29 651 UNCTAD

Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2012

Het lid De Lange van Uw Kamer heeft gevraagd om een reactie van de regering op berichten over mogelijke inperking van het mandaat van UNCTAD en de insteek van het kabinet in Europees verband met betrekking tot het mandaat van UNCTAD.

Vanuit Nederland zal niet op politiek/hoog ambtelijk niveau worden deelgenomen aan UNCTAD XIII, de vierjaarlijkse conferentie van UNCTAD te Doha, vanwege de verwachte beperkte uitkomsten.

UNCTAD kampt al jaren met het probleem dat het een te omvangrijk mandaat heeft gezien de relatief kleine organisatie, waardoor de kwaliteit van het werk in het gedrang komt en UNCTAD bovendien in het vaarwater komt van organisaties als UNDESA en UNDP. Nederland hecht waarde aan een aantal activiteiten (investeringen, mededinging, en handelsfacilitatie) die binnen het huidige mandaat van UNCTAD vallen. Voor het macro-economische onderzoekswerk is UNDESA beter geëquipeerd. Nederland heeft dit aspect in de discussies over de EU Raadsconclusies van 11 oktober jl. (bijgevoegd) telkens benadrukt1. De EU-raadsconclusies vormen ook voor de Nederlandse delegatie het handelingskader en zijn opgenomen in de koninkrijksinstructie die 30 maart jl. door de Rijkministerraad is goedgekeurd. In de EU-raadsconclusies stelt de Raad dat UNCTAD XIII niet buiten het bestaande mandaat van consensusvorming, onderzoek en technische assistentie moet treden. Bovendien stelt de Raad dat binnen dit mandaat UNCTAD zich vooral moet richten op de beleidsdomeinen waarin het comparatief voordeel heeft opgebouwd en een meerwaarde kan bieden. Daarbij zal de Raad de toekomstige activiteiten van UNCTAD in enkele beleidsdomeinen steunen (zie paragraaf 7a t/m f).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven