3. Zorg voor een adequate onderbouwing/argumentatie voor de plannen van aanpak
4. Betrek ook andere partners bij de uitvoering van de persoonsgerichte aanpak ( bestuur, KMar en IND)
5. Bezie in hoeverre naar de toekomst de aanpak verbreed kan worden met ook positieve maatregelen.
De aanbevelingen uit het evaluatierapport zijn inmiddels door de leden van de regiegroep persoonsgerichte aanpak ter hand genomen.
Plan van Aanpak Grenscontroles
In de eerste voortgangsrapportage van het Plan van Aanpak Grenscontroles1 bent u geïnformeerd over de stand van zaken van de maatregelen uit dit Plan van Aanpak. Deze maatregelen moeten tot een verdere verbetering van de grenscontroles leiden. In de afgelopen periode zijn de maatregelen nader uitgewerkt.
Zo heeft het kabinet besloten dat de gezamenlijke patrouilles van de Koninklijke Marechaussee, Douane en de dienst Zeehavenpolitie structureel zullen worden uitgevoerd. Op dit moment wordt gewerkt aan de invulling van de afspraken en kaders voor de structurele uitvoering van de gemeenschappelijke patrouilles. Deze afspraken zullen worden neergelegd in een convenant. Verder is in de afgelopen periode gewerkt aan het opstellen van de risicoanalyses voor de vervoerssegmenten cruisevaart, pleziervaart en kleine burgerluchtvaart. Het streven is dat deze analyses in het voorjaar worden afgerond.
Internationale samenwerking bij grensbewaking
Zoals in eerdere voortgangsrapportages is gemeld is het EU-agentschap FRONTEX verantwoordelijk voor de coördinatie van de operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie voor zover het gaat om personenverkeer. FRONTEX heeft onder meer tot taak de operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te coördineren, de lidstaten te helpen bij het opleiden van nationale grenswachten, het uitvoeren van risicoanalyses en het bijstaan van de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen. In de JBZ-Raad van 19 en 20 april jongstleden heeft Frontex een voorstel gepresenteerd om in samenwerking met de lidstaten van de Europese Unie een Europees patrouillenetwerk aan de zuidelijke maritieme grenzen te ontwikkelen. Het betreft een stapsgewijs proces om te komen tot een Europees patrouillenetwerk dat op de langere termijn voor de gehele zeebuitengrens van de Unie kan gaan gelden. Het Europees patrouillenetwerk zal een belangrijk onderdeel vormen van een nog op te zetten surveillancesysteem dat de gehele zuidelijke maritieme grenzen (en later mogelijk de gehele Unie) zal omvatten. Beide initiatieven zijn het resultaat van twee haalbaarheidsstudies, waarin Frontex heeft laten onderzoeken of deze vormen van buitengrensbewaking technisch en operationeel uit te voeren zijn. Het Europees patrouillenetwerk zal zoveel mogelijk gebruik moeten maken van de bestaande technische infrastructuur en samenwerkingsverbanden in de betrokken lidstaten. De kracht van het Europees patrouillenetwerk moet vooral voortkomen uit het aan elkaar verbinden van bestaande nationale activiteiten.
De dreigingsappreciatie die in het voorjaar 2007 is opgesteld door de inlichtingendiensten geeft aan dat de kans op een aanslag in Nederland waarbij biologische, radiologische of nucleaire (CBRN)-middelen worden ingezet volgens de inlichtingendiensten klein is, maar reëel. Ten opzichte van 2006 is deze kans ongewijzigd.
Deze inschatting leidt tot de conclusie dat, gezien de disproportionele effecten die een CBRN-aanslag teweeg kan brengen, een gecoördineerde inspanning gericht op het minimaliseren van de kans op CBRN-terrorisme noodzakelijk blijft. Het reeds ingezette traject gericht op verhoging van de security bij risicovolle CBRN-objecten wordt derhalve gecontinueerd. Naast aandacht voor chemische en nucleaire objecten wordt ook gefocust op CBRN-onderzoeksinstellingen, zoals ziekenhuizen, laboratoria en universiteiten. Tevens wordt verder gegaan met het versterken van de mogelijkheden tot detectie van CBRN-middelen door politie en de grenscontrolediensten. Het project zelfgemaakte explosieven dat vorig jaar is gestart richt zich op identificatie van kritieke eenvoudig verkrijgbare grondstoffen voor deze explosieven en het maken van afspraken met de leveranciers en producenten over de verkrijgbaarheid en samenstelling van deze grondstoffen. Er wordt in dit project nauw samengewerkt met de Europese Commissie, dat een vergelijkbaar project trekt. Tot slot is er blijvende aandacht voor de versterking van CBRN-respons, zodat adequaat kan worden opgetreden indien er zich omverhoopt toch een CBRN-incident voordoet.
Het stelsel van speciale eenheden
Aan uw Kamer is eerder gemeld dat per 1 juli 2006 het nieuwe stelsel van speciale eenheden in werking is getreden en de Dienst Speciale Interventies (DSI) bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD) is opgericht. Sindsdien zijn er goede ervaringen met het stelsel en de DSI opgedaan. Begin 2008 zal het stelsel worden geëvalueerd.
Op 1 februari 2006 in de Wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven in werking getreden. Op dit moment wordt nagegaan op welke wijze de toezegging aan uw Kamer om de toepassing in de praktijk van bepaalde onderdelen van de betreffende wet te volgen gestalte kan worden gedaan.
Alerteringssysteem Terrorismebestrijding
De ontwikkeling en uitbreiding van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATB) is bijna gereed. Per 1 juli 2007 zijn de volgende sectoren aangesloten op het systeem:
– Luchthavens
– Zeehavens
– Spoorwegen
– Stads- en Streekvervoer
– Financieel
– Nucleair
– Elektriciteit
– Gas
– Olie
– Chemie
– Drinkwater
– Tunnels en Waterkeringen
– Publieksevenementen
– Hotels
De sectoren publieksevenementen en de hotels vallen niet onder de «vitale infrastructuur» maar kunnen wel relevante doelwitten zijn voor terroristische aanslagen. Dit soort publieksintensieve plaatsen is moeilijk af te bakenen in te onderscheiden sectoren, en hiervoor wordt daarom een algemene sectoroverstijgende dreigingsanalyse opgesteld. Het alerteringsniveau wordt voor deze sectoren bepaald op grond van de standaard te treffen beveiligingsmaatregelen, tenzij er sprake is van een incidentele dreiging.
Met alle sectoren zijn sluitende afspraken gemaakt over de toepassing van het systeem in geval van op- en afschaling, en wordt er regelmatig geoefend. Daarmee is een einde gekomen aan een ruim twee jaar durend ontwikkelingstraject, en behoort het ATB nu tot één van de standaard instrumenten in de strijd tegen terrorisme. Het systeem is in beheer bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, en functioneert dankzij een professionele samenwerking tussen inlichtingendiensten, departementen, provincies, gemeenten, politiekorpsen en private sectoren. Om de samenwerking tussen al deze betrokken organisaties op regionaal niveau te verbeteren, zijn – na de eerste serie in 2006 – nu ook regiobijeenkomsten in Rotterdam, Almelo, Haarlem en Amsterdam gehouden.
Zoals aangekondigd in eerdere voortgangsrapportages, is nu de tijd aangebroken om de werking van het systeem te evalueren. De Algemene Rekenkamer zal deze evaluatie uitvoeren en daarover in 2008 rapporteren.
Terrorismebestrijding en bedrijven
Eind 2006 zijn de handreiking en brochure «Wat kan uw bedrijf ondernemen tegen terrorisme?» gepubliceerd. Veel bedrijven bestellen de handreiking en brochure via de speciale website voor bedrijven: nederlandtegenterrorisme.nl/bedrijven. In de afgelopen periode is deze website aangevuld met een beslisboom. Hiermee kunnen bedrijven op een eenvoudige manier zien aan welke aspecten zij moeten denken als zij willen bekijken óf en hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van een terroristische dreiging of aanslag.
De handreiking en brochure zijn breed uitgezet in het land. Door middel van presentaties op conferenties, tijdens bijeenkomsten en bij de regionale platforms criminaliteitspreventie waarin politie, gemeenten en bedrijven samenwerken, worden de belangrijkste betrokkenen bereikt. Ook de bedrijven zelf komen hierdoor in aanraking met de handreiking. Naast de aankondiging van de handreiking en brochure in diverse vak-branchebladen eind 2006, besteedden in april en mei 2006 24 vak- en branchebladen en 16 websites aandacht aan de bijdrage die bedrijven kunnen leveren aan terrorismebestrijding1. Daarnaast wordt in 2007 het gesprek aangegaan met bedrijven op diverse vakbeurzen. Het gaat om beurzen gericht op branches die mogelijk een doelwit kunnen zijn of onbewust informatie, diensten of producten aan terroristen kunnen leveren. Gezamenlijk met de uitzending van speciale televisie- en radiospots in maart en april 2007 worden op deze manier veel bedrijven bereikt.
Als onderdeel van de professionalisering en innovatie van het stelsel bewaken en beveiligen worden er verschillende nieuwe beveiligingsmaatregelen ontwikkeld. Hierbij valt te denken aan mobiel cameratoezicht en de «extra beveiligde woningen», maar ook aan andersoortige maatregelen, zoals infrastructurele maatregelen. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de Internationale Zone in Den Haag. Voor een van de kerngebieden in deze internationale zone, het WorldForum Park, wordt door de Coördinator Bewaking en Beveiliging in samenwerking met de gemeente Den Haag, de ministeries van Buitenlandse Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, een visie op beveiliging ontwikkeld. Door het betrekken van beveiliging in de structuurfase bij het gebieds- en planontwikkeling wordt voorkomen dat beveiligingsmaatregelen het sluitstuk van de bouwfase zijn. Op deze wijze kunnen beveiligingsmaatregelen op een creatieve en esthetische wijze worden geïntegreerd in de omgeving waardoor de Internationale Zone een veilige, maar bovenal een plezierige werk- en verblijfplaats wordt.
De professionalisering van het stelsel richt zich ook op de versterking van samenwerking met en het beveiligingsbewustzijn van de ketenpartners in bewaken en beveiligen. Zo zijn er gemeenschappelijke opleidingen ontwikkeld en worden er regelmatig regiobijeenkomsten georganiseerd.
Deze zomer zal uw Kamer separaat een rapportage ontvangen over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Toegangsbeheer Schiphol
Crisismanagement bij een terroristische dreiging
Al eerder meldden wij u dat de crisisbeheersingsorganisatie tijdens een (op handen zijnde) terroristische crisis op een aantal punten afwijkt van de generieke crisisbeheersingsorganisatie. In de herziene uitgave van het Nationale Handboek Crisisbesluitvorming (NHC), dat op korte termijn verspreid zal worden, zijn deze punten op hoofdlijnen uitgewerkt. De betrokken overheidsinstanties hebben de details verder uitgewerkt. De afspraken zullen worden weergegeven in een handboek dat de nationale crisisbeheersingsorganisatie bij een terroristische crisis beschrijft.
Op 6 maart 2007 is in samenwerking met het Air Operations and Control Station van de Koninklijke Luchtmacht de «renegade-procedure» geoefend1. In deze procedure worden de afwegingen gemaakt over de noodzaak tot en de wijze van optreden in geval van luchtvaartterrorisme.
In het kader van het Stelsel van Speciale Eenheden is op 21 maart jongstleden in de regio Twente een oefening gehouden, waarbij zowel de daadwerkelijke operationele inzet van de Dienst Speciale Interventies (DSI) als het bestuurlijke besluitvormingstraject tot op nationaal niveau werd beoefend. Deze inzet maakte deel uit van een grote anti-terrorismeoefening, waarbij door de lokale politie en bestuurders werd samengewerkt met autoriteiten en politie-eenheden uit de Duitse deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen. In deze oefening werden de afspraken op grond van het Verdrag van Enschede voor het eerst in praktijk gebracht.
Een van de pijlers van een goed functionerend Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) is een gedegen oefenprogramma. De ATb oefencyclus bestaat – per aangesloten sector – uit een workshop, een «tabletop» oefening waarbij de besluitvormingsprocedures worden beoefend en een operationele oefening waarbij maatregelen concreet worden uitgevoerd in de praktijk. In 2007 is gestart met het daadwerkelijk uitvoeren van operationele ATb oefeningen. In de afgelopen maanden zijn oefeningen georganiseerd voor en met de sectoren Spoor en Drinkwater. De oefening voor de sector Spoor werd georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Spoorwegen, ProRail en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en speelde zich af op en rond het station Eindhoven. De oefening voor de sector Drinkwater werd gehouden op vier operationele bedrijfslocaties in de Randstad en werd medegeorganiseerd door de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (VEWIN) en het Ministerie van VROM. De resultaten van beide oefeningen zijn door alle deelnemer als positief beoordeeld.
In juni volgt een operationele oefening voor de sector Luchthavens, terwijl in het najaar voor de sectoren Gas, Elektra en Nucleair operationele oefeningen zullen worden gehouden. Voor de sector financieel staat in april een «tabletop» oefening op het programma. Daarnaast zullen dit jaar voor de recent aangesloten sectoren workshops worden georganiseerd.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst
Actiepuntenlijst maatregelen terrorismebestrijding bij zesde voortgangsrapportage terrorismebestrijding
Maatregel | Stand van zaken | |
---|---|---|
Opsporen, ingrijpen, vervolgen | ||
1 | Opvolging aanbevelingen advies ACVZ (Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken). 17. Realiseer de mogelijkheid om in zogenoemde themaregisters, die ingevolge een reeds voorgenomen wijziging van de Wet Politieregisters, in de nabije toekomst zullen worden opgezet, ook vreemdelingrechtelijke informatie op te nemen en om de informatie uit deze themaregisters beschikbaar te stellen voor beslissingen inzake de toelating, het verblijf en/of de verwijdering van vreemdelingen. | Onderdeel van het wetsvoorstel Politiegegevens (30 327). Dit wetsvoorstel is op 27 juni 2006 door de Tweede Kamer aanvaard. Het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer wordt uitgebracht medio november 2006. |
2 | Implementatie herziening stelsel van speciale eenheden. | Het nieuwe stelsel en de nieuwe Dienst Speciale Interventies (DSI) bij het KLPD zijn sinds 1 juli 2006 in werking getreden. Begin 2008 zal het nieuwe stelsel worden geëvalueerd. |
3 | Pilot uitgevoerd door het Functioneel Parket waarbij civielrechtelijke bevoegdheden van het Om worden gebruikt bij de bestrijding van terrorisme (financiering) | Uit een evaluatie van het Functioneel Parket naar het gebruik van civielrechtelijke bevoegdheden kwam een aantal knelpunten naar voren, onder meer ten aanzien van vergaring en veredeling van informatie: het ontbreekt aan een instantie die ten behoeve van het Openbaar Ministerie noodzakelijk nader (civielrechtelijk) onderzoek kan verrichten naar signalen van radicalisering of terrorismefinanciering. Op dit moment worden mogelijkheden onderzocht om dit knelpunt kan weg te werken. |
Conflict-, crisisbeheersing, bewaken en beveiligen | ||
4 | Adequaat monitoren veiligheid zeehavens. | Op 4 december 2006 is de voortgangsrapportage inzake Plan van aanpak Grenscontroles aan de TK aangeboden. In de voortgangsrapportage (5448792/06) wordt de stand van zaken vermeld m.b.t. de uitvoering van de maatregelen die n.a.v. het AR-rapport zijn opgesteld. Om zicht te krijgen op de gebieden en locaties langs de kust, kleine (lucht)havens waar geen reguliere controle plaatsvindt, is besloten om in een afgebakende periode gezamenlijk toezicht door grensbewakingautoriteiten in deze gebieden te laten uitvoeren. Deze gezamenlijke patrouilles werden, in de vorm van een pilot vanaf 1 maart 2006 door de KMAR, ZHP en Douane uitgevoerd. Het overgrote deel van de kustlijn, kleine (lucht)havens kan als gevolg van de pilot niet meer als blinde vlek worden getypeerd. De gezamenlijke patrouilles van de KMar, Douane en ZHP zullen structureel worden uitgevoerd. Op dit moment wordt gewerkt aan de invulling van de afspraken en kaders voor de structurele uitvoering van de gemeenschappelijke patrouilles. – In het Central Coördinatie Centrum van het kustwachtcentrum is in september 2006 een pilot van start gegaan, waarbij de KMAR, de Douane, het Korps Landelijke politiediensten (KLPD) en de Algemene Inspectiedienst een gezamenlijke meldtafel voor handhavingdiensten inrichten. Deze pilot «Handhavingsdesk Kustwachtcentrum» is inmiddels geevalueerd en het rapport is op 23-04-2007 aan de Raad voor de Kustwacht aangeboden. De Raad heeft in navolging op aanbevelingen van het rapport besloten dat de Handhavingsdesk, tot de evaluatie Kustwacht in 2009, een permanent karakter dient te hebben. – Invoering van een nieuw multidisciplinair uitvoeringsconcept op maritieme grensbewaking bij de KMAR. Het project loopt conform planning en duurt tot eind 2007 |
5 | Evaluatie alerteringssysteem | In 2008 zal een evaluatie naar het alerteringssysteem gereed zijn. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer. |
Wetgeving | ||
6 | De wenselijkheid en noodzaak van verlenging van termijnen – zowel in het kader van inverzekeringstelling, als bij het registreren en bewaren van gegevens, zoals die van telecommunicatie – worden bezien. | Deels meegenomen bij de wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing van terroristische misdrijven, Stb. 2006, 580. In werking getreden op 1-2-2007. Overigens betrokken bij het wetsvoorstel en de AMvB politiegegevens en de implementatie van het kaderbesluit inzake bewaren van verkeersgegevens. Het wetsvoorstel politiegegevens is op 27 juni 2006 door de Tweede Kamer aanvaard. Het nader voorlopig verslag inzake dit wetsvoorstel van de vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer is uitgebracht in maart 2007. Naar verwachting wordt de nadere memorie van antwoord eind april 2007 ingezonden. De inwerkingtreding van deze wet wordt voorzien op 1-1-2008. Het wetsvoorstel tot implementatie van het EU-kaderbesluit bewaren verkeersgegevens is sinds medio april 2007 om advies aanhangig bij de Raad van State. |
7 | Alomvattend VN- verdrag inzake terrorisme. | In februari 2007 zijn de onderhandelingen hierover hervat maar zij hebben echter nog geen concreet resultaat opgeleverd. In het najaar van 2007 zal verder worden onderhandeld. |
8 | VN-verdrag inzake nucleair terrorisme | Is aangenomen bij AVVN resolutie 59/290 (15 april 2005); Nederland heeft het ondertekend tijdens de 60e AVVN. Onderzocht wordt of aparte uitvoeringswetgeving vereist is; het goedkeuringswetsvoorstel is in voorbereiding. |
9 | Herziening witwasverdrag Raad van Europa. | Het goedkeuringswetsvoorstel is in voorbereiding. |
10 | IAEA Verdrag inzake fysieke beveiliging nucleair materiaal | Het verdrag is in juli 2005 geamendeerd. Verschillende bepalingen zijn aangescherpt n.a.v. het VN-verdrag (actiepunt 19). |
11 | Wetsvoorstel politiegegevens. | Zie onder actiepunt 6. |
12 | AMvB bij Wet politiegegevens. | Het ontwerpbesluit is in voorbereiding. Betreft de uitvoering van nr.11. De binnengekomen adviezen worden verwerkt. |
13 | Opsporingsbevoegdheden in verband met satellietinterceptie. | Het ontwerp- besluit is in voorbereiding. |
14 | Ontwerp-kaderbesluit bewijsverkrijgingsbevel. | Politiek akkoord. Implementatiewetgeving is in voorbereiding. |
15 | Ontwerp-kaderbesluit inzake bewaren van verkeersgegevens. | Het implementatievoorstel is voor advies aanhangig bij de Raad van State. |
16 | Ontwerpbesluit inzake uitwisseling van gegevens uit strafregisters | Omgezet in nationale regelgeving: Besluit van 26-1-2007, Stb. 2007, 40, Wijziging Besluit justitiële gegevens in verband met o.a. implementatie van Kaderbesluit nr. 2005/876/JBZ. |
17 | Databank voor forensisch materiaal. | De EU wil dit onderwerp bestuderen. |
18 | Ontwerp-kaderbesluit inzake uitwisseling informatie en inlichtingen tussen wethandhavingsautoriteiten. | Tussen de EU-lidstaten is een politiek akkoord bereikt over de inhoud van het ontwerp-kaderbesluit. De nadere onderhandelingen zijn gaande. |
19 | Programma getuigenbescherming terrorisme | De Europese Commissie is verzocht om een voorstel. |
20 | Wetsvoorstel doorzettingsmacht. | Wetgeving is in voorbereiding. Advies van Raad van State september. Nader rapport in concept gereed. Nieuwe behandeling in de ministerraad vóór de zomer. |
21 | Wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid | Is sinds maart 2007 aanhangig bij de Eerste Kamer. In afwachting van het voorlopig verslag van de Eerste Kamer. |
22 | Wetsvoorstel beperken dubbele nationaliteit en ontneming dubbele nationaliteit bij terroristische misdrijven | Plenaire behandeling gestart in de Tweede Kamer (15-2-2007); stemmingen zijn aangehouden. |
23 | Voornemens op het gebied van de wetgeving, zoals aangekondigd in de brief van het kabinet van 10 november 2004 naar aanleiding van de moord op de heer Van Gogh. – De mogelijkheden voor verruiming van de strafbaarstelling voor belediging en godslastering, worden onderzocht. – Overwogen wordt om analoog aan de Franse wetgeving ook apologie expliciet strafbaar te stellen: het verheerlijken of goedpraten van ernstige misdrijven. Dit wetsvoorstel strekt ertoe de strafrechtelijke bescherming tegen radicalisering te versterken. – Overwogen wordt de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep bij delicten die aanzetten tot haat of geweld tegen personen te verruimen.– Overwogen wordt om de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen ten aanzien van personen die aanzetten tot haat of geweld te verruimen. – Bezien wordt of naast het strafrecht ook andere mogelijkheden bestaan om uitspraken op hun mogelijk beledigende karakter te toetsen. | Het WODC-onderzoek is afgerond. De Tweede Kamer is van het rapport in kennis gesteld. Het kabinetsstandpunt is in voorbereiding.Franse wetgeving: wordt betrokken bij het kabinetsstandpunt over het onderzoeksrapport.Dit is meegenomen in een verzamelwet (Partiële wijziging Sv); De consultatie daarover zal medio mei zijn afgerond. Daarna zal het wetsvoorstel aan de ministerraad worden aangeboden.. |
24 | Invoering van publicatieplicht voor stichtingen van de staat van baten en lasten en een balans, zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 30 juni 2005 (TK, vergaderjaar 2004–2005, 27 925, nr. 181) | In voorbereiding. |
25 | Herziening toezicht rechtspersonen (HTR). HTR is een instrument dat toezicht- en handhavingsorganisaties, actief op het gebied van het voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen op financieel-economisch terein, moet gaan ondersteunen bij hun eigen taken. | De benodigde wetgeving zal in principe eind 2008/begin 2009 gereed zijn. Deze zomer word een pilot afgerond waarbij de HTR-systematiek met faillissementsfraude is getest. Na de zomer zal in principe een brede proeftuin van start gaan waarin de gehele keten wordt getest (vanaf het moment waarop informatie wordt geleverd in het systeem en via nadere analyse met een risicomelding aan toezichthouder/handhaver het systeem verlaat). Dan zullen alle vormen van misbruik van rechtspersonen op financieel-economisch gebied worden meegenomen, die de voorkeur hebben van de afnemers van de riscomeldingen. Dit zijn toezichthouders en handhavers, maar met name het OM en de Belastingdienst, waarmee komende jaren afspraken nader worden uitgewerkt en in een convenant vastgelegd |
Zie hierover brief van minister van Justitie van 23 mei 2007, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 754, nr. 99.
Regeling 5348913/505 van 20 april 2005 «houdende het verlenen van militaire bijstand ten behoeve van de bewaking van het Nederlandse luchtruim en inzet van defensiemiddelen tegen terroristische dreigingen vanuit de lucht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29754-100.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.