29 683 Dierziektebeleid

Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2012

Met deze brief wil ik u informeren over de recente ontwikkelingen met betrekking tot het Schmallenbergvirus.

Verloop meldingen

Tot en met 26 juni 2012 zijn er 1 683 bedrijven gemeld met verschijnselen die kunnen wijzen op een besmetting met het Schmallenbergvirus. Daarbij ging het om 1 295 rundvee-, 350 schapen- en 38 geitenbedrijven. Tot nu toe zijn 1 284 rundvee-, 350 schapen- en 38 geitenbedrijven onderzocht, waarbij op 237 rundvee-, 107 schapen- en 6 geitenbedrijven het virus daadwerkelijk is aangetoond. Het virus is daarmee op 350 bedrijven aangetoond en op 1 322 bedrijven niet aangetoond. Op de overige 11 bedrijven loopt het onderzoek nog. Het aantal meldingen is de laatste weken sterk afgenomen. Op 29 mei 2012 is het laatste positieve misvormde kalf gemeld, op 1 april 2012 is het laatste positieve misvormde lam gemeld.

Internationaal volgt het aantal meldingen dezelfde dalende trend. De betrokken lidstaten van de Europese Unie hebben besloten om per 1 juni jl. nieuwe gevallen van het Schmallenbergvirus niet meer te melden aan de Wereld Organisatie voor Diergezondheid (OIE). De reden voor beëindigen van de meldingen is dat het Schmallenbergvirus niet langer voldoet aan de criteria voor melding. Het wordt door de OIE niet meer als een opkomende ziekte beschouwd in West Europa (het is inmiddels immers wijd verspreid) en het is ook geen zoonose.

Afschaffen meldplicht

Op 20 december 2011 heb ik een meldplicht ingesteld voor veehouders en dierenartsen. Misvormd geboren herkauwers moeten gemeld worden, waarna het lam of kalf wordt opgehaald voor nader veterinair onderzoek bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en het Centraal Veterinair Instituut (CVI). Op 2 februari 2012 is ook voor laboratoriummedewerkers een meldplicht ingesteld voor het melden van besmettingen met het Schmallenbergvirus. Het doel van de meldplicht was het verzamelen van gegevens, zodat meer bekend zou worden over de aard en omvang van de nieuwe, onbekende ziekte veroorzaakt door het Schmallenbergvirus. Inmiddels is dat doel bereikt; er is veel informatie verzameld over de klinische en pathologische verschijnselen bij pasgeboren kalveren en lammeren. Via een eerste onderzoek op antistoffen is duidelijk geworden dat het Schmallenbergvirus zich over heel Nederland verspreid heeft. De impact van de ziekte is beperkt gebleven, slechts op een beperkt aantal rundvee- en schapenbedrijven zijn klinische verschijnselen gemeld (respectievelijk op 3,7% en 2,5% van de bedrijven). Er zijn, na serologisch onderzoek bij mensen door het RIVM, geen aanwijzingen dat het Schmallenbergvirus zich naar mensen kan verspreiden. Internationaal is besloten om de meldingen van het Schmallenbergvirus aan de OIE te beëindigen. Er is geen Europese meldplicht ingesteld. Dit alles overwegende heb ik besloten om de nationale meldplicht voor veehouders en dierenartsen van misvormd geboren herkauwers en de meldplicht voor laboratoriummedewerkers af te schaffen. Het verloop van het Schmallenbergvirus kan verder voldoende gevolgd worden via de reguliere monitoring van dierziekten in Nederland, de Basismonitoring dierziekten (uitgevoerd door de GD).

Onderzoek naar het Schmallenbergvirus

Naast het verzamelen van gegevens via de meldplicht is sinds het begin van de ziekteuitbraak gericht wetenschappelijk onderzoek gestart door het CVI en de GD. De meeste van deze studies vinden plaats in samenwerking met buitenlandse onderzoeksinstituten.

Zo is er diagnostiek ontwikkeld om het virus en de antistoffen tegen het virus te kunnen aantonen. Met de antistoffentest zal een uitgebreide serologische studie worden gedaan om meer in detail de verspreiding van het virus op Nederlandse rundvee- en schapenbedrijven te onderzoeken. Er wordt onderzoek gedaan naar het verloop van de infectie in schapen en lammeren. Ook wordt onderzocht wat het verloop van een besmetting op een rundvee- en schapenbedrijf is en wat risicofactoren zijn voor een bedrijf om besmet te raken met het Schmallenbergvirus. Er wordt gekeken naar de verschillende knuttensoorten en mogelijke vectoren in Nederland en tot slot wordt het risico van sperma en embryo’s voor de overdracht van het virus onderzocht. De verschillende studies worden in 2012 en 2013 uitgevoerd en afgerond. De Europese Commissie heeft voor cofinanciering van het onderzoek 0,6 miljoen euro gereserveerd.

Vaccinontwikkeling vindt plaats door de farmaceutische industrie. Het op de markt brengen van een vaccin zal onder andere afhangen van de verwachte vraag naar een vaccin bij veehouders. Dit is een afweging die bij de producent ligt. Een vaccin kan worden toegepast zodra het een markttoelating heeft verkregen. Binnen de markttoelatingsprocedure beoordeelt de registratieautoriteit of de farmaceut de werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid voor mens, dier en het milieu voldoende heeft onderbouwd. Het samenstellen van een dossier door de farmaceut en de beoordelingsprocedure door de autoriteit nemen tijd in beslag. De huidige regelgeving biedt mogelijkheden om deze procedure in uitzonderingsgevallen te ondersteunen of te versnellen.

Export

De lidstaten van de Europese Unie waar het Schmallenbergvirus zich heeft voorgedaan zijn geconfronteerd met handelsbeperkende maatregelen van twintig landen buiten de EU. Deze maatregelen treffen de export van fokvee en genetisch uitgangsmateriaal van herkauwers, vooral runderen. De Europese Commissie zet zich er voor in om derde landen te bewegen om hun maatregelen in te trekken. Daar zal enige tijd overheen gaan. Voor de kortere termijn bieden de getroffen Lidstaten aan landen buiten de EU aanvullende gezondheidsgaranties aan met betrekking tot het Schmallenbergvirus. Welke garanties worden gegeven is in onderling overleg tussen de betrokken lidstaten besproken. In nauwe samenwerking met het bedrijfsleven is vastgesteld welke landen benaderd worden.

Afhandeling kosten in relatie tot het Schmallenbergvirus

Met de sector vindt op dit moment overleg plaats over de aanpak en de financiering van emerging diseases in brede zin en de verdeling van de verdenkings- en onderzoekskosten bij het Schmallenbergvirus in het bijzonder. Dit is noodzakelijk aangezien de huidige afspraken met de sectorpartners in het convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten zich strikt genomen beperken tot de financiering van aangewezen besmettelijke dierziekten (wat het Schmallenbergvirus niet is).

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven