29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 560 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2014

Tijdens de regeling van werkzaamheden in uw Kamer op 14 oktober 2014, heeft het lid Van Weyenberg een brief verzocht waarin wordt ingegaan op de opvattingen van het kabinet over het cao-stelsel. Hierbij voldoe ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aan dit verzoek.

Het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst is een zaak van sociale partners. De rol van het kabinet is daarbij randvoorwaardelijk. Het lid Van Weyenberg stelt dat het kabinet een belangrijke rol heeft bij de cao’s en verwijst hierbij naar de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en de Wet algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv). Deze ordenende wetten bieden de kaders waarbinnen sociale partners op basis van de onderhandelingsvrijheid en contractvrijheid hun verantwoordelijkheid kunnen uitoefenen voor de collectieve arbeidsvoorwaardenvorming. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de totstandkoming, inhoud en naleving van cao’s. Ook het avv-instrument is cao-volgend.

Met mijn uitspraak dat ik me als geïnteresseerd burger zou kunnen voorstellen dat er rondom de cao’s een paar interessante kansen liggen heb ik vooral terughoudendheid van het kabinet ten aanzien van de inhoud van cao’s willen onderstrepen. Kern van mijn betoog was dat het sluiten van cao’s een zaak is van gezamenlijk overleg tussen werkgevers en werknemers.

Hierbij geldt vanzelfsprekend dat ik dit alles heb gezegd in mijn hoedanigheid als Minister-President.

In deze context moet u mijn uitspraken bij BNR nieuwsradio zien waar u naar verwijst.

Mede namens de Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid,

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven