29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 116 GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID JACOBI C.S.

Voorgesteld 19 april 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • de Europese visserijvloot de op twee na grootste vangsten heeft, na China en Peru, met ongeveer 5,1 miljoen ton vis per jaar;

  • Europese schepen door uitputting van de eigen visbestanden in toenemende mate vissen in wateren buiten de EU, waaronder in de diepzee en in wateren van armere landen in Afrika, Zuid-Amerika en in de wateren van de eilandenstaten in de Stille Oceaan;

  • dit leidt tot verlies van biodiversiteit en competitie met lokale visserijen terwijl vis voor vele lokale gemeenschappen een zeer belangrijke bron van voedsel en inkomsten is;

  • de Europese Commissie aangeeft dat overcapaciteit van de Europese vissersvloot een van de grootste problemen is in het visserijbeleid met in sommige delen van de vloot de capaciteit van 2–3 keer de maximum sustainable yield (MSY);

verzoekt de regering in de hervorming van het Europese Visserijbeleid de hoogste prioriteit te geven aan het effectief aanpakken van overcapaciteit en het voorkomen van ecologische en sociaal-economische schade, door:

  • zich ervoor in te zetten dat de Europese lidstaten gezamenlijk komen tot bindende afspraken om de vangstcapaciteit van de Europese vloot zo snel mogelijk in lijn te brengen met de hoeveelheid vis die nog in de wateren voorradig is;

  • te zorgen dat de nieuwe basisregulering een transitie mogelijk maakt van een vloot gedomineerd door grootschalige vangstschepen naar lokale kleinschalige, meer arbeidsintensieve visserijen die milieuvriendelijke en sociaal wenselijke vangstmethoden gebruiken met daarbij ook meer inspraak door vertegenwoordigers van de lokale kleinschalige vissers,

en gaat over tot de orde van de dag.

Jacobi

Grashoff

Van Gerven

Naar boven