nr. 57
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2006
Tijdens het algemeen overleg over arbeidsmarktbeleid op 8 februari
jl. (kamerstuk 29 544, nr. 56) heeft uw Kamer mij verzocht de kabinetsreactie
op het RWI advies «Huis houden op de markt» binnen 6 weken te
mogen ontvangen. Ik heb toegezegd deze kabinetsreactie zo snel mogelijk naar
de Tweede Kamer te sturen en indien de gevraagde termijn van 6 weken niet
haalbaar is, u hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Na beraad binnen
het kabinet is besloten de kabinetsreactie op een later tijdstip uit te doen.
Tot uitstel van de kabinetsreactie is besloten vanwege de SER adviesaanvraag
over de personenkring werknemersverzekeringen. Dit advies is door de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Financiën gevraagd.
Hierbij is verzocht het advies vóór 1 juli 2006 te mogen
ontvangen. De SER verwacht dit advies in mei uit te brengen.
Tussen het RWI-advies over de markt voor persoonlijke dienstverlening
en de advisering door de SER over de kring van verzekerde personen bestaan
namelijk belangrijke inhoudelijke raakvlakken. Dit is ook door de SER onderkend.
• Het RWI-voorstel impliceert in de eerste plaats dat aan persoonlijke
dienstverleners de keuzemogelijkheid wordt geboden (in overleg met opdrachtgever)
om al dan niet verzekerd (en dus premieplichtig) te zijn voor de werknemersverzekeringen
(terwijl zij op dit moment door de huishoudhulpconstructie zijn uitgezonderd).
Dit element zal ook door de SER moeten worden bezien in zijn advies over de
kring van verzekerde personen.
In het RWI-voorstel kunnen ook kleine dienstbetrekkingen onder de verzekeringsplicht
komen te vallen (namelijk in de gefiscaliseerde variant). In de SER-adviesaanvraag
daarentegen, wordt juist onderzocht hoe kruimelverzekeringen kunnen worden
beperkt.
• Het RWI-voorstel noemt een maximum van € 500,–
dat in totaal (bij alle opdrachtgevers tezamen) op maandbasis vrij van premies
en belastingen (en onverzekerd) mag worden bijverdiend. Dit bedrag
correspondeert met ongeveer 40% van het wettelijk minimumloon. Indien
meer wordt verdiend, is er sprake van belasting-, verzekerings- en premieplicht.
De huidige huishoudhulpconstructie houdt echter in dat de opdrachtnemer in
beginsel (full-time) onverzekerd arbeid kan verrichten in de persoonlijke
dienstverlening, zolang dit op doorgaans minder dan 3 dagen per week per afzonderlijke
opdrachtgever gebeurt. In de SER-advisering zal de door de RWI voorgestelde
grens bezien moeten worden. De opvatting van de SER is weer van betekenis
voor de kabinetsreactie.
Door de samenhang tussen beide adviezen acht het kabinet het wenselijk
dat op de afronding van het SER-advies wordt gewacht. De Raad streeft ernaar
dit advies gelijk met het SER MLT-advies (mei) uit te brengen.
Ik zeg u toe de kabinetsreactie op het RWI-advies «Huis houden op
de markt» maximaal 4 weken na afronding van het SER-advies personenkring
werknemersverzekeringen aan u toe te sturen.
Deze brief gaat in afschrift naar de SER.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof