29 683 Dierziektebeleid

Nr. 249 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2019

Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Samen met veehouders en dierenartsen zetten we daarom al jaren succesvol in op reductie van het gebruik van antibiotica in de dierhouderij. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken. Antibioticaresistentie houdt zich niet aan grenzen; Nederland zet zich daarom ook in om het onderwerp op de internationale agenda te houden en wordt internationaal gezien als voorbeeld als het gaat om antibioticumbeleid. Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, over ontwikkelingen in het nationaal en internationaal antibioticumbeleid in de dierhouderij.

Nationaal antibioticumbeleid

Algemeen

Het beleid heeft in de periode 2009–2018 geleid tot een vermindering van het antibioticumgebruik in de dierhouderij met 63,8%. Uw Kamer is over het Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) rapport «Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2018»1 op 27 juni 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 29 683, nr. 247). De reductie is een prestatie van veehouders en dierenartsen gezamenlijk, waar wij waardering voor hebben. Als gevolg van de vermindering van het antibioticumgebruik zijn de resistentieniveaus in de dierhouderij in Nederland sinds 2009 substantieel gedaald. Uit de MARAN-rapportage2 over de monitoring van antibioticumgebruik en antibioticaresistentie in Nederland bij mens en dier in 2018 blijkt dat het aantal resistente bacteriën bij dieren ongeveer gelijk is gebleven. Het aantal ESBL-producerende darmbacteriën, volgens de Gezondheidsraad één van de meest risicovolle resistente bacteriën, is verder afgenomen bij bijna alle diersoorten die voor de voedselproductie worden gebruikt. Alleen bij vleeskalveren blijft het aantal ESBL-producerende darmbacteriën stijgen. Naar de oorzaak van deze stijging verricht Wageningen UR op dit moment onderzoek.

Het «Vervolgbeleid antibiotica in de veehouderij 2016–2020» is sectorspecifiek en volgt op het tot en met 2016 gehanteerde generieke beleid. Het vervolgbeleid houdt rekening met de verschillen tussen sectoren en bedrijven en de diversiteit aan diergezondheidssituaties die ten grondslag liggen aan het antibioticumgebruik. Het verbeteren van diergezondheid in de dierhouderij is een van de speerpunten van dit beleid om tot een verdere reductie in antibioticumgebruik te komen. Omdat de kans op ontwikkeling van antibioticaresistentie het grootst is in situaties waar veel antibiotica worden gebruikt richt het vervolgbeleid zich met name op zogenaamde «hooggebruikers». Hier is voor gekozen op advies van de SDa.

In de geitenhouderij wordt het gebruik van antibiotica nog niet verplicht geregistreerd, en dat is volgens de SDa wel nodig. In overleg met de sector gaan we het antibioticumgebruik bij geiten onder de regelgeving plaatsen. De konijnenhouderij wordt sinds 2016 gemonitord waarbij aanzienlijke fluctuaties in gebruik te zien zijn over de jaren, mogelijk ten gevolge van de kwaliteit van de data. De SDa heeft gevraagd hier aandacht aan te besteden en daarnaast kwalitatieve onderzoeken te starten naar kritische succesfactoren in de konijnenhouderij. De sector heeft deze handschoen opgepakt en werkt een onderzoeksplan uit. Alle andere sectoren (onder andere gezelschapsdieren, paarden en schapen) worden periodiek gemonitord.

Sectorspecifieke reductiedoelstellingen

Bij een sectorspecifiek antibioticumbeleid horen sectorspecifieke reductiedoelstellingen; deze doelstellingen vervangen de generieke huidige 70% reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij. Afgelopen jaar heeft hierover overleg plaatsgevonden met de grootste veehouderijsectoren. Zij hebben doelstellingen vastgesteld, die passen bij de sectorplannen 2016–2020 en zien op het behalen van een reductiepercentage van hooggebruikende bedrijven per 2024. De pluimveehouderij, varkenshouderij en kalverhouderij verminderen het aantal bedrijven met een hoog gebruik met 50% ten opzichte van het aantal hooggebruikers in het jaar 2017. Daarnaast zal de kalverhouderij het antibioticagebruik verder reduceren met 15% in de periode tot 2022 onder de voorwaarde van een succesvolle invoering van het kalfvolgsysteem (KVS) en bestrijding van ziekten infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR) en bovine virus diarree (BVD).

De pluimveehouderij heeft een effectieve aanpak bij hooggebruikende bedrijven (middels verplichte analyses en verbeterplannen met de dierenarts en bij structureel hooggebruik verplichte externe begeleiding), gezien het lage aantal hooggebruikende bedrijven. Dit geldt ook voor de varkenshouderij, waar hooggebruikende bedrijven via de kwaliteitssystemen aanvullende verplichte bedrijfsgezondheidsplannen moeten opstellen. Alle hooggebruikende vleeskalverbedrijven moeten verbeterplannen schrijven. De melkveehouderij kenmerkt zich al jaren door een laag antibioticumgebruik en een lage antibioticaresistentie. De melkveehouderij heeft, met een verplicht plan van aanpak en sancties, bijna geen hooggebruikers. Gezien de onlosmakelijke link tussen de melkvee- en de vleeskalversector is samenwerking tussen beide sectoren essentieel en het afgelopen jaar geïntensiveerd. De sectoren hebben als ketenpartners het plan vitaal, gezond en duurzaam kalf ontwikkeld, om de zorg voor het kalf door de keten heen te verbeteren.

Benchmarkwaarden

De SDa stelde vorig jaar voor veel sectoren nieuwe benchmarkwaarden (BMW) voor antibioticagebruik vast, die door de SDa met ingang van 2019 worden gehanteerd en waarover in 2020 wordt gerapporteerd. Een groot deel van de bedrijven in de dierhouderij bevond zich namelijk reeds onder de oude BMW, waardoor deze niet meer richtinggevend waren. Voor de kalverhouderij sectoren blankvlees en rosévlees start zijn geen nieuwe BMW vastgesteld, omdat de waarden nog richtinggevend waren. Bij het vaststellen van nieuwe BMW voerde de SDa ook een nieuwe systematiek in waarbij nog maar met één BMW wordt gewerkt (uw Kamer is hierover geïnformeerd in Kamerstuk 29 683, nr. 243). De SDa heeft bij invoering benadrukt dat het een aanzienlijke inspanning zal vragen van sectoren en dierenartsen om deze systematiek te implementeren, iets wat wij onderschrijven.

Afgelopen jaar heeft overleg plaatsgevonden met de gemonitorde veehouderijsectoren over de implementatiefase. De pluimveehouderij heeft de nieuwe benchmarkwaarden van de SDa opgenomen in IKB Kip; het kwaliteitszorgsysteem in de pluimveevleessector. Bij de implementatie van de nieuwe BMW en de bijbehorende systematiek, die in de jaren tot 2025 plaatsvindt, wordt in deze sector onderscheid gemaakt tussen twee verschillende marktsegmenten (standaard vleeskuikens en trager groeiende vleeskuikens). De varkenshouderij implementeert de komende jaren de nieuwe BMW en de bijbehorende systematiek van de SDa in de kwaliteitszorgsystemen. Dit is gereed in 2022. De sector is dit jaar begonnen met de diercategorieën zeugen met zuigende biggen en vleesvarkens en begeleidt bedrijven in het proces. Van de diercategorie speenbiggen is in de afgelopen twee jaar data verzameld. De sector zal voor deze categorie aan het einde van dit kalenderjaar een voorstel voor gefaseerde implementatie van de nieuwe BMW-systematiek doen. De kalverhouderij implementeert de nieuwe BMW-systematiek van de SDa per 2022 in alle deelsectoren.

De sectorspecifieke reductiedoelstellingen van de sectoren en de implementatie van de nieuwe BMW(-systematiek) zijn ambitieus. We onderschrijven en waarderen deze ambities en inzet van de sectoren en verwachten dat deze zullen bijdragen aan een verdere reductie van antibioticumgebruik in de veehouderij.

Kritische succesfactoren onderzoek

Onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke kritische succesfactoren (KSF) voor een laag antibioticumgebruik in de pluimvee-, varkens- en vleeskalverhouderij. Op 21 december 2017 is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29 683, nr. 235) over het KSF-onderzoek in de dierhouderij. Medio 2018 is gestart met een aantal verdiepende analyses van het eerste KSF-onderzoek om achterliggende factoren van gevonden associaties te achterhalen; de rapporten worden later dit jaar opgeleverd en aan u toegezonden. Op basis hiervan kunnen de succesfactoren worden getoetst in pilots op bedrijven. In 2018 is een vergelijkbaar KSF-onderzoek gestart bij dierenartsen, ook hierover wordt uw Kamer later dit jaar geïnformeerd.

Sectorplannen 2016–2020

De dierhouderij heeft in 2016 sectorspecifieke plannen opgesteld (als bijlagen aan uw Kamer verstuurd bij Kamerstuk 29 683, nr. 220) om de diergezondheid te versterken, het antibioticumgebruik te verlagen, en daarmee de antibioticaresistentie verder te reduceren en de regierol van de dierenarts te verstevigen. Deze sectorplannen zijn in uitvoering.

Het sectorplan van de pluimveehouderij kenmerkt zich door maatregelen op maat voor verschillende onderdelen van de sector. Zo is de inzet bij opfokbedrijven om het derde keuze middelen gebruik verder terug te dringen succesvol. Bij de opfokbedrijven en in de kalkoensector worden de hooggebruikers nu op dezelfde wijze aangesproken als bij de vleeskuikenbedrijven. Omdat goede opvang van kuikens in de eerste week uit oogpunt van diergezondheid cruciaal is, buigt de sectorale werkgroep kuikenkwaliteit zich over mogelijke maatregelen in de keten om de kwaliteit nog verder te verbeteren. Het sectorplan van de varkenshouderij focust op een integrale aanpak gericht op «gezonde varkens» en verbetering van het diergezondheidsmanagement op de bedrijven, onder andere door de ontwikkeling van een benchmark voor diergezondheid en bigvitaliteit. In het kader van het hoofdlijnenakkoord «warme sanering varkenshouderij» heeft de coalitie vitalisering varkenshouderij het initiatief genomen voor een meerjarig innovatie- en versnellingsprogramma, «zorg voor de leefomgeving», voor een brongerichte aanpak van schadelijke emissies in stallen wat de diergezondheid gaat bevorderen. Het sectorplan van de kalverhouderij beschrijft het nut van het intensiveren van samenwerking in de keten en met de melkveehouderij. Op basis van het plan vitaal, gezond en duurzaam kalf is geïnventariseerd in hoeverre kanalisatie van kalveren naar (land van) herkomst mogelijk is en of er afspraken mogelijk zijn aangaande het opzetgewicht. De implementatie van het plan is in samenwerking met de melkveehouderij en de veehandelaren gestart. Er worden gegevens verzameld van de kalveren vanaf de melkveehouderij tot bij de kalverhouder (kalfvolgsysteem). Dit proces van data verzamelen heeft nog tijd nodig voordat hier conclusies aan kunnen worden verbonden. Onderdeel van het sectorplan is een privaat beheersingsprogramma voor BVD. Deze aanpak zal uiteindelijk leiden tot een hogere diergezondheid en waarschijnlijk tot minder gebruik van antibiotica op vleeskalverbedrijven. De sectorplannen Duurzame Veehouderij die parallel aan u worden verstuurd, beschrijven hoe de diergezondheid per sector in aanvulling op bovenstaande plannen verder versterkt kan worden.

Het SDa rapport «Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2018» laat zien dat het gebruik van derde keuze middelen in de meeste sectoren onveranderd zeer laag blijft. De verkoop van colistine is echter gestegen en dat is ongewenst. Het expertpanel van de SDa heeft de betreffende sectoren (pluimveehouderij en varkenshouderij) verzocht een verklaring te geven voor deze toename. Wij roepen de sectoren op dit gebruik op korte termijn te verminderen en maatregelen te nemen om dit laag te houden.

Monitor antibioticaresistente bacteriële ziekteverwekkers

In 2016 (Kamerstuk 29 683, nr. 220) is uw Kamer geïnformeerd over het VETMAP initiatief: het onderzoek naar de opzet van een landelijk dekkende monitor van antibioticaresistentie van veterinair relevante bacteriële ziekteverwekkers bij runderen, varkens, pluimvee, vleeskalveren, paarden en gezelschapsdieren. Met financiering van het Ministerie van LNV hebben de Gezondheidsdienst voor Dieren en het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum in 2018 – met betrokkenheid van de beroepsgroep dierenartsen en de veehouderijsectoren – een systematiek voor VETMAP ontwikkeld. Invoering van de monitor in de praktijk kan bijdragen aan een meer gerichte inzet van antibiotica door de dierenarts en het voorkomen van inzet van niet-werkende middelen. Daarmee kan invoering van de monitor bijdragen aan een verdere verlaging en vooral een verfijning van het antibioticagebruik. De informatie uit de monitor kan worden gebruikt voor een betere onderbouwing van de formularia. Dit najaar beraden de sectoren zich op de (financiële) mogelijkheden die er zijn om een jaarlijks terugkerende monitor in te voeren.

Jaarrapportage van de Commissie van Toezicht SDa

De Commissie van Toezicht SDa (CvT) ziet toe op het onafhankelijk functioneren van de SDa en informeert ons jaarlijks over haar bevindingen. De SDa streeft een volledige transparantie na van het gebruik van antibiotica en het bevorderen van het verantwoord gebruik van antibiotica in de dierhouderij. In haar laatste rapportage van februari 2019 constateert de CvT wederom dat de SDa onafhankelijk functioneert bij het uitvoeren van deze taken. In oktober 2018 hebben wij de drie leden van de CvT herbenoemd voor een nieuwe termijn van drie jaar.

Internationaal antibioticumbeleid

Algemeen

Antibioticaresistentie is een grensoverschrijdend probleem, dat vraagt om een internationale aanpak. In deze brief informeren wij u over (de voortgang van) onze internationale activiteiten.

Ministeriële conferentie antibioticaresistentie

Op 19 en 20 juni 2019 organiseerde Nederland in Noordwijk een ministeriële conferentie over de aanpak van antibioticaresistentie (AMR) in de volks- en diergezondheid. Op deze conferentie, die werd georganiseerd in samenwerking met de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie), FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie) en de OIE (Wereldgezondheidsorganisatie voor dieren), waren Ministers en hooggeplaatste vertegenwoordigers van volksgezondheid en landbouw van meer dan 40 landen aanwezig. De conferentie is een vervolg op de ministeriële conferentie die Nederland in 2014 organiseerde. Dankzij deze conferenties staat de aanpak van AMR bij mens en dier op de internationale politieke agenda. Het hoofddoel van de laatste conferentie was om internationale samenwerking tussen landen te bevorderen die elkaar kunnen helpen bij de uitvoering van hun nationale actieplannen voor AMR. Nederland heeft tijdens de conferentie afgesproken met Curaçao te gaan samenwerken op dit gebied en de bestaande samenwerking met Indonesië de komende jaren voort te zetten. Daarnaast werd er een fonds opgericht dat minder ontwikkelde landen gaat helpen bij hun plannen om antibioticaresistentie bij mens en dier te verminderen.

Implementatie Europese verordeningen diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders

In januari 2019 is de nieuwe Europese verordening diergeneesmiddelen en de nieuwe Europese verordening gemedicineerd diervoeder gepubliceerd. Na 4 jaar onderhandelen zijn de Raad en het Europees parlement in december 2018 tot een akkoord gekomen op beide verordeningen. Er volgt nu een implementatietermijn van 3 jaar en ze treden op 28 januari 2022 in werking. In deze periode worden de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, die volgen uit beide verordeningen, geschreven. Het geheel zal in deze periode ook geïmplementeerd worden in de nationale regelgeving. De totstandkoming van een geharmoniseerde aanpak van antibioticaresistentie in de EU vormde voor ons een van de belangrijkste prioriteiten van beide verordeningen. In de nieuwe verordening worden belangrijke stappen gezet op een geharmoniseerde aanpak van antibioticaresistentie in de EU, waarbij verantwoord en restrictief gebruik bij dieren het uitgangspunt is. Zo wordt onder andere preventief gebruik van antibiotica bij dieren verboden en worden de regels omtrent koppelgebruik aangescherpt. Daarnaast wordt er een lijst opgesteld met antibiotica die gereserveerd worden voor menselijk gebruik en de lidstaten worden verplicht data te verzamelen over de verkoop en het gebruik van antibiotica bij dieren.

Codex Alimentarius

In december 2018 heeft in Zuid-Korea de tweede bijeenkomst plaatsgevonden van de «Task Force on Antimicrobial Resistance» van de Codex Alimentarius, een dochterorganisatie van WHO en FAO. De Task Force richt zich mondiaal op monitoren en verminderen van antibioticaresistentie in de voedselketen. Nederland en andere EU lidstaten spelen in de Task Force een actieve rol bij de opzet van een systeem voor het meten van antibioticaresistentie en het aanpassen van richtlijnen voor de vermindering van het gebruik van antibiotica in de veehouderij, vooral van antibiotica die belangrijk zijn voor mensen. De discussies legden verschillen van inzicht bloot op het gebied van inperken van gebruik van antibiotica en monitoring. Om meer voortgang te verkrijgen zijn twee schriftelijke overlegrondes gepland vóór de volgende bijeenkomst van de Task Force in december 2019. Het is de bedoeling dat de Task Force zijn werkzaamheden uiterlijk 2020 afrondt.

Jaarlijkse rapportage over de verkoop van veterinaire antibiotica in Europa

De European Medicines Agency (EMA) heeft in oktober 2018 haar rapport openbaar gemaakt over het antibioticum gebruik bij dieren in 30 Europese landen over het jaar 2016.3 Dit jaarlijkse European Surveillance of Veterinary Antimicrobial Consumption (ESVAC) rapport geeft per land de gestandaardiseerde gegevens over de verkoop van antibiotica weer in hoeveelheid actieve stof per gewichtseenheid van het totaal aan geproduceerde en aanwezige voedselproducerende dieren. De verkoopcijfers worden internationaal veel gebruikt als maatstaf voor het antibioticumgebruik. Uit de rapportage blijkt dat Nederland samen met Noorwegen en Zweden in 2016 de laagste gestandaardiseerde verkoop heeft van 3e en 4e generatie cefalosporines; dit zijn antibiotica die van kritisch belang zijn voor de volksgezondheid. Positief is dat Duitsland en Frankrijk, die evenals Nederland een omvangrijke intensieve veehouderij hebben, erin geslaagd zijn om de verkoop van antibiotica in de veehouderij in de periode 2014 – 2016 substantieel verder te verlagen. De verkoop van veterinaire antibiotica in de 25 landen (waaronder Nederland) die ook vanaf 2011 al aan de EMA rapporteerden, is tussen 2011 en 2016 met 20,1% afgenomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven