29 683 Dierziektebeleid

Nr. 197 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2015

Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister van VWS, de evaluatierapporten over de uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken op het gebied van besmettelijke dierziekten (WOT-BD), voedselveiligheid (WOT-VV) en genetische bronnen (WOT-GB)1. De evaluatieonderzoeken zijn in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) uitgevoerd door bureau Berenschot en Auditdienst Rijk (ADR). De uitvoering van deze evaluaties is aangekondigd in de EZ-begroting 2014.

Hieronder ga ik kort in op de wettelijke onderzoekstaken en geef ik daarna de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de evaluaties en mijn beleidsreactie.

Korte typering wettelijke onderzoekstaken

De wettelijke onderzoekstaken op het gebied van besmettelijke dierziekten en voedselveiligheid en genetische bronnen worden uitgevoerd door respectievelijk het Centraal Veterinair Instituut (CVI), het RIKILT en het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN). Deze instituten zijn onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Wageningen UR). Deze onderzoekstaken zijn ondergebracht in WOT-programma’s waarmee de overheid wordt voorzien van kennis, expertise, methoden, analyses en faciliteiten, die onmisbaar zijn voor de uitvoering van (inter-)nationale wet- en regelgeving en andere overheidstaken van nationaal en/of algemeen belang. De uitvoering van deze taken levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van een veilig en hoogwaardig aanbod van voedsel en gezonde dieren in Nederland, alsmede het in stand houden van de diversiteit van plantaardige en dierlijke uitgangsmaterialen. Dit ondersteunt het vertrouwen dat de Nederlandse consument en andere landen stellen in onze producten en draagt bij aan de concurrentiekracht van de agrosector.

Gegeven het publieke belang van de wettelijke onderzoekstaken voor de volks- en diergezondheid en de biodiversiteit, stelt de overheid extra eisen aan de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en transparantie van de uitvoering van deze taken. Deze eisen zijn in 2001 vastgelegd in het zogenaamde Wettelijke en Dienstverlenende Taken (WDT) statuut, een overeenkomst tussen het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Wageningen UR, waarmee de WOT-units binnen Wageningen UR formeel erkend zijn als nationale instellingen voor uitvoering van publieke taken.

Conclusies en aanbevelingen evaluatierapporten WOT-VV en WOT-BD

Centrale vraag van beide door Berenschot uitgevoerde evaluaties is of sprake is van een doelmatige en correcte uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken conform de eisen van het WDT-statuut en de uitvoeringsovereenkomsten voor beide WOT-programma’s. De evaluatieonderzoeken hebben betrekking op de periode 2008 tot en met 2014.

De conclusies van Berenschot zijn over het algemeen positief:

  • 1. Er is sprake van een efficiënte en effectieve opzet en uitvoering van de WO-taken in het algemeen. Hiermee zijn de crisisparaatheid, Nationale referentie laboratorium (NRL)-functie en de instandhouding van expertise afdoende geborgd.

  • 2. De kwaliteit van de uitvoering van de WO-taken is zeer goed en voldoende geborgd.

  • 3. De aansturing, besluitvorming en verantwoording van de WOT-programma’s is effectief en efficiënt in termen van tijdsbelasting. Naast het verhelderen van de rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen en het herijken van de opdrachtgeversrol, kan de aandacht op het punt van bewaking van het WDT-statuut versterkt worden.

  • 4. De onafhankelijke uitvoering van de WOT-VV is adequaat geborgd. De WOT-BD is de afgelopen periode op onafhankelijke wijze uitgevoerd, maar het systeem en de afspraken kunnen beter worden geborgd.

  • 5. Er is in het algemeen sprake van een efficiënte en effectieve samenwerking met de NVWA en andere instituten in binnen- en buitenland.

Aanbevelingen

In de aanbevelingen gaat Berenschot met name in op de conclusies over de aansturing van beide WOT-programma’s. De aanbevelingen ten aanzien van onafhankelijke uitvoering hebben alleen betrekking op het WOT-programma besmettelijke dierziekten, omdat dit aspect bij de WOT-VV volledig op orde is.

Ten aanzien van aansturing van beide WOT-programma’s beveelt Berenschot aan om het opdrachtgeversoverleg te versterken en meer als strategisch/tactisch opdrachtgevend orgaan te positioneren, bijvoorbeeld door visieontwikkeling en ontwerpen van een expliciet afwegingskader voor de prioritering van onderzoek-voorstellen en heldere procedures voor besluitvorming. Ook pleit Berenschot ervoor om de toezichtfunctie op de naleving van het WDT-statuut op centraal niveau van Wageningen UR te beleggen en niet op het niveau van de afzonderlijke WOT-programma’s.

Om de onafhankelijke uitvoering van de WOT-BD bij het CVI beter te borgen beveelt Berenschot aan om onderscheid te maken tussen een instituutsdirecteur CVI en een programmadirecteur WOT, waarmee een mogelijk belangenconflict tussen publiek en privaat wordt uitgesloten. Deze structuurwijziging past volgens Berenschot beter bij het WDT-statuut dan de huidige situatie bij het CVI. Bij het tot stand komen van het CVI in 2008 zijn op verzoek van het ministerie de wettelijke onderzoekstaken rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van de instituutsdirecteur gebracht, zodat deze taken voldoende in de lijn verankerd zijn en, op basis van protocollen en organisatorische afspraken, met prioriteit uitgevoerd worden. Voorts beveelt Berenschot aan om bij het CVI de transparantie te vergroten bij de afweging voor het aangaan van private opdrachten en het toetsingsprotocol dienaangaande te versterken.

Bevindingen en aanbevelingen evaluatierapport WOT-GB

Centrale onderzoeksvraag van de door de Auditdienst Rijk (ADR) uitgevoerde evaluatie is: in hoeverre boden de Uitvoeringsovereenkomst en Werkafspraken 2010–2014 de gewenste handvatten voor sturing en toezicht door EZ op de uitvoering van de WOT-GB, en wat zijn eventuele aandachtspunten voor de nieuwe uitvoeringsovereenkomst en werkafspraken.

De resultaten van de evaluatie zijn vastgelegd in een rapport van bevindingen. Hierin is door de ADR aangegeven welke punten vastgehouden moeten worden dan wel aandacht behoeven in de volgende uitvoeringsperiode. Het beeld uit de evaluatie is over het algemeen positief:

  • 1. Er is aandacht voor een efficiënte en effectieve opzet en uitvoering van de WO-taken. Het is evenwel verstandig om de afbakening van de WOT-GB ten opzichte van onderliggende internationale verdragen nader uit te werken en bestaande afspraken te formaliseren omtrent samenwerking met andere genenbanken.

  • 2. De gebruikers zijn tevreden over de kwaliteit van de uitvoering van de WO-taken.

  • 3. De aansturing en besluitvorming is in beginsel goed geregeld, maar de opdrachtgeversrol kan meer proactief worden ingevuld en de betrokkenheid van enkele partijen kan worden versterkt.

  • 4. Er wordt veelvuldig samengewerkt met andere instituten, genenbanken en bedrijven in binnen- en buitenland.

  • 5. De onafhankelijke uitvoering van de WOT-GB wordt geborgd met een interne procedure en ondertekening van een WOT-verklaring. Deze afspraken dienen te worden aangevuld met een protocol ter versterking van de transparantie bij de uitvoering van private opdrachten en samenwerking met het bedrijfsleven.

Aanbevelingen

Door de ADR wordt ingegaan op de sturing en toezicht van het WOT-programma genetische bronnen en de borging van onafhankelijkheid.

Ten aanzien van sturing en toezicht beveelt de ADR aan om de opdrachtgeversrol te versterken door een (pro)actieve inzet van betrokken partijen, de ontwikkeling van een strategische visie op de inhoud en aanpak van de WO-taken en het ontwerpen van een expliciet afwegingskader voor prioritering van deze taken. Voorts adviseert de ADR om de afspraken over collecties uit te bouwen teneinde tot een expliciete taakverdeling met andere (internationale) genenbanken te komen.

Gelet op het belang dat wordt gehecht aan een onafhankelijke uitvoering van de WO-taken bij het CGN adviseert de ADR in de nieuwe uitvoeringsovereenkomst de condities en randvoorwaarden op te nemen waaronder publiek-private samenwerking binnen de WOT-GB passend is. Daarbij beveelt de ADR aan de eisen met betrekking tot de rapportage over de samenwerking met en ontvangen bijdragen van het bedrijfsleven binnen de WOT-GB te toetsen aan de kaders van het WDT-statuut en transparant vast te leggen.

Beleidsreactie op evaluatierapporten WOT-programma’s

Evaluatierapporten WOT-VV en WOT-BD

Ik ben over het geheel genomen tevreden over de uitkomsten van beide evaluaties. Het beeld uit de rapporten is positief ten aanzien van de opzet en uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken. Berenschot concludeert dat de crisisparaatheid, de nationale referentiefunctie, de instandhouding van expertise en de kwaliteit afdoende zijn geborgd. Zij stelt dat het CVI en het RIKILT deze taken naar behoren uitvoeren en dat de stakeholders tevreden zijn over de uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken en vertrouwen hebben in de adequate uitvoering door beide instituten. Dat is voor mij een belangrijk gegeven op deze cruciale beleidsterreinen van diergezondheid en voedselveiligheid, zowel voor de agroketen als de maatschappij als geheel.

De aanbevelingen van Berenschot neem ik op hoofdlijnen over. Op het gebied van aansturing zal ik een aantal verbeteringen doorvoeren, zoals het ontwerpen van een afwegingskader voor meer geobjectiveerde onderzoeksprioritering, het versterken van de bewaking van de naleving van het WDT-statuut en het verhelderen van de rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen.

Bij het laatstgenoemde gaat het onder meer om het herijken van de opdrachtgeversrol bij de WOT Voedselveiligheid in afstemming met VWS en de NVWA.

Op het punt van onafhankelijkheid blijkt dat de onafhankelijke uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken bij het RIKILT adequaat is geborgd. Om de onafhankelijke uitvoering binnen het CVI toekomstbestendig te borgen, dient het stelsel op enkele onderdelen te worden versterkt. Dit is voor mij een belangrijk punt.

Hoewel Berenschot vaststelt dat de onafhankelijke uitvoering van wettelijke onderzoekstaken binnen het CVI in de afgelopen periode niet in het geding is geweest, dient iedere twijfel over de schijn van belangenverstrengeling tussen publieke taken en private opdrachten te worden voorkomen. Ik heb Wageningen UR gevraagd de aanbevelingen op dit punt zo spoedig mogelijk te implementeren.

Wageningen UR geeft hier invulling aan door bij het CVI een onafhankelijk gepositioneerde WOT-unit in te stellen. Het hoofd van deze unit is inhoudelijk verantwoordelijk voor de WO-taken en rapporteert rechtstreeks aan het Ministerie van EZ en aan het college van bestuur van Wageningen UR. Daarnaast zal het CVI het protocol voor de afweging van het aangaan van private opdrachten aanscherpen en zal het de verantwoording over aard en omvang van private opdrachten, overeenkomstig de werkwijze bij het RIKILT, richting het ministerie inzichtelijker maken. Deze wijzigingen worden formeel vastgelegd bij de herziening van de uitvoeringsovereenkomst van het WOT-programma.

Evaluatierapport WOT-GB

Ik stel met tevredenheid vast dat de bevindingen van de ADR aantonen dat de opzet en uitvoering van de WOT-GB goed op orde zijn. Het totaalbeeld omtrent de uitvoering van dit WOT-programma is positief. De gebruikers zijn tevreden over de uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken en hebben vertrouwen in de adequate uitvoering door het CGN. Dat laat onverlet dat er enkele verbeterpunten op het gebied van sturing en ten aanzien van borging van onafhankelijkheid zijn geconstateerd.

Ik neem vanuit mijn opdrachtgeversrol de aanbevelingen van de ADR op het gebied van sturing en ten aanzien van borging van onafhankelijkheid over. In dat kader zal ik waar nodig de inhoud en aanpak van de WOT-GB nader uitwerken en de afbakening ten opzichte van onderliggende verdragen en samenwerking met het bedrijfsleven scherper vastleggen. Voorts heb ik Wageningen UR gevraagd de aanbevelingen die onder haar verantwoordelijkheid vallen zo snel mogelijk te implementeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven