29 689
Herziening Zorgstelsel

nr. 285
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 december 2009

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bleek er bij enkele fracties behoefte te bestaan een aantal vragen en opmerkingen te plaatsen bij de bij brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 september 2009 inzake het toegezonden concept Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten (Kamerstuk 29 689, nr. 274). De op 21 oktober 2009 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de bij brief van 16 december 2010 toegezonden reactie van de minister hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

De griffier van de commissie,

Teunissen

Vragen en opmerkingen van de CDA-, PvdA- en ChristenUniefractie

De leden van de CDA-, PvdA- en ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten. Naar aanleiding van het Besluit en de bijbehorende Nota van Toelichting hebben de leden nog een aantal vragen. Zij willen beter inzichtelijk hebben wat de aantallen zijn wat betreft gebruik en tegemoetkoming in de oude regeling en in de nieuwe regeling. Specifieker: hoeveel huishoudens maakten de afgelopen jaren (bv. van 2005 t/m 2008) gebruik van BU-regeling? Hoeveel mensen daarvan kwamen in aanmerking voor een tegemoetkoming (TBU)? Wat was in euro’s het totaal aan tegemoetkomingen? Dezelfde vragen hebben de leden t.a.v. de nieuwe TSZ-regeling. Hoeveel huishoudens zullen naar verwachting de komende jaren (2009 t/m 2012) gebruik maken van de regeling en hoeveel komen in aanmerking voor een tegemoetkoming? Ook daar willen de leden graag de bedragen aan gekoppeld zien. In dit verband willen de leden van de CDA-, PvdA- en ChristenUnie-fractie ook preciezer, uitgebreider uitgelegd krijgen waarop de verwachtingen qua aantallen en bedragen voor de komende jaren zijn gebaseerd.

De leden van de CDA-fractie hebben in het verleden gevraagd of de weekendregeling voor gehandicapte kinderen onder BU/TBU gebracht zou kunnen worden, zodat juist die ouders, die geen belasting betalen, in aanmerking kunnen komen voor de weekendregeling (bijvoorbeeld een echtpaar met alleen een AOW-uitkering en een volwassen gehandicapt kind in een instelling). Is de regering bereid om de TSZ regeling zo aan te passen dat ook de weekendregeling voor gehandicapte kinderen eronder valt? (IB 2001, artikel 6.25 en 6.26)

De leden van de CDA-, PvdA- en ChristenUnie-fractie zijn verbaasd over het feit dat de tegemoetkoming pas wordt toegekend wanneer de aanslag definitief vast staat. De nieuwe regeling voor speciale zorgkosten loopt gewoon mee in de belastingaanslag. Dan kan ook de Tegemoetkoming meelopen in de aanslag. Is de regering bereid het systeem zo aan te passen dat de tegemoetkoming wordt toegekend in het proces van de gewone aanslag?

Ook zijn deze leden verbaasd over de lange behandelduur: eerst na vaststelling van de definitieve aanslag wordt de tegemoetkoming vastgesteld, terwijl alle andere zaken bij de rijksoverheid wel als voorschot uitbetaald kunnen worden (inkomstenbelasting, toeslagen etc.), moet een belastingplichtige nota bene 7 maanden wachten tot na vaststelling van de definitieve aanslag om maar bezwaar te kunnen maken. Dat lijkt toch de wereld op zijn kop, zeker voor een groep mensen met een zeer bescheiden draagkracht. Zal de regering (na de toezegging op de vorige vraag) heffingsrente toekennen op de tegemoetkoming?

De leden van de CDA-, PvdA- en ChristenUnie-fractie zien verder dat de F-biljetten nog steeds alleen als papieren biljetten beschikbaar zijn en dat het heel, heel erg lang duurt voordat een tegemoetkoming uitbetaald wordt. Daarom hebben zij de volgende vragen:

1. Is de regering bereid op korte termijn het F-biljet in elektronische vorm beschikbaar te stellen, zoals velen aan het BECON-overleg gevraagd hebben?

2. Moeten de erfgenamen opnieuw aangifte doen van erf- en schenkbelasting wanneer de belastindienst twee jaar na overlijden ineens € 400 tegemoetkoming overmaakt aan de erfgenamen, die netjes alles op tijd hebben ingevuld en de erfbelasting tijdig hebben afgedragen?

De inspecteur mag de tegemoetkoming ambtshalve nog een jaar lang vaststellen of verhogen. Waarom is hier niet aangesloten bij de andere belastingwetten, waarbij de inspecteur die bevoegdheid vijf jaar heeft? Is de regering bereid bij de andere belastingwetten aan te sluiten? Het aangifteprogramma vermeldt nog niet het recht op de TSZ (Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten). Wanneer zal dat wel het geval zijn? Indien twee partners (zeg één 65- en één 65+) recht hebben op de TSZ, tegen welk marginaal tarief gebeurt dat dan? Kan de regering dit met een paar rekenvoorbeelden verduidelijken?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten. Zij vinden deze regeling niet duidelijker dan wat er was, namelijk de BU/TBU. Zij constateren dat er mensen uitvallen die eerder recht hadden op een tegemoetkoming. Kan de regering op een rij zetten voor welke mensen (denk aan hen die geen belasting betalen) deze regeling niet zal gelden?

Deze leden hebben grote moeite met het feit dat de tegemoetkoming pas toegekend wordt als de aanslag definitief is. Is het een mogelijkheid de nieuwe regeling mee op te laten trekken met de belastingaanslag? Zij hebben er groot bezwaar tegen dat mensen moeten gaan afwachten, terwijl zij financieel de tegemoetkoming nodig hebben. Zij vragen of het mogelijk is dat er gewerkt wordt met een voorschot terwijl de definitieve aanslag wordt opgemaakt. Dit gebeurt ook met de inkomstenbelasting, dus deze systematiek is de overheid niet vreemd. Deze leden ontvangen graag een reactie.

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het besluit over de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten en de brief met toezeggingen, gedaan tijdens het algemeen overleg van 23 september 2009. Desalniettemin hebben zij nog enkele vragen. Zoals bekend is de VVD-fractie tegen de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, omdat tot op de dag van vandaag de afbakening onduidelijk is, en de regeling gecompliceerd in elkaar zit. De voorliggende stukken bewijzen naar de mening van de leden van de VVD-fractie dit standpunt.

Ten aanzien van de brief van de staatssecretaris zijn deze leden niet van mening dat de vraag die tijdens het algemeen overleg is gesteld afdoende beantwoord is. De staatssecretaris geeft duidelijk aan dat het de bedoeling van de regering is om € 650 miljoen (€ 400 miljoen op basis van het coalitieakkoord en € 250 miljoen als gevolg van de motie Van Geel) te bezuinigen ten opzichte van de vroegere Buitengewone Uitgavenregeling.

De vraag die tijdens genoemd overleg gesteld werd was enerzijds een overzicht van wat er precies ingeboekt was, maar óók de vraag of de besparing in de praktijk ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden; zeker gezien de nog steeds niet bekende afbakening van de groep die recht heeft op de regeling. Graag ontvangen zij een reactie van de regering op dit punt.

Ten aanzien van het Besluit Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) vinden de leden van de VVD-fractie dat het besluit nog de nodige vragen oproept. De TSZ kent volgens de regering dezelfde uitgangspunten als de TBU-regeling (onder kopje 2 Nota van Toelichting). Verderop (onder kopje 3) geeft de regering aan dat ten opzichte van de oude regeling slechts één vijfde van de originele ontvangers (120 000 ten opzichte van 600 000 huishoudens in 2006) gebruik gaat maken van de oude regeling. Is hier niet gewoonweg sprake van een enorme bezuiniging? Waar zit precies het onderscheid tussen de oude regeling en de nieuwe, als er enkel juridische aanpassingen zijn gedaan, waardoor er opeens 480 000 minder huishoudens naar verwachting gebruik van gaan maken?

Wat bedoelt de regering met de geschatte budgettaire effecten van € 40 miljoen die verbonden zijn aan de regeling? Zijn deze effecten gerelateerd aan de € 223 miljoen die de 600 000 huishoudens in 2006 ontvingen?

Is de regering bereid nog met de Kamer in overleg te treden na het advies van de Raad van State?

Reactie van de minister

Inleiding

Op 22 september 2009 heb ik het concept Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ-regeling) (Kamerstukken II 2008/09, 29 689, nr. 274) aan uw Kamer gezonden, een en ander overeenkomstig een toezegging die van de kant van het kabinet is gedaan tijdens de parlementaire behandeling van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Onder meer tijdens die parlementaire behandeling is verschillende malen aangegeven dat de TSZ-regeling het per 1 januari 2009 vervallen Besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU-regeling) vervangt. Daarbij is ook aangegeven dat de nieuwe TSZ-regeling inhoudelijk geen wijzigingen bewerkstelligt ten opzichte de «oude» TBU-regeling. Ook de nota van toelichting bij het besluit benadrukt dat. Wel is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling uitvoeringstechnisch en juridisch te optimaliseren, veelal ten gunste van belanghebbende. Zo is de kring van gerechtigden uitgebreid, door daar waar vroeger alleen binnenlands belastingplichtigen voor de regeling in aanmerking kwamen, de nieuwe regeling ook toegankelijk te maken voor buitenlands belastingplichtigen. Voorts zijn in de nieuwe regeling doelmatigheidsgrenzen opgenomen, waardoor geen tegemoetkoming wordt verleend indien deze minder bedraagt dan € 15, en geen terugvordering plaatsvindt van eventueel ten onrechte genoten tegemoetkomingen onder de € 50. Tot slot zijn in de nieuwe regeling behandelingstermijnen opgenomen met rechtsingang voor de belastingplichtige. Het concept van de nieuwe TSZ-regeling heeft tot een aantal vragen geleid bij de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport: vragen die volgens mij deels op misverstanden berusten. Hierna zal ik, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de vragen beantwoorden en ik hoop daarmee de kennelijk aanwezige ongerustheid bij de leden te kunnen wegnemen. Ik zal de vragen waar mogelijk behandelen in de volgorde waarin zij zijn opgenomen in het (voorlopige) verslag van het schriftelijk overleg.

Vragen en antwoorden

De leden van de fracties van het CDA en de PvdA hebben vragen gesteld over de aantallen wat betreft gebruik en tegemoetkoming in de oude en de nieuwe regeling. Meer specifiek vragen deze leden naar de aantallen huishoudens die de afgelopen jaren gebruik maakten van de BU-regeling, hoeveel mensen daarvan in aanmerking kwamen voor een tegemoetkoming (TBU) en wat in euro’s het totaal aan tegemoetkomingen is geweest. Dezelfde vragen stellen deze leden ten aanzien van de nieuwe regelingen, zowel waar het betreft de fiscale aftrek in het kader van de specifieke zorgkosten als de nieuwe TSZ-regeling. In dat kader vragen deze leden tot slot waar de verwachtingen qua aantallen en bedragen op zijn gebaseerd. Ook de leden van andere fracties hebben vragen gesteld over de aantallen mensen die in het verleden gebruik maakten van de TBU-regeling en straks van de TSZ-regeling. Zo vragen de leden van de fractie van de SP voor welke groepen mensen de nieuwe TSZ-regeling niet zal gelden en vragen de leden van de fractie van de VVD waarom nog slechts één vijfde van de TBU-belanghebbenden gebruik kan maken van de TSZ-regeling. In dat verband vragen de leden van de fractie van de VVD of het geschatte budgettaire belang van € 42 miljoen van de TSZ-regeling gerelateerd is aan het «oude» budgettaire beslag van de TBU-regeling.

Allereerst merk ik op dat het aantal mensen/huishoudens dat gebruik zal maken van de nieuwe fiscale aftrek voor specifieke zorgkosten aanzienlijk kleiner zal zijn dan het aantal mensen dat voorheen gebruik kon maken van de aftrek buitengewone uitgaven. De gehele omzetting van de buitengewone uitgavenregeling naar de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (wtcg) is er op gericht de regeling beter toe te spitsen op de beoogde doelgroep. De nieuwe fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten voorziet dan ook nog alleen in de aftrek van zorgkosten die in het algemeen voornamelijk door die groep worden gemaakt. Het aantal mensen dat gebruik zal maken van de aftrek specifieke zorgkosten zal dan ook aanzienlijk geringer zijn dan het aantal mensen dat gebruik maakte van de buitengewone uitgavenregeling. Hierdoor zal het aantal mensen dat met een verzilveringsprobleem wordt geconfronteerd in relatie tot de aftrek specifieke zorgkosten ook aanzienlijk kleiner zijn. Dat is geen bezuiniging op de tegemoetkomingsregeling zoals de leden van de fractie van de VVD vragen, maar een logisch gevolg van de omzetting van de buitengewone uitgavenregeling naar de wtcg.

Tabel 1 geeft een overzicht van het gebruik van de BU-regeling/wtcg. Dit is inclusief de TBU/TSZ-regeling. Over de TBU zijn slechts realisatiecijfers bekend over 2006. In 2006 ging het om 671 000 huishoudens met een totaal bedrag van € 261 mln. Naar verwachting zullen in 2009 165 000 huishoudens gebruik maken van de TSZ-regeling en bedraagt het budgettaire belang daarvan € 42 mln.

Tabel 1 Gebruik Buitengewone Uitgavenregeling / wtcg

JaarAantal huishoudens (mln)Bedrag (mln)Budgettair beslag (mln)
20053,36 0941 826
20063,56 6001 964
20073,87 8002 320
20083,98 3052 449
20091,41 796516

De jaren 2005 en 2006 betreffen realisaties, de jaren 2007 t/m 2009 ramingen.

Tabel 2 Gebruik Tegemoetkoming Buitengewone Uitgavenregeling / TSZ

JaarAantal huishoudens (x 1 000)Bedrag (mln)
2005525186
2006671261
2007731280
2008774296
200916542

De jaren 2005 en 2006 betreffen realisaties, de jaren 2007 t/m 2009 ramingen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering bereid is de TSZ-regeling zo aan te passen dat ook de weekendregeling voor gehandicapte kinderen eronder valt. Ik wijs u erop dat de weekendregeling voor gehandicapte kinderen niet enkel ziet op uitgaven door ouders voor gehandicapte kinderen: ook uitgaven die door een belastingplichtige worden gedaan om zijn ernstig gehandicapte kind, broer, zus of onder zijn mentorschap gestelde persoon te verzorgen zijn weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen. Vervolgens geldt de voorwaarde dat de gehandicapte ouder dan 27 jaar is en doorgaans in een inrichting verblijft. Op vergelijkbare vragen van de leden van de fractie van het CDA in het kader van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel wtcg (31 706, nr. 12, blz. 34) is geantwoord dat het ongewenst is om de regeling voor weekenduitgaven voor gehandicapten onder te brengen in de regeling voor specifieke zorgkosten. De TSZ-regeling ziet als opvolger van de TBU-regeling specifiek op een probleem dat is geconstateerd bij het in aanmerking nemen van specifieke zorgkosten (voorheen buitengewone uitgaven). Omdat de tegemoetkoming onlosmakelijk aan de specifieke zorgkosten is verbonden acht ik het onwenselijk de TSZ-regeling uit te breiden tot de weekendregeling voor gehandicapte kinderen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of de toekenning van de tegemoetkoming kan plaatsvinden in het proces van de gewone aanslag. De leden van de fractie van de SP vragen of het mogelijk is dat er gewerkt wordt met een voorschot terwijl de definitieve aanslag wordt opgemaakt.

Het is op dit moment niet mogelijk om de tegemoetkoming toe te kennen in het proces van de gewone aanslag, omdat de tegemoetkoming met behulp van een afzonderlijke geautomatiseerde applicatie wordt toegekend. Er is in het verleden met betrekking tot de tegemoetkoming buitengewone uitgaven de keuze gemaakt om deze pas te verstrekken, nadat de inkomensgegevens definitief zijn geworden. Hierdoor wordt ook voorkomen dat in een later stadium teveel betaalde tegemoetkomingen moeten worden teruggevorderd. Omdat ook onder de nieuwe TSZ-regeling de situatie kan ontstaan dat in een voorlopige toekenning teveel wordt ontvangen en bij de definitieve toekenning een bedrag moet worden terugbetaald, zie ik geen aanleiding om onder de nieuwe TSZ-regeling een andere lijn te kiezen.

De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vragen of de regering heffingsrente zal toekennen op de tegemoetkoming. Deze leden gaan er ten onrechte van uit dat de tegemoetkoming een vorm van een (negatieve) heffing is. Heffingsrente wordt vergoed aan of betaald door belastingplichtigen indien blijkt dat over een bepaalde periode te veel respectievelijk te weinig belasting is betaald. Daarbij heeft de belastingplichtige daadwerkelijk een rentevoordeel of -nadeel, en bestaat grond voor rentevergoeding. Bij de TSZ-regeling gaat het om een tegemoetkoming (nadrukkelijk geen belastingteruggave) voor gevallen waarin een belastingplichtige als gevolg het in aanmerking nemen van specifieke zorgkosten zijn gecombineerde heffingskorting niet (volledig) kan verzilveren. Deze tegemoetkoming valt om die reden niet onder regeling voor heffingsrente.

De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vragen of de regering bereid is om op korte termijn het F-biljet in elektronische vorm beschikbaar te stellen, zoals velen in het BECON-overleg gevraagd hebben. Het elektronische aangifteprogramma van de Belastingdienst biedt de mogelijkheid om een aangifte van een overleden partner in te dienen. Dit programma is beschikbaar in januari na het betreffende aangiftejaar. Aan de externe softwareleveranciers is in het afgelopen jaar door de Belastingdienst bevestigd dat er geen bezwaren bestaan als zij de mogelijkheid aanbieden om met hun aangifteprogramma’s aangifte voor een overledene te doen. Gedurende het belastingjaar wordt altijd al een papieren F-biljet beschikbaar gesteld. Het is gezien de grootte van de doelgroep (het gaat jaarlijks om ongeveer 85 000 F-biljetten) te kostbaar om tijdens het jaar te voorzien in een afzonderlijk elektronisch verwerkbaar F-biljet.

Deze leden vragen ook of de erfgenamen opnieuw aangifte moeten doen van erf- en schenkbelasting wanneer de belastingdienst twee jaar na overlijden ineens € 400 tegemoetkoming overmaakt aan de erfgenamen, die netjes alles op tijd hebben ingevuld en de erfbeplanting tijdig hebben afgedragen. Er bestaat alleen recht op een tegemoetkoming specifieke zorgkosten indien de aftrek van specifieke zorgkosten een verzilveringstekort van de heffingskortingen veroorzaakt. Dit kan doorgaans alleen het geval zijn bij een laag verzamelinkomen. De erfenis van een tegemoetkomingsgerechtigde zal daarom naar verwachting in weinig gevallen leiden tot een te betalen aanslag erfbelasting voor de erfgenamen. Overigens is het vaak zo dat jaarlijks recht bestaat op de tegemoetkoming. De erfgenamen kunnen dus over het algemeen in hun aangifte erfbelasting al rekening houden met de vordering.

Deze leden wijzen er op dat de inspecteur de tegemoetkoming ambtshalve nog een jaar lang mag vaststellen of verhogen. Zij vragen of de regering bereid is bij de andere belastingwetten aan te sluiten waarbij de inspecteur die bevoegdheid vijf jaar heeft. Artikel 4, eerste lid, van de TSZ-regeling treedt in werking ingeval door een navorderingsaanslag inkomstenbelasting of een ambtshalve vermindering blijkt dat de tegemoetkoming tot een onjuist bedrag is vastgesteld en sluit om die reden aan bij de voor de inkomstenbelasting geldende navorderings- en ambtshalve verminderingstermijnen. Artikel 4, tweede lid, van de TSZ-regeling biedt de inspecteur daarnaast nog een termijn van een jaar om ambtshalve de tegemoetkoming te wijzigen. Deze bepaling is met name bedoeld voor foutherstel en is uit het oogpunt van rechtszekerheid zo kort mogelijk gehouden.

Deze leden wijzen er voorts op dat het aangifteprogramma nog niet het recht op de tegemoetkoming vermeldt. Zij vragen wanneer dat wel het geval zal zijn. Het elektronisch aangifteprogramma 2010 zal de mogelijkheid bieden om te berekenen of men op basis van de ingevulde gegevens in aanmerking komt voor de tegemoetkoming specifieke zorgkosten bestaat.

De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vragen voorts naar de volgende situatie: indien twee partners (één 65- en één 65+) recht hebben op de tegemoetkoming, tegen welk marginaal tarief gebeurt dat dan? Zij vragen ook of de regering dit met een aantal rekenvoorbeelden kan verduidelijken? Wanneer een belastingplichtige een partner heeft wordt een gezamenlijke tegemoetkoming gegeven die wordt berekend op basis van de gezamenlijke bedragen van de gecombineerde inkomensheffing, de gecombineerde heffingskorting en de uitgaven voor specifieke zorgkosten. De tegemoetkoming is, zoals bekend, een financiële tegemoetkoming ter zake van specifieke zorgkosten die in de inkomstenbelasting tot gevolg hebben dat de heffingskortingen niet (geheel) kunnen worden verzilverd. De tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag aan heffingskorting dat als gevolg van het in aanmerking nemen van de specifieke zorgkosten niet kan worden verzilverd. Specifieke zorgkosten maken onderdeel uit van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. Dat wil zeggen dat partners deze in een door hun gewenste verhouding mogen toerekenen voor hun aangifte inkomstenbelasting. In het algemeen zullen belastingplichtigen de specifieke zorgkosten op de gunstigste wijze in aanmerking nemen, dus toerekenen aan degene die de specifieke zorgkosten tegen het hoogste marginale tarief kan aftrekken. Doorgaans is dat degene met het hoogste inkomen, maar in een situatie zoals de onderhavige (65+/65-) kan dit anders zijn omdat de gecombineerde tarieven voor 65+-ers in de eerste twee tariefschijven lager zijn dan voor belastingplichtigen tot 65 jaar.

Voor de hoogte van de tegemoetkoming kan het dus van belang zijn bij wie de specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen. Hoe hoger het marginale tarief waartegen de uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn afgetrokken, hoe groter het verschil in inkomensheffing tussen de situatie dat deze uitgaven wel en niet in aanmerking worden genomen. Aftrekken tegen een hoger marginaal tarief zal dus in het algemeen betekenen dat de verzilveringsproblematiek groter wordt, en dus dat de tegemoetkoming hoger wordt. In een voorbeeld zal een en ander worden verduidelijkt.

Voorbeeld

Meneer C (60) en mevrouw C (67) zijn heel 2009 fiscale partners. Het gezamenlijke verzamelinkomen is € 25 000 (waarvan € 15 000 van mevrouw C). De gezamenlijke uitgaven voor zorgkosten bedragen € 6000 en de gezamenlijke gecombineerde heffingskorting komt op € 5000. Alhoewel mevrouw C een hoger verzamelinkomen heeft, is het marginale tarief voor meneer C (33,50%) hoger dan voor mevrouw C (15,60%) en is het voordeliger de specifieke zorgkosten bij hem in aanmerking te nemen. Hiermee wordt namelijk een belastingbesparing van 33,50% (in plaats van 15,60%) over de aftrekbare specifieke zorgkosten van € 6000 behaald.

De gecombineerde inkomensheffing bij meneer C is nu 33,50% over € 4000 (€ 10 000 – € 6000) = € 1340 en bij mevrouw C 15,60% over € 15 000 = € 2340. De gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing bedraagt dus € 3680. Zonder het in aanmerking nemen van de specifieke zorgkosten zou de gecombineerde inkomensheffing € 5690 hebben bedragen (33,50% over € 10 000 + 15,60% over € 15 000). Na het in aanmerking nemen van de gezamenlijke gecombineerde heffingskorting zou zonder het in aanmerking nemen van specifieke zorgkosten € 690 aan belasting verschuldigd zijn, en als de specifieke zorgkosten wel in aanmerking worden genomen is de verschuldigde belasting nihil. De gezamenlijke gecombineerde heffingskorting wordt geheel verzilverd als de specifieke zorgkosten niet in aanmerking zouden zijn genomen, terwijl deze slechts voor € 3680 wordt verzilverd als de specifieke zorgkosten wel in aanmerking worden genomen. Het verschil – het bedrag van de gezamenlijke gecombineerde heffingskorting dat niet wordt verzilverd als gevolg van het in aanmerking nemen van de uitgaven voor specifieke zorgkosten – is dus € 1320. De tegemoetkoming zal derhalve € 1320 bedragen.

Zouden de specifieke zorgkosten bij mevrouw C in aanmerking zijn genomen, dan zou de gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing € 4754 bedragen (namelijk 33,50% over € 10 000 + 15,60% over € 9000). Het verschil is 17,90% (33,50%–15,60%) over de aftrekpost, de specifieke zorgkosten, ter grootte van € 6000. In dat geval wordt slechts € 246 aan gezamenlijke gecombineerde heffingskorting niet verzilverd en wordt dit bedrag als tegemoetkoming uitgekeerd.

Meneer en mevrouw C kunnen er dus voor kiezen de specifieke zorgkosten in een andere verhouding in aanmerking te nemen, en dat kan gevolgen hebben voor de hoogte van de tegemoetkoming. Deze keuze is uiteraard aan de belastingplichtigen zelf. Aan wie de tegemoetkoming wordt uitbetaald is overigens niet van belang voor de hoogte daarvan.

Schematisch weergegeven:

 SZ in aanmerking bij meneer CSZ in aanmerking bij mevrouw C
Ink€ 25 000€ 25 000
A€ 3680€ 4754
B€ 5000€ 5000
C€ 5690€ 5690
TSZ€ 1320€ 246

SZ: Specifieke zorgkosten

Ink: Gezamenlijk verzamelinkomen

A: Gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing

B: Gezamenlijke gecombineerde heffingskorting

C: Gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing indien de uitgaven voor specifieke zorgkosten niet in aanmerking zouden zijn genomen

TSZ: Hoogte van de tegemoetkoming

De leden van de fractie van de VVD zijn van mening dat de vraag die zij hebben gesteld tijdens het algemeen overleg van 23 september 2009 of de beoogde besparing van de introductie van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (wtcg) ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden, niet afdoende is beantwoord.

In zijn brief van 13 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën een overzicht gegeven van hetgeen ten aanzien van de omzetting naar de wtcg is ingeboekt. Het andere deel van de vraag van de leden van de fractie van de VVD of de besparing in de praktijk ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden kan op dit moment helaas niet worden beantwoord. Daarvoor zijn immers onder andere de realisatiecijfers van de aftrek specifieke zorgkosten benodigd. Deze komen voor het eerst tot uiting in de aangiftes over 2009 in 2010 en zijn nu dus nog niet beschikbaar. Hetzelfde geldt voor de realisaties van de zogenoemde forfaits die in november 2010 zullen worden uitgekeerd voor zover deze betrekking hebben op 2009. Voorshands is er geen aanleiding om de in het verleden gemaakte ramingen bij te stellen en er is evenmin aanleiding om te veronderstellen dat de beoogde bezuiniging niet zal worden gerealiseerd.

Overigens biedt ook de aftrek buitengewone uitgaven 2008 geen aanknopingspunten. Het is immers bijvoorbeeld niet mogelijk het (eenmalige) anticipatie-effect op de afschaffing van de buitengewone uitgavenregeling te isoleren.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering bereid is om nog met de Kamer in overleg te treden na het advies van de Raad van State. Indien het advies van de Raad daartoe aanleiding geeft, ben ik uiteraard gaarne bereid daarover met de Kamer in overleg te treden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Willemse-van der Ploeg (CDA), De Vries (CDA), Kant (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Smilde (CDA), Van Miltenburg (VVD), Smeets (PvdA), voorzitter, Timmer (PvdA), Schippers (VVD), Koşer Kaya (D66), Schermers (CDA), Wolbert (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Gerven (SP), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Leijten (SP), Agema (PVV), Van der Veen (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Sap (GL), De Roos-Consemulder (SP) en Harbers (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Uitslag (CDA), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), Atsma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Van Dijken (PvdA), Arib (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Vermeij (PvdA), Heerts (PvdA), Langkamp (SP), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), Luijben (SP), De Mos (PVV), Gill’ard (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Halsema (GL), De Wit (SP) en Neppérus (VVD).

Naar boven