29 684
Waddenzeebeleid

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2004

In het Algemeen Overleg over de hoofdlijnen van het Waddenzeebeleid van 9 november jl. heb ik toegezegd u schriftelijk te zullen informeren over de koppeling tussen de verschillende onderdelen van het maatregelenpakket voor de Waddenzee dat het kabinet heeft voorgesteld in zijn reactie op het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid van 28 juni jl. (29 684, nr. 1). Tevens zal ik in deze brief ingaan op de milieuvergunningen voor de militaire activiteiten op Vlieland, waarnaar door uw Kamer is gevraagd.

Koppeling

In de kabinetsreactie op het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, zoals die op hoofdlijnen is opgenomen in de brief aan uw Kamer van 28 juni jl. hebben wij een integraal pakket van voorstellen opgenomen. Daarbij hebben wij aangegeven dat «indien essentiële onderdelen van het pakket niet gerealiseerd kunnen worden, dan zal het kabinet het pakket heroverwegen».

Uw Kamer heeft vragen gesteld over de betekenis van deze koppeling mede in relatie tot het bij gaswinning van toepassing zijnde «hand aan de kraan principe». Met name vroeg uw Kamer naar de relatie tussen gaswinning en de overige onderdelen van het pakket.

Onder essentiële onderdelen van het pakket, uitgaande van de Waddenzee als natuurgebied en uniek open landschap, worden door het kabinet verstaan de gaswinning, de schelpdiervisserij en het investeringsplan c.q. -bedrag. De realisering van dit maatregelenpakket acht het kabinet van groot belang voor de realisering van het gewenste offensieve beleid voor de Waddenzee. Geen van de onderdelen kan daarvoor gemist worden, het kabinet beschouwt dit als een samenhangend pakket, de essentiële onderdelen zijn aan elkaar gekoppeld.

Die koppeling heeft het kabinet duidelijk gemaakt met de in de kabinetsreactie opgenomen zinsnede over de heroverweging. Het gaat hierbij om een politieke koppeling en niet om een financiële koppeling. Zoals eerder aangegeven bestaat er geen relatie tussen de opbrengsten van nieuwe gaswinning onder de Waddenzee en de voeding van het Waddenfonds.

Na de politieke besluitvorming over het integrale pakket van maatregelen en de vergunningverlening voor gaswinning, start het uitvoeringstraject. In dat traject kunnen zich omstandigheden voordoen die invloed hebben op de gaswinning, leidend tot vermindering van de winning dan wel in het uiterste geval tijdelijke of gehele stopzetting van de winning. Het kan daarbij gaan om toepassing van het «hand aan de kraan principe» en uitspraken van de rechter.

De politieke koppeling geldt niet bij de toepassing van het «hand aan de kraan principe». Het «hand aan de kraan principe» wordt door het kabinet zelf gehanteerd als voorwaarde om gas te winnen. Als door dit principe de gaswinning moet worden stopgezet is dit conform de uitgangspunten van het kabinet en wordt dit niet veroorzaakt door anderen. Het is dan ook onlogisch dat een andere doelstelling van het pakket en daarmee andere partijen, de gevolgen hiervan ondervinden. In dit geval acht het kabinet het voortzetten van de koppeling niet redelijk en zal de vermindering of beëindiging van de gaswinning geen gevolgen hebben voor het investeringspakket. Op basis van de huidige inzichten acht het kabinet de kans dat het «hand aan de kraan principe» moet worden toegepast echter hypothetisch.

De gaswinning kan daarnaast worden beïnvloed door uitspraken van de rechter. Dit kan leiden tot tijdelijke of structurele vermindering of stopzetting van de winning. Het kabinet vindt eventuele uitspraken van de rechter die de gaswinning ingrijpend beïnvloeden van een andere orde dan het effect van het «hand aan de kraan principe». Het kabinet acht in een dergelijk geval een nadere beoordeling van het totale pakket aan de orde. Uiteraard geldt dat de op dat moment aangegane verplichtingen in het kader van het investeringsplan conform de daarover gemaakte afspraken zullen worden uitgevoerd. Naar aanleiding van de discussie met uw Kamer over het bedrag van € 500 mln dat het kabinet beschikbaar stelt voor het Waddenfonds, wil ik nog het volgende benadrukken. Het kabinet streeft er naar om het investeringsbedrag te vergroten door bijdragen uit Europese middelen en van provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen.

Militaire activiteiten

Over de milieuvergunningen voor de militaire activiteiten op Vlieland kan ik u het volgende mededelen. Defensie beschikt over een geldige Wet milieubeheer-vergunnning, verleend in 1960. In 1999 zijn bij ambtshalve wijziging een aantal voorwaarden extra aan deze vergunning verbonden. In een beroep, aangespannen door de Waddenvereniging, heeft de Raad van State de ambtshalve wijziging vernietigd. Daarmee valt Defensie rechtens terug op de oorspronkelijke vergunning. Er is dus geen sprake van een gedoogsituatie.

In de uitspraak oordeelde de Raad van State dat voor deze inrichting een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) noodzakelijk is. Defensie beschikte daar niet over. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft Defensie bij het bevoegd gezag Wvo (Rijkswaterstaat) een vergunning aangevraagd. Vooruitlopende op het verlenen van die vergunning heeft Rijkswaterstaat een gedoog beschikking onder voorwaarden verleend, ten einde de activiteiten op de schietrange te kunnen laten doorgaan.

Tegen deze gedoogbeschikking heeft de Waddenvereniging beroep aangetekend en om handhaving (lees sluiting) verzocht. De Raad van State heeft in die zaak uitspraak gedaan en geoordeeld dat, vooruitlopend op de definitieve beschikking, gedoogd kan worden. Hier is dus sprake van gedogen binnen strikte kaders en getoetst door de rechter. De Staatssecretaris van Defensie heeft op 8 november in uw Kamer toegezegd dat de benodigde gegevens voor een nieuwe vergunning aanvraag thans worden verzameld.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven