Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2015
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van 18 december 2014 is gesproken over de toelatingsvoorwaarden voor de pilot regelluwe
scholen. Hierop is mij verzocht de Kamer nader te informeren over de volgende punten:
-
• Welke scholen kunnen meedoen aan het experiment regelarme scholen?
-
• Aan welke toelatingsvoorwaarden moeten scholen voldoen?
-
• Mogen ook niet-excellente scholen meedoen?
Het uitgangspunt van het experiment is om scholen maximale ruimte te bieden door voor
deze scholen wet- en regelgeving op onderdelen buiten werking te stellen. Om deze
ruimte te kunnen bieden, zal op grond van de wettelijke experimenteergrondslag in
de WPO en de WVO (resp. artikel 176k en 118t) een experimenteer-AMvB worden getroffen.
Deze AMvB biedt aan regelluwe scholen alle afwijkingsruimte die genoemde bepalingen
in de WPO en WVO mogelijk maken. Dat betreft een hoeveelheid aan onderwerpen zoals
uitgangspunten, doelstellingen en inhoud van het onderwijs, de zorg voor zieke leerlingen,
onderwijstijd, rapportage over vordering leerlingen, schoolplan, schoolgids, scheiding
bestuur en toezicht, fusietoets, aansluiting bij samenwerkingsverbanden, bekwaamheidseisen,
toelating, ontwikkelingsperspectief, aansluiting bij klachtencommissie en tijdelijke
geschillencommissie passend onderwijs.
De afwijkingsbevoegdheid die de scholen krijgen is dus zeer ruim. Aan deze ruime afwijkingsbevoegdheden
verbind ik een aantal voorwaarden die de kwaliteit van het onderwijs en de verantwoordelijkheid
van de regering daarvoor afdoende waarborgen. Eén van die voorwaarden is dat deelnemende
scholen onderwijs van aantoonbaar goede kwaliteit moeten verzorgen. Zoals ik in mijn
brief van 6 november 2014 (Kamerstuk 29 546, nr. 18) aan uw Kamer heb gemeld, heb ik daarbij Excellente Scholen op het oog. Deze scholen
zijn beoordeeld door een onafhankelijke jury en hebben laten zien excellente prestaties te leveren. Hoewel de pilot zal starten met Excellente Scholen, is het
denkbaar dat op termijn ook andere scholen deelnemen, bijvoorbeeld scholen die in
het kader van de invoering van het gedifferentieerd toezicht het oordeel goed van
de Inspectie van het onderwijs krijgen. Deze categorie wordt momenteel in een pilot
beproefd en zal de komende jaren landelijk worden uitgerold. Voorop staat dat scholen
die deelnemen aan de pilot onderwijs van aantoonbaar goede kwaliteit verzorgen.
In aanvulling op eisen ten aanzien van de onderwijskwaliteit, verbind ik een aantal
aanvullende voorwaarden aan deelname en de mogelijkheid tot afwijking binnen de pilot.
De belangrijkste aanvullende waarborgen zijn:
-
• Scholen moeten instemming hebben van de medezeggenschapsraad voor deelname aan de
pilot en bij elke voorgenomen afwijking;
-
• Afwijking kan – conform het experimenteerartikel – alleen met het oog op verbetering
van kwaliteit of doelmatigheid;
-
• De toegankelijkheid van het onderwijs mag niet in het geding zijn;
-
• Afwijking mag de belangen van derden niet onevenredig schaden;
-
• Doorstroom mag niet belemmerd worden: er dient een eindtoets te worden afgenomen en
het civiel effect van diploma’s moet geborgd zijn.
Op deze wijze worden tegenover de geboden ruimte waarborgen gesteld voor de kwaliteit
van het onderwijs en de verantwoordelijkheid van de regering daarvoor.
Zoals aangegeven wordt voor de inrichting van de pilot een AMvB getroffen waarin bovenstaande
nader wordt omschreven. Deze AMvB volgt de voorhangprocedure en zal daarom aan uw
Kamer worden overlegd. Ik streef er naar om dit nog voor de zomer te doen. Ik ga op
dat moment graag met u het gesprek aan over deze nadere uitwerking.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker