29 668 Beleidsplan Crisisbeheersing

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2011

Hierbij reageer ik op uw verzoek om een brief van 12 oktober 2011 met nadere informatie over de regie bij de inzet van Amber Alert en de samenwerking en coördinatie tussen korpsen en het KLPD.

Regie over de inzet van Amber Alert

Bij de vermissing of ontvoering van een kind kan een Amber Alert worden uitgevaardigd door het Landelijk Bureau Vermiste Personen (LBVP) van het KLPD indien in beginsel aan de volgende omstandigheden is voldaan:

  • het vermiste kind is jonger dan 18 jaar;

  • er is onmiddellijk levensgevaar of directe vrees voor ernstig letsel;

  • er is voldoende informatie over het slachtoffer, een mogelijke ontvoerder of een gebruikte auto, zodat met een AMBER Alert de kans vergroot wordt dat het kind gelokaliseerd kan worden; en

  • er moeten geen redenen zijn om aan te nemen dat het kind zich in het buitenland bevindt.

Bij de uiteindelijke afweging zijn de omstandigheden van het concrete geval, gebaseerd op de op dat moment beschikbare informatie, doorslaggevend.

Wanneer er in eerste instantie geen aanwijzingen zijn voor een verdenking van een strafbaar feit en het derhalve gaat om de uitvoering van de hulpverleningstaak op basis van artikel 2 van de Politiewet 1993 geldt de volgende procedure:

Het LBVP vaardigt een Amber Alert uit op verzoek van een regionaal politiekorps en onder het gezag van de burgemeester. Zij vervult hierbij een toetsende, adviserende en faciliterende rol. Er kunnen situaties voorkomen waarbij het regiokorps en het LBVP verschillen van inzicht over de ernst van de vermissing en dus ook over het inzetten van AMBER Alert. In dit geval neemt de burgemeester als gezagsdrager – beide partijen gehoord hebbende – de eindbeslissing over de inzet van AMBER Alert.

In het geval dat er wel vanaf het begin van de vermissing een verdenking is van een strafbaar feit, zoals ontvoering of gijzeling, wordt onder het gezag van het OM een onderzoek gestart. Het regionaal politiekorps kan dan onder gezag van het OM het KLPD verzoeken een Amber Alert uit te vaardigen. Bij verschil van inzicht beslist het OM.

De samenwerking en coördinatie

Het LBVP van het KLPD vervult een ondersteunende en adviserende rol bij persoonsvermissingen. Op verzoek van een regiokorps adviseert zij onder meer over de te volgen mediastrategie, de inzet van Amber Alert en de toepassing van bijzondere middelen zoals speurhonden, de inzet van een helikopter, advies van een gedragskundige etc. De regiokorpsen melden in toenemende mate persoonsvermissingen bij het LBVP.

Om dit proces verder te ondersteunen voer ik een meldingsplicht in van de regionale korpsen aan het KLPD van de meest urgente vermissingen (categorie 1). In dit verband is van belang dat elk korps beschikt over expertise op het terrein van persoonsvermissingen voor de juiste beoordeling van de urgentie van de vermissing. Ik schrijf deze week een brief aan de korpsbeheerders waarin ik de meldingsplicht per direct invoer en aandacht vraag voor een snelle expertiseopbouw.op het gebied van persoonsvermissingen onder meer door de instelling van een coördinator persoonsvermissingen per korps. Ik zorg ervoor in mijn rol als korpsbeheerder dat het KLPD in staat is de meldingen op te volgen.

Op dit moment is de landelijke werkgroep vermiste personen bezig de laatste hand te leggen aan een rapport met conclusies en aanbevelingen om het proces te verbeteren. Dit is medio december klaar. Ik zal erop toezien dat de leerpunten worden verspreid en uitgevoerd. De organisatie en het werkproces van persoonsvermissingen incluis Amber Alert zal via het inrichtingsplan worden geborgd bij de Nationale Politie. Ik heb ook hiervoor reeds aandacht gevraagd bij de Kwartiermaker Nationale Politie. Inmiddels hebben we een aantal jaren ervaring met de inzet van Amber Alert en andere alerteringssystemen zoals burgernet, websites, SMS-alert, etc. Begin volgend jaar start het WODC een onderzoek naar de effectiviteit van de inzet van deze systemen en hoe het publiek dit ervaart.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven