29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 449 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 februari 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van 7 januari 2013 inzake de voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Kamerstuk 29 544, nr. 427).

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan er daarbij vanuit dat de regering geen onomkeerbare stappen neemt, alvorens een reactie op de vragen en opmerkingen is gegeven.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 februari 2013.

Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De adjunct-griffier van de commissie, Lips

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De leden van de VVD-fractie hebben reeds ingestemd met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Nu het onderhavige besluit, dat uitvoering geeft aan deze wet, voorhangt, maken zij van de gelegenheid gebruik om hierover enkele vragen te stellen.

1.

In artikel I van het ontwerpbesluit wordt vastgelegd dat het vaststellen van loondagen in het kader van de Ziektewet conform de vaststelling van de Werkloosheidswet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen plaatsvindt. Wordt hiermee bedoeld dat een kalenderjaar telt als arbeidsverleden als iemand 208 uur gewerkt heeft in het desbetreffende kalenderjaar?

2.

Artikel II van het ontwerpbesluit biedt de mogelijkheid om voor een periode van maximaal zes maanden ontheffing te verlenen. Kan de regering toelichten wanneer een ontheffing verleend kan worden? Wat zijn daarvoor de toetsingscriteria?

3.

In verband met calamiteiten kan voor een periode van maximaal vier weken ontheffing worden verleend. Wat zijn de toetsingscriteria daarvoor? Kan de regering toelichten in welke gevallen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ontheffing verleent?

4.

Wat gebeurt er met verzoeken tot ontheffing, die na 1 januari 2013, maar voor de inwerkingtredingdatum van 1 juli 2013 plaatsvinden?

5.

In hoeveel gevallen wordt nu (in andere regelingen) gebruikt gemaakt van de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing van de in het ontwerpbesluit genoemde verplichtingen?

6.

In hoeverre is de regering voornemens om de mogelijkheid tot ontheffing ook te bieden in de toekomstige Participatiewet als gedeeltelijk arbeidsongeschikten onder het regime van de gemeente vallen?

7.

Het niet naleven van de verplichtingen, zoals genoemd in artikel III, wordt ingedeeld in de derde categorie. Wat wordt bedoeld met de derde categorie? Kan de regering tevens een overzicht geven van de andere categorieën?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben tegen de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters gestemd, omdat deze wet in de ogen van deze leden een vergaande verslechtering betekent van de sociale zekerheidsrechten en arbeidsmarktpositie van vangnetters. De rechten op sociale zekerheid van werknemers met tijdelijke contracten en of werkzaam via uitzendbureaus wordt hiermee verder uitgekleed. Dat is in de visie van de leden van de SP-fractie een onwenselijke ontwikkeling. Deze leden verwijzen voor alle bezwaren naar de eerdere inbreng op het onderhavige wetsvoorstel.

8.

Wordt het wetsvoorstel Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters ongewijzigd en volledig van kracht per 1 januari 2014?

9.

Vormt het onderhavige wetsvoorstel en het bijbehorende ontwerpbesluit onderdeel van de agenda en het gesprek met sociale partners?

10.

Kan de regering de voortgang van de gesprekken met sociale partners toelichten of toelichten waarom het onderhavige wetsvoorstel en het bijbehorende ontwerpbesluit geen onderdeel uitmaakt van de gesprekken?

11.

Wat zijn de koopkrachteffecten van de afzonderlijke besluiten zoals die door de regering worden voorgesteld?

II. Reactie van de minister

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

3

2.

Algemeen

4

1. Inleiding

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het schriftelijk verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

Alvorens de regering ingaat op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties, verdient het volgende opmerking.

Met de brief van 7 januari 2013 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uw Kamer het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: het Schattingsbesluit) voorgelegd.

Deze voorlegging geschiedt ter uitvoering van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure. Abusievelijk is er met deze brief een verkeerde bijlage meegestuurd. In plaats van het Schattingsbesluit, is namelijk het ontwerpbesluit tot wijziging van enige besluiten in verband met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (hierna: Verzamelbesluit), aan uw Kamer aangeboden.

Samen met deze reactie op het schriftelijk verslag wordt deze omissie hersteld en wordt aan uw Kamer alsnog het Schattingsbesluit aangeboden c.q. voorgehangen.

De inbreng van de verschillende fracties van 22 januari 2013 heeft derhalve geen betrekking op het Schattingsbesluit, maar heeft betrekking op het Verzamelbesluit (hoewel de voorhangprocedure daar niet voor geldt). In deze reactie gaat de regering in op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties bij het Verzamelbesluit.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. De leden van de VVD-fractie merken op dat zij reeds hebben ingestemd met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Nu het onderhavige besluit, dat uitvoering geeft aan deze wet, voorhangt, maken zij van de gelegenheid gebruik om hierover enkele vragen te stellen.

De leden van de SP-fractie merken op dat zij tegen de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters hebben gestemd, omdat deze wet in de ogen van deze leden een vergaande verslechtering betekent van de sociale zekerheidsrechten en arbeidsmarktpositie van vangnetters. Deze leden verwijzen voor alle bezwaren naar de eerdere inbreng op het onderhavige wetsvoorstel en stellen nu een aantal vragen.

Om de vragen zoveel mogelijk in samenhang te beantwoorden is een aantal vragen samengevoegd.

2. Algemeen

De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel I van het ontwerpbesluit wordt vastgelegd dat het vaststellen van loondagen in het kader van de Ziektewet conform de vaststelling van de Werkloosheidswet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen plaatsvindt. De leden van de VVD-fractie vragen of hiermee bedoeld wordt dat een kalenderjaar telt als arbeidsverleden als iemand 208 uur gewerkt heeft in het desbetreffende kalenderjaar.

Het antwoord op deze vraag van de leden van de VVD-fractie luidt bevestigend; inderdaad wordt hiermee bedoeld dat een kalenderjaar telt als arbeidsverleden als iemand 208 uur heeft gewerkt in het desbetreffende kalenderjaar.

De leden van de VVD-fractie merken op dat artikel II van het ontwerpbesluit de mogelijkheid biedt om voor een periode van maximaal zes maanden ontheffing te verlenen. Deze leden vragen of de regering kan toelichten wanneer een ontheffing verleend kan worden en wat daarvoor de toetsingscriteria zijn.

De wijziging onder artikel II van het Verzamelbesluit wordt getroffen uit het oogpunt van beleidsconsistentie. Voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) zijn thans al ontheffingen opgenomen in het Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheidswetten. Met het onderhavige Verzamelbesluit wordt de Ziektewet ook onder de reikwijdte van dit besluit gebracht. Dit betekent dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ontheffing van de verplichtingen kan verlenen bij mantelzorg, vrijwilligerswerk en bij calamiteiten, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden waaraan het UWV moet toetsen staan in het Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheid genoemd. Zo geldt bijvoorbeeld voor de ontheffing in verband met calamiteiten de voorwaarde dat van betrokkene tijdelijk redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij aan zijn verplichtingen voldoet in verband met een plotselinge, ernstige crisissituatie in de privésfeer. Hierop wordt in het antwoord op de navolgende vraag verder ingegaan.

De maximale duur is zes maanden bij mantelzorg en vrijwilligerswerk en maximaal vier weken bij calamiteiten.

Voorts merken de leden van de VVD-fractie op dat, in verband met calamiteiten voor een periode van maximaal vier weken ontheffing kan worden verleend. Zij vragen wat de toetsingscriteria daarvoor zijn. Tevens vragen zij of de regering kan toelichten in welke gevallen het UWV ontheffing verleent.

Het is juist zoals de leden van de VVD-fractie constateren, dat het UWV een ontheffing van maximaal vier weken kan verlenen van de verplichtingen gericht op werkhervatting, wanneer van de uitkeringsgerechtigde tijdelijk redelijkerwijs wegens een plotselinge, ernstige crisissituatie in de privésfeer niet kan worden verlangd dat hij aan zijn verplichtingen voldoet. Bij ernstige crisissituaties in de privésfeer kan worden gedacht aan een plotseling ernstig ziektegeval of een sterftegeval in het gezin of aan de situatie waarin de woning van de betrokkene is afgebrand. De ontheffing wegens een calamiteit duurt maximaal vier weken en kan niet worden verlengd. Na afloop van die periode kan immers niet meer worden gesteld dat er sprake is van een plotselinge ernstige crisissituatie.

De leden van de VVD-fractie vragen wat er gebeurt met verzoeken tot ontheffing, die na 1 januari 2013, maar voor de inwerkingtredingdatum van 1 juli 2013 plaatsvinden.

De voorgenomen wijzigingen van het Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheidswetten treden in werking met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze worden geplaatst. Onderdeel II van het ontwerpbesluit regelt dat deze wijzigingen terugwerken tot en met 1 januari 2013. Daardoor kan een verzoek om ontheffing van verplichtingen voortvloeiende uit de Ziektewet dat na 1 januari 2013 is ingediend, maar voor de inwerkingtredingsdatum van voornoemde wijzigingen, worden toegekend voor zover aan de voorwaarden om voor ontheffing in aanmerking te komen, wordt voldaan.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeveel gevallen nu (in andere regelingen) gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing van de in het ontwerpbesluit genoemde verplichtingen.

Het UWV levert geen structurele gegevens over het aantal afgegeven ontheffingen. Onderzoeksbureau Astri heeft over de periode van 1 november 2006 tot 1 november 2008 de toepassing van het Besluit ontheffing sociale zekerheidwetten onderzocht. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van de minister van SZW van 4 november 2010. Het onderzoek beperkte zich tot de Werkloosheidswet (WW). In de onderzochte periode is aan 5.110 WW-gerechtigden ontheffing van een of meer arbeidsverplichtingen verleend. Ongeveer 30% van deze ontheffingen heeft betrekking op een calamiteit. Circa 21% van de ontheffingen heeft betrekking op mantelzorg. Bijna de helft van de ontheffingen wordt verleend in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk.

In hoeverre is de regering voornemens om de mogelijkheid tot ontheffing ook te bieden in de toekomstige Participatiewet als gedeeltelijk arbeidsongeschikten onder het regime van de gemeente vallen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Het Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheidswetten heeft alleen betrekking op de wetten die door het UWV worden uitgevoerd. Voor gemeenten geldt dat de mogelijkheid om van verplichtingen ontheffing te verlenen thans is geregeld in de Wet Werk en Bijstand.

Voor de Participatiewet geldt, dat deze wordt uitgewerkt op basis van de Contourenbrief van 21 december 2012 en in een latere fase aan de Kamer zal worden voorgelegd.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het niet naleven van de verplichtingen, zoals genoemd in artikel III, wordt ingedeeld in de derde categorie. Zij vragen wat wordt bedoeld met de derde categorie. Tot slot vragen deze leden of de regering een overzicht kan geven van de andere categorieën.

De derde categorie houdt in dat de hoogte en duur van een op te leggen maatregel in verband met het niet naleven van een aan de uitkering verbonden verplichting, in beginsel wordt vastgesteld op 25 procent van het uitkeringsbedrag gedurende ten minste vier maanden.

De eerste categorie houdt in dat de hoogte en duur van een op te leggen maatregel in verband met het niet naleven van een aan de uitkering verbonden verplichting, in beginsel wordt vastgesteld op 5 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste een maand.

De tweede categorie houdt in dat de hoogte en duur van een op te leggen maatregel in verband met het niet naleven van een aan de uitkering verbonden verplichting, in beginsel wordt vastgesteld op 10 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste twee maanden.

De vierde categorie houdt in een blijvend gehele weigering van de uitkering in verband met het niet naleven van een aan de uitkering verbonden verplichting, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten (in dat geval is de derde categorie van toepassing).

De leden van de SP-fractie vragen of het wetsvoorstel Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters ongewijzigd en volledig van kracht wordt per 1 januari 2014.

Op 2 oktober 2012 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters aangenomen. Deze wet is gepubliceerd in het Staatsblad van 12 oktober 2012 (Staatsblad 2012, nr. 464). Het tijdstip van inwerkingtreding is geregeld in het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Staatsblad 2012, nr. 483). Op grond daarvan treden verschillende artikelen en onderdelen van de wet op een verschillend tijdstip in werking. Een aantal onderdelen is reeds in werking getreden per 1 januari 2013 en een aantal andere onderdelen zal in werking treden per 1 januari 2014, respectievelijk per 1 januari 2016. Conform de wens van een meerderheid van de Eerste Kamer is in het genoemde inwerkingtredingsbesluit geregeld dat de arbeidsverledeneis niet op 1 januari 2013, maar op 1 januari 2014 in werking treedt.

De leden van de SP-fractie vragen of het onderhavige wetsvoorstel en het bijbehorende ontwerpbesluit onderdeel vormt van de agenda en het gesprek met sociale partners. Voorts vragen deze leden of de regering de voortgang van de gesprekken met sociale partners kan toelichten en of de regering kan toelichten waarom het onderhavige wetsvoorstel en het bijbehorende ontwerpbesluit geen onderdeel uitmaakt van de gesprekken.

De Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters is aangenomen door beide Kamers en inmiddels in werking getreden. De wet als zodanig vormt dan ook geen onderdeel van de gesprekken met sociale partners. De bij de wet behorende besluiten vormen evenmin onderwerp van bespreking. Wel is – zoals ook is gemeld in de brief van 19 december 2012 over het overleg van het kabinet met de Stichting van de Arbeid – een projectgroep beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters ingesteld, waarin onder meer sociale partners zitting hebben. In deze projectgroep wordt onder meer – conform de afspraak in het Regeerakkoord tussen VVD en PvdA – gesproken over mogelijke alternatieven voor de arbeidsverledeneis. Over de voortgang van deze projectgroep wordt uw Kamer naar verwachting in het voorjaar van 2013 geïnformeerd, bij gelegenheid van de rapportage over de voortgang van het bredere overleg met sociale partners over de sociale agenda.

De leden van de SP-fractie vragen wat de koopkrachteffecten zijn van de afzonderlijke besluiten zoals die door de regering worden voorgesteld.

De voorgestelde aanpassingen in de diverse besluiten – die gedaan worden in het onderhavige ontwerpbesluit – behelzen een nadere uitwerking van een aantal onderdelen van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Deze aanpassingen zijn van technische aard en hebben geen inhoudelijke gevolgen. Van gevolgen voor de koopkracht van de afzonderlijke besluiten is dan ook geen sprake.

Naar boven