29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 999 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2019

Middels deze brief doe ik u nog een aantal zaken ten behoeve van het Algemeen Overleg Pakketbeheer van 26 juni aanstaande toekomen. Het betreft:

  • 1. de rapportage van de kwartiermakersfase Zorgevaluatie en Gepast Gebruik;

  • 2. de toezegging uit het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid van 6 juni jongstleden ten aanzien van afbouwmedicatie;

  • 3. de toezegging uit het Algemeen Overleg Sportbeleid van 12 juni jongstleden ten aanzien van de Pace-Pro.

Rapportage kwartiermakersfase Zorgevaluatie en Gepast Gebruik

Ik bied u hierbij het stappenplan van het Programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik voor de komende vijf jaar aan1. In mijn Kamerbrief van 13 juni jongstleden2 heb ik reeds aangegeven dat ik u na de zomer een inhoudelijke reactie zal doen toekomen.

Het programma Zorgevaluatie en Gepast gebruik is een gezamenlijk initiatief van alle ondertekenaars van het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg (Patientenfederatie, FMS, V&VN, NVZ, NFU, ZKN, ZN en VWS), wordt gefaciliteerd en gemonitord door Zorginstituut Nederland en heeft ZonMw als strategische partner. Al deze partijen hebben zich de afgelopen maanden ingespannen om tot een ambitieus en door ieder gedragen actieplan te komen. Het doel van het plan is om er gezamenlijk voor te zorgen dat zorgevaluatie over vijf jaar integraal onderdeel is van het reguliere zorgproces, waarbij het onbekende wordt geëvalueerd en bewezen effectieve zorg wordt geïmplementeerd. Daardoor krijgt de patiënt de bewezen beste zorg en wordt ook bijgedragen aan het betaalbaar houden van de zorg.

Toezegging afbouwmedicatie

Tijdens het AO Geneesmiddelenbeleid op 6 juni 2019 heb ik uw Kamer toegezegd voor het AO Pakketbeheer op 26 juni 2019 terug te komen op afbouwmedicatie, in het bijzonder over onderzoek uitgevoerd door zorgverzekeraar Zilveren Kruis.

Ik ben hier reeds op ingegaan in verschillende Kamerstukken.3 Naar aanleiding van uw verzoek naar nieuwe informatie, geef ik hieronder kort de uitspraak van de Rechtbank Utrecht weer. Daarnaast heb ik Zilveren Kruis gevraagd of er nieuwe informatie voorhanden is.

Allereerst, door de Regenboog Apotheek, de magistraal bereider van taperingstrips, is op 19 december 2018 bij de Rechtbank Utrecht een «art. 843a Rv»-procedure gestart tegen Zilveren Kruis.4 Regenboog Apotheek eiste een afschrift van of inzage in het onderzoek dat Zilveren Kruis heeft uitgevoerd (het literatuur- en veldonderzoek). Zilveren Kruis heeft in deze zaak aangegeven dat er geen rapport is en dat er ook geen verslagen of notulen zijn van de gesprekken gevoerd in het kader van het veldonderzoek. Het standpunt van Zilveren Kruis naar aanleiding van de bestudering van de door Regenboog Apotheek aangedragen literatuur is verwoord en gedeeld met Regenboog Apotheek, in een bericht van de adviserend apotheker van Zilveren Kruis aan de Regenboog Apotheek. De rechter achtte het niet aannemelijk dat er door Zilveren Kruis bevindingen nader zijn vastgelegd in een rapport, en heeft in haar vonnis van 9 januari 2019 alle vorderingen van Regenboog Apotheek afgewezen.

Daarnaast heb ik Zilveren Kruis gevraagd of er nieuwe informatie beschikbaar is. Zij hebben aangegeven dat er geen aanvullende informatie is over het «onderzoek» dan welke reeds met uw Kamer is gedeeld.

Toezegging Pace-Pro

Daarnaast heb ik u in het Algemeen Overleg Sportbeleid toegezegd dat ik u nader zou informeren over het onderwerp Pace-Pro, zoals ik ook al recent gedaan heb in antwoorden op Kamervragen.5

Een Pace-pro is bedoeld als bescherming van een hartimplantaat (pacemaker protector). Een pacemaker valt onder medisch specialistische zorg en wordt door het ziekenhuis uit een DBC bekostigd. Indien een behandelend arts permanente bescherming van een implantaat noodzakelijk vindt, dan zou een adequaat hulpmiddel zoals een Pace-Pro, uit die DBC verstrekt kunnen worden. Dit is ter beoordeling van de behandelend arts.

Ik kan mij voorstellen dat deze bescherming een uitkomst kan bieden aan gebruikers om mee te kunnen doen aan activiteiten waarbij het implantaat beschermd moet worden. Zeker in het geval van toepassing bij kinderen ligt het voor de hand dat professionals beoordelen of permanente bescherming van een implantaat nodig. Ik kan mij dan ook voorstellen dat deze beoordeling onderdeel wordt van een richtlijn en zal dit bespreken met de beroepsgroep.

De pacemaker en daarmee de bijbehorende bescherming valt niet onder één van de functiegerichte aanspraken uit de paragraaf hulpmiddelenzorg van de Regeling zorgverzekering. Er is daarom geen zorgplicht van de zorgverzekeraar voor een vergoeding rechtstreeks aan de verzekerde, maar enkel via het ziekenhuis als er een indicatie is, zoals ik hierboven beschreven heb.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 248, nr. 317.

X Noot
3

Handelingen II 2017/18, nr. 1258 & Brief Minister Bruins aan de Tweede Kamer 21 november 2018, nummer 2018D54660

X Noot
4

Zaaknummer/rolnummer: C/16/468767/ KG ZA 18-644

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1789

Naar boven