29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 165 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2022

Tijdens het debat over de regeringsverklaring op 19 januari (Handelingen II 2021/22, nr. 39, item 6) is de motie van het lid Segers c.s. (Kamerstuk 35 788, nr. 136) aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 39, item 7) die een onderzoek verzoekt door een breed samengestelde commissie naar de ontwikkeling van radicalisering en politieke polarisatie. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang en voorgenomen uitvoering van de motie.

Ik onderstreep de noodzaak om de democratische rechtsorde te beschermen en versterken. Zoals ik in mijn hoofdlijnenbrief 24 januari jl. (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 129) schreef is een belangrijke ambitie in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) «Versterking van de overheid met oog voor de menselijke maat, waarmee het vertrouwen van Nederlanders in de politiek en de overheid hersteld kan worden. Een overheid die mensen vooropstelt. Dat vraagt naar mijn mening om een gelijktijdige inzet op het beschermen én het vernieuwen van onze instituties en de relatie met de samenleving. Bescherming is nodig omdat wij veel waardevols in onze rechtsstaat en samenleving hebben dat onder druk staat, zoals de veiligheid van bestuurders en volksvertegenwoordigers. Beschermen vraagt ook om een grotere weerbaarheid van de democratische rechtsstaat.»1.

De motie sluit aan bij deze opgave. De motie haalt vele onderwerpen aan zoals de afname van vertrouwen, polarisatie, radicalisering, extremisme en maatschappelijke scheidslijnen en versterking van de democratische rechtstaat. Daarom heb ik de voorbereiding breed opgepakt. Een samenwerkingsverband is gevormd van Binnenlandse Zaken (inclusief de AIVD), Justitie en Veiligheid (inclusief de NCTV en de Nationale Politie) en die van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Samenleving en Integratie, inclusief de Expertise-Unit Sociale Stabiliteit en de Taskforce Problematisch Gedrag). Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is betrokken.

De breedte van de motie vraagt om een gedegen vooranalyse om de taakopdracht nader in te vullen (beide stukken komen uw Kamer toe met het instellingsbesluit). De betrokken ministeries beschrijven ontwikkelingen van de benoemde fenomenen met inbreng van expertise van het Sociaal Cultureel Planbureau. Daarnaast inventariseren zij bestaand beleid en identificeren openstaande vragen waarop de commissie kan adviseren. Ook is er oog voor de samenhang met de staatscommissie Rechtsstaat en de staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme. De Staatscommissie Rechtsstaat moet nog ingesteld worden. Over de taakopdracht van die Staatscommissie heb ik met uw Kamer gesproken op 14 april jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 711) De Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme is reeds ingesteld en zal zich vooral richten op wetenschappelijk onderzoek naar discriminatie en racisme in Nederland. Hierover heb ik u op 22 april jl. geïnformeerd. (Kamerstuk 30 950, nr. 301). De opdrachten van deze Staatscommissies kunnen raken aan thema’s waar deze commissie over zal adviseren, maar de inzet is dat de overlap beperkt zal zijn doordat de focus van iedere (Staats)commissie op een ander onderwerp ligt.

Ik richt me erop de taakopdracht en samenstelling van de commissie voor de zomer af te ronden. De commissie kan dan in september van start gaan. Oplevering van de aanbevelingen wordt voorzien in september 2023.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstuk 35 788, nr. 136

Naar boven