Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2020
Hierbij bied ik u de Monitor «vitaminen, mineralen en paracetamol uit het pakket»
aan1 met resultaten van de evaluatie van de pakketmaatregel die per 2019 is ingegaan.
Met deze maatregel zijn vitamine D, calcium en paracetamol 1.000 mg uit het basispakket
gestroomd, op basis van een advies van het Zorginstituut. Gebleken is dat deze niet
tot de noodzakelijk te verzekeren zorg behoren. In het Kamerdebat hierover heeft de
toenmalige Minister voor MZS toegezegd substitutie naar zwaardere middelen en effecten
op zorgmijden en therapietrouw na invoering van de maatregel te monitoren en medio
2020 hierover te rapporteren. Onderzoeksinstituut NIVEL heeft deze Monitor uitgevoerd
en heeft deze op 15 juni 2020 uitgebracht. De monitor laat zien dat de pakketmaatregel
zowel tot gewenste als tot ongewenste effecten heeft geleid.
In lijn met het beoogde doel van de pakketmaatregel stelt NIVEL in de Monitor vast
dat huisartsen de middelen die niet meer vergoed worden minder vaak voorschrijven.
Ook komt naar voren dat de maatregel weinig effect heeft op de therapietrouw. Veel
mensen hebben het gebruik van het geneesmiddel voortgezet maar kopen en betalen hetzelfde
of een ander middel nu zelf. Slechts een klein deel van de mensen stopt met de geneesmiddelen.
Mensen geven verschillende redenen aan voor het stoppen waaronder de kosten, het optreden
van bijwerkingen of het niet meer nodig zijn van de middelen.
Anderzijds ziet NIVEL substitutie naar receptgeneesmiddelen o.a. bij vitamine D en
paracetamol, terwijl zelfzorggeneesmiddelen beschikbaar zijn. Het kan hier gaan om
duurdere middelen en/of middelen met een minder gunstig risicoprofiel (zwaardere pijnstelling).
En als laatste constateert NIVEL dat er weinig communicatie is tussen patiënten en
(huis)arts of apotheek over veranderingen in medicatie na invoering van de pakketmaatregel,
bijvoorbeeld of de patiënt gestopt is met een middel of zelf een ander (vervangend)
middel heeft aangeschaft. Dit is nadelig voor de medicatiebewaking. Zowel de substitutie
als de beperkte communicatie vind ik onwenselijk.
Zorgwekkend vind ik de signalen van substitutie van paracetamol naar pijnstillende
medicatie met een ongunstiger veiligheidsprofiel, zoals opioïden. Indien dit medisch
onnodig is keur ik dit voorschrijfgedrag af. De substitutie van paracetamol naar opioïden
heeft mijn aandacht. In 2019 heeft mijn voorganger, los van deze pakketmaatregel,
reeds stevige maatregelen genomen in samenspraak met huisartsen om het onverantwoord
voorschrijven en gebruik van opioïden terug te dringen. Dit heeft effect. De nieuwe
cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) laten zien dat het aantal
verstrekkingen in 2019 met ruim 6,4% is gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor
en per kwartaal zijn er tussen de 4 tot 7 procent minder gebruikers. Ook omdat de
taakgroep «Verantwoord gebruik opioïden» onverminderd doorgaat met het terugbrengen
van onverantwoord voorschrijfgedrag door artsen, verwacht ik dat deze positieve daling
in de komende jaren verder doorzet en effect zal hebben op de ongewenste substitutie
van paracetamol naar opioïden.
Concluderend stel ik vast dat de pakketmaatregel ertoe heeft geleid dat huisartsen
de middelen die niet meer vergoed worden minder voorschrijven en dat patiënten deze middelen nu als zelfzorgmiddel in plaats van als receptgeneesmiddel
gebruiken. Het gaat hier om niet noodzakelijk te verzekeren zorg, middelen waarvoor
een gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig geneesmiddel of voedingssupplement verkrijgbaar
is in de vrije verkoop. Deze middelen horen niet thuis in het basispakket en worden
daarmee hetzelfde behandeld als zelfzorggeneesmiddelen die ook niet worden vergoed
uit de basisverzekering. Het is belangrijk dat kosten die niet noodzakelijk te verzekeren
zijn ook niet op het zorgbudget drukken.
De ongewenste effecten van de pakketmaatregel lijken te wijzen op ongepast voorschrijfgedrag
en op weinig communicatie tussen patiënten en huisarts/apotheker over mogelijkheden
en gebruik van zelfzorgmiddelen.
De substitutie naar mogelijk onnodige of onjuiste geneesmiddelen zal ik tegengaan
door het ingezette beleid op gepast gebruik voort te zetten. Daarnaast zal ik met
beroepsgroepen, waaronder de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), patiëntenorganisaties
en zorgverzekeraars in gesprek gaan over de uitkomsten van deze Monitor, zowel over
het substitutiegedrag als over de communicatie.
De Minister voor Medische Zorg,
M.J. van Rijn